• er zijn diverse vormen van geheugen
  • geheugen is in hoge mate gedistribueerd door het gehele brein
  • modellen van geheugen zijn gebaseerd op onderzoek
    • is gebaseerd op gevonden eigenschappen  een ‘emerging property’

è een taak berust nooit op één geheugen alleen, leren kan met meerdere geheugens (dus: hersenstructuren)

• bv. kruispunt bij autorijden: eerder eigen gedrag (=episodisch) vs. Algemene regel (=semantisch) vs. gewoon doen (=procedureel, conditionering)

• STM: herhalen is in feite alleen nodig om betekenisloze kennis in ‘LTM’ te krijgen

• Baddeley & Hitch (1974): Working Memory (WM)
  • WM bevat informatie in LTM die we momentaan gebruiken
  • 3 onderdelen

1.phonological loop: verbale kennis (posterior parietaal cortex, meer LH)

2.visual/spatial sketchpad, relatie tussen visuele objecten (visuele-parietale cortex, meer RH)

3. central executive: actieve manipulatie (bv. 18+27=?): omschakelen tussen plannen, selectieve aandacht (dorsolateraal prefrontale cortex, parietal cortex, anterior cingulate, basal ganglia)

• expliciet: verbaliseerbaarheid: je weet dat je het weet
  • episodisch: kennis van persoonlijke gebeurtenissen
  • semantisch: kennis van algemene feiten

• impliciet (non-declaratief/procedureel): niet verbaliseerbaar: je herinnert je niet (precies) hoe je het doet, dat je het kan
• skills & habits: vaardigheden en procedures (autorijden, koken)
• conditioning: aangeleerde reflexen, gewoonten
• skills & habits en semantische kennis beginnen als episodische kennis, later onafhankelijk
  • bv. tijdens autorijden (= procedureel) denk je na enige oefening niet meer aan je rijlessen (= episodisch) of de verkeersregels (= semantisch)

• Hebb (1904-1985) en anderen, stelde voor (in 1949)
  • Short-Term Memory (STM): beperkte capaciteit (7±2), tijdelijke opslag,vergeten is verloren
  • Long-Term Memory (LTM): enorme capaciteit, min of meer permanente opslag, hints helpen bij ogenschijnlijk vergeten herinneringen
  • herhalen kennis in STM  opslag in LTM (consolidatie)