Menu

Je genen geef je door

Het allel voor proeven is dominant (A) en het allel voor niet-proeven is recessief (a).In een stamboom geef je een man met een vierkant en een vrouw met een rondje aan. Homozygoot betekent dat je twee gelijke allelen hebt (AA/aa), heterozygoot betekent dat je twee verschillende hebt (Aa). Als je een allel niet weet zet je een punt. Als je heterozygoot bent kan je drager zijn van een ziekte. Aandoeningen die X-chromosomaal overerven (bv kleurenblindheid) komen vaker bij mannen voor. Kruisingen waarbij gelet wordt op 1 kenmerk zijn monohybride kruisingen. De oudergeneratie in een stamboom heet P, de zonen en dochters F1 (fenotype dominant allel) en door onderlinge kruising van de F1-generaties ontstaat de F2-generatie (75 %fenotype dominant allel), dus de kleindochters en kleinzonen. Als 2 allelen evenveel invloed hebben levert dit een intermediair (tussenvorm) overerving. Als er meer dan 1 dominant allel is voor een eigenschap heet dat co-dominantie (bv bij bloedgroepen (A +B = AB)).

Lees meer...

Een mens is meer dan genen

Alle waarneembare eigenschappen vormen het fenotype, de genen vormen het genotype. Het fenotype is het gevolg van het genotype en van in- en uitwendig milieu. Het fenotype bij je geboorte is een aangeboren eigenschap. Het milieu heeft al voor de geboorte invloed op je. Dit is niet erfelijk, maar aandoeningen door slechtere genen wel. Sommige afwijkingen zijn erfelijk en beïnvloed door milieu. Van sommige eigenschappen (bv creativiteit) is het niet duidelijk of het genetisch is of komt door beïnvloeding. De nature-nurture (genen-opvoeding) tegenstelling is al jaren onderwerp van onderzoek. De meeste gegevens komen uit tweelingonderzoek. Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde genotype, onderlinge verschillen zijn toe te wijzen aan de omgeving. Twee-eiige tweelingen verschillen genetisch veel. Voor tweelingen is verschil in milieu minimaal.

Lees meer...

Wat je chromosomen ‘vertellen’

Je hebt twee geslachtschromosomen (bij een vrouw XX, bij een man XY), de andere chromosomen zijn autosomen. Het gespiraliseerde X-chromosoom bij vrouwen heet het lichaampje van Barr. Het SRY-gen zorgt totstandkoming van mannelijk geslacht. Chromosomen zijn zichtbaar in een karyogram (chromosomenportret), waarin je ziet of het juiste aantal chromosomen aanwezig is. Monosomie (ontbreekt 1/23 paren, lijdt tot miskraam) en trisomie (extra chromosoom) zijn chromosomale afwijkingen, als gevolg van een fout tijdens de meiose. De homologe chromosomen (m I) of chromatiden (m II) gaan niet uiteen (non-disjunctie). Trisomie van chromosoom 21 veroorzaakt het syndroom van Down.

Lees meer...

Je bent uniek

Genetica bestudeert hoe overeenkomsten/verschillen tussen organismen ontstaan en hoe/in welke mate eigenschappen vastliggen in genen/chromosomen. Het ontstaan van nieuwe combinaties van erfelijke eigenschappen door meiose en bevruchting heet recombinatie. Als tijdens de profase I de homologe chromosomen dicht bij elkaar liggen, kunnen chromatiden elkaar kruisen (crossing-over), waardoor er twee chromosomen ontstaan uit delen van beide homologe chromosomen. Mutaties dragen ook bij aan variaties. Mensen verschillen in genetisch opzicht maar 5 %.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen