Menu

Emancipatiemodel

  • Een ontwikkelingsmodel:
  • Trainen van de vaardigheden

  • Burgerschapsparadigma

  • Volwaardig burgerschap

  • Mensen met beperking krijgen een plaats in de samenleving als volwaardige burger

  • Goede kwaliteit van bestaan

  • Een evenwaardig bestaan voor elke burger

  • Keuze en controle

  • Burgers mogen zelf kiezen hoe te handelen en met wie ze een relatie aangaan.

  • Zelf uitvoering geven aan deze keuzen

  • Niet kunnen kiezen kan gedragsprobleem veroorzaken = orderpositie

  • Ondersteuning

  • Mensen met beperking zijn afhankelijk van anderen en op de ondersteuning van die mensen.

  • Ondersteuning en niet zorg = enkel op de gebieden waar ze hulp nodig hebben

  • Het is een stelling waar veel mensen achterstaan en die moeilijk te veranderen is.

  • Mensen die altijd in de orderpositie geduwd worden en nooit zelf mogen kiezen zullen vanaf ze de kans zien de boven positie nemen. Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

    Empowerment

  • = een filosofie die de autonomie van het individu centraal stelt Empowerment = het verlenen van kracht, van macht, in allerlei vormen, zowel fysiek, psychisch, sociaal en dit zowel formeel als informeel (dagdagelijkse werking).

  • Het is een proces dat van binnen uit door de persoon zelf gestuurd moet worden, maar het kan ook door de omgeving gestimuleerd of onderdrukt worden.

  • Het zelfwaardegevoel van mensen met een handicap is zeer laag waardoor ze die kracht niet meer kennen of weten zitten.

  • Empowerment zorgt ervoor dat er meer ruimte is voor initiatief van mensen met een handicap

  • 5 belangrijke doelen die zorgen dat het leven van iemand aangenaam is en dus van een betere kwaliteit:

    - Kiezen: bepalen wij alles voor hen of hebben ze ook een eigen inbreng?

    - Deelname/ aanwezigheid: in welke mate zijn ze aanwezig, nemen ze deel

    - Respect/ waardering: hebben ze ook een sociale status?

    - Mogelijkheden ontwikkelen: kunnen ze dat? = dingen die nodig zijn in het leven

    - HET BOUWEN AAN RELATIES

  • Hoe hoger de resultaten, hoe meer relaties. Door het aan te pakken nemen de relaties toe en worden de mensen krachtiger. Empowerment is zowel een individueel begrip als een maatschappelijk probleem

    Emancipatie

  • = vrijmaken van wat je beperkt (controle over je leven en wat je wilt doen)

  • Proces van minder afhankelijk en meer zelfstandig worden Persoonlijke emancipatie: een bepaalde persoon krijgt langzaam meer greep over zijn leven. Maatschappelijke emancipatie: mensen met verstandelijke handicap verwerft in de maatschappij gelijke kansen en rechten, krijgen een gelijkwaardige positie.

    Autonomie en emancipatie

  • = Kunnen zijn wat je wil en doen wat je wil  zelfstandigheid

  • Emancipatorisch begeleiden: het bevorderen van onafhankelijkheid en niet teveel zelfstandigheid

  • Door iemand alleen te leren eten stimuleer je zelfstandigheid, door iemand te leren kiezen wat hij eet, stimuleer je onafhankelijkheid

  • Emancipatie is het optimale evenwicht vinden tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid

  • Andere mensen moeten ruimte krijgen om waar mogelijk en zoveel mogelijk hun leven in te richten overeenkomstig hun eigen wensen en verlangens. Houvast moet worden gegeven vanuit een grondhouding van respect en acceptatie (heeft te maken met de kansen die je krijgt) 2.3.1.1. Relationele autonomie Zorg en afhankelijkheid zijn de kernelementen van het begrip.

    1. Emancipatie = relatie

    - Relatie is het belangrijkste werkinstrument om de emancipatie van bewoners te realiseren.

    - Hoe onze relatie met een bewoner is bepaalt het emancipatorisch begeleiden.

    2. Een sociaal netwerk

    - Bewoners =een zeer schraal sociaal netwerk. Enkel relatie met het personeel en andere bewoners.

    - Oplossing = werken met vrijwilligers

    - Contacten met ouders en familie zijn van onschatbaar belang

    Feitelijke autonomie = doen wat men graag doet.

  • Men voelt zich prettig bij wat hij doet en kan zich vinden in de omstandigheden zoals die zijn. Met betrekking tot keuzes maken gaat het bij feitelijke autonomie om de betekenis die een keuze heeft voor een individu. De keuze moet betekenisvol zijn. Dat het aansluit bij zijn identiteit en levensverhaal.

    1. Levensverhaal en identiteit:

    - Bewoners een betekenisvolle keuzemogelijkheden geven

    - Levensverhaal en identiteit van de bewoners kennen

    - Contact met de familie is van enorm belang

    - Emancipatorisch begeleiden: begin bij het begin. Kijk wat de bewoner heeft meegemaakt en hoe hem dat gevormd heeft.

    “het zit hem in de kleine dingen”:

    Kiezen van eten en drinken, kledij, …

    We moeten zoeken om de bewoners maximale inspraak kunnen geven

    Vb.: inrichting van de woonkamer

    Vb.: laat ze kiezen wat ze op hun boterham willen, maar niet uit 20 verschillende dingen. Laten kiezen binnen grenzen

    Communicatieve autonomie

    • Als je op het punt staat een belangrijke beslissing in je leven te nemen, ga je daar vaak met anderen over praten.
    • Overleg met het sociaal netwerk:
    • Alle betrokkenen moeten een stem hebben in het onderhandelingsproces
    • Communicatie:
    • Sommige bewoners kunnen hun verbaal niet uitdrukken en moeten beschikken over een communicatiesysteem.
    • Begeleider: gevoelig zijn voor de communicatieve gedragen van de bewoners
    • Onze expressieve communicatie moet afgestemd zijn op de communicatiewijze van de ander.
    • Voorwaarden om aan autonomie en emancipatie te kunnen werken
    • Een goede theorie
    • Een andere visie
    • Moet je vormen met de collega’s
    • Inzien dat de handicap niet alleen een biologisch gegeven is maar je kan het ook worden doordat je voorziening vaak minder kansen krijgt.
    • Een andere houding
    • Emancipatorisch werken: begeleiders helpen waar de persoon iets niet zelf kan.
    • Aangeleerde hulpeloosheid
    • Wanneer een persoon zich hulpelozer gedragen of voelen dan op grond van hun functionele beperkingen te verklaren is. vb. pauline die vraagt aan anderen om hun boterham te smeren terwijl ze het wel kon
    • Vaak maken wij mensen afhankelijker dan ze eigenlijk zijn
    • Het hulpverleningssyndroom
    • De neiging om hulp te verlenen, ook waar dit niet nodig is
    • Zo creëren wij een aangeleerde hulpeloosheid
    • De grens tussen vrijheid en veiligheid
    • Kansen geven maar toch zorgen voor hen veiligheid
    • De grens word voor elk individu anders bepaald
    • Kennis van de betrokkene persoon en kennis v/d ontwikkelingspsychologie is een hulp.
    • Recht op risico’s
    • Ze mogen berekende risico’s nemen (vb. tafel dekken)
    • De creativiteit en het probleemoplossend vermogen komt vaak pas in risicovolle situaties tot uiting.
    • Het is ook maar als iemand de kans krijgt om zijn eigen grenzen af te tasten dat hij die grenzen zal kunnen verleggen.
    • Respect (voor autnomie)
    • Respect is het middel om uitdrukking te geven aan de gelijkwaardigheid van de begeleider en de bewoner.
    • Opgepast voor de “tirannie van het normale”
    • Emancipatie: mensen kansen geven, om ze te laten worden wie ze willen zijn.
    • Vaak willen wij onze eigen normen opleggen, zonder dat dit voor de bewoners altijd betekent dat ze zich daarom beter gaan voelen.

2.4. Kwaliteit van leven = einddoel ervaart. QOL (quality of live): f *(IK/OK) + (“O”QOL) + (“S”QOL) + …?+


- IK: individuele kenmerken
- OK: omgevingskenmerken
- F: het functioneren (wordt bepaald door de confrontatie tussen IK en OK)
- “O”QOL: de meetbare elementen van QOL
- “S”QOL: subjectieve. Wat ervaar ik persoonlijk als kwaliteit in mijn leven (verschilt)

Kwaliteit van leven: objectieve beschrijvende elementen en subjectieve evaluaties met betrekking tot het fysieke, materiële, sociale en emotionele welbevinden in combinatie met de mate van
ontwikkeling en activiteit.

8 levensdomeinen:
- Emotioneel welzijn = je goed voelen
- Relaties
- Materieel welzijn = goeie huisvesting / voeding
- Zelfontplooiing = je mogelijkheden kunnen gebruiken
- Lichamelijk welzijn = vb. blokjes op de tanden
- Zelfbepaling
- Inclusie
- Rechten

Lees meer...

Psychodiagnostiek en beperkte begaafdheid

Over de noodzaak van psychodiagnostiek bij mensen met een beperkte begaafdheid
- Beperking in de ontwikkeling waarvan de ernst en de aard zorgvuldig gepeild wordt voordat
men een opvoedings- begeleidings- en behandelingsbeleid bepaalt.
- Veel mensen met een verstandelijke beperking en zwakbegaafde vertonen psychische
stoornissen
- Vooral bij mensen met autisme
- Hoge frequentie van voorkomen van diverse bijkomende beperkingen bij mensen met verstandelijke beperking (motorisch, bewustzijnsstoornissen, visus en gehoorbeperkingen)

De keuze van instrumenten

Mensen met een verstandelijke beperking zijn in psychodiagnostische opzicht een zeer weerbarstige populatie. Het minste wat we kunnen doen is tests en schalen toepassen die aan zo hoog mogelijke eisen voldoen. We moeten ons kritisch opstellen

- TESTS:
een toetsing van kwaliteit of geschiktheid van personen of zaken. Het is een praktisch stuk gereedschap waarmee de ergotherapeut een bepaalde functie of vaardigheid kan toetsen. Een goed geconstrueerde test die op de voorgeschreven manier wordt afgenomen, levert objectieve
informatie op”.

  • Handleiding van de test moeten duidelijk gevolgd worden

- VRAGENLIJSTEN:
een opsomming van onder elkaar geplaatste vragen. De vragen staan in een bepaalde volgorde
op papier en zijn gericht op een bepaald onderwerp.

  • Vragenlijsten worden veel gebruikt

- SCHALEN
hier gaan we na of bepaald in het instrument genoemd gedrag wel of niet aanwezig is.

  • Gradaties uitwisselen

Criteria voor test, schalen en vragenlijsten

VOLDOENDE PSYCHOMETRISCHE BASISKWALITEIT

- Hoge betrouwbaarheid

  • Een hoge tussenbeoordelaarbetrouwbaarheid: als meerdere verschillende mensen het afnemen mag je geen ander resultaat bekomen + een hoge stabiliteit

- Validiteit: meet het wat het moet meten?
- Normering: gebaseerd op duidelijk omschreven, omvangrijk en representatieve
normgroepen

OPTIMALE TOEPASBAARHEID BIJ MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKING

- Voorwaarden gesteld aan de groep onderzoeksgroep:

  •  minder begaafde onderzoekpersonen dienen ook betrokken te zijn.

- Normering voor duidelijk omschreven categorieën personen met een verstandelijke beperking
- Aanwijzingen voor de toepassing bij mensen met een verstandelijke beperking

  • Bv.: het berekenen van een profiel

VOLDOENDE PRAKTISCHE HANTEERBAARHEID

- De onderzochte:
Korte afneemduur: hoe korter de testafneming duurt, hoe beter. Mensen met een beperking hebben een korte concentratie duur

  • Doelplezier uitlokkend: aansprekend materiaal, leuke opdrachtjes

- De onderzoeker:

  • Korte afneemduur
  • Heldere, eenvoudige instructie
  • Overzichtelijk en gemakkelijk te hanteren materiaal
  • Gemakkelijk in te vullen formulier
  • Korte uitwerkingsduur, weinig potentiële foutenbronnen bij het scoren
  • Een heldere basistheorie

- Algemeen:

  • Stevig testmateriaal
  • Zo laag mogelijke aanschafkosten
  • Zo laag mogelijk (terugkerende) kosten van formulieren,….

Er dient op zijn minst een gestandaardiseerde, Nederlandse vertaling van handleiding en instrument te bestaan, die liefst in de handel verkrijgbaar is.

HET INSTRUMENT IS BEOORDEELD DOOR DE COTAN
COTAN = Commissie Testaangelegenheden van het NIP.

De 7 categorieën waarop beoordeeld wordt:

- Uitgangspunten van de testconstructie

  • Het gebruiksdoel en de meetpretentie moeten zijn aangeven als ook de theoretische achtergronden en de operationalisatie worden beoordeeld
  • De meetpreventie bepaalt welk type normerings-, betrouwbaarheids- en validiteitsonderzoek moet worden verricht

- Kwaliteit van het testmateriaal en de handleiding (2+3)

  • De scoring, testopgaven, instructies
  • Ondersteuning bij afneming van het instrument en interpretatie uitkomsten

- Normen

  • Welke normen worden er gesteld? En wat is de kwaliteit ervan?

- Betrouwbaarheid

  • De kwaliteit en de uitkomsten van de verschillende typen onderzoeken

- Begrips- en criteriumvaliditeit (6+7)

  • De kwaliteit en de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek worden beoordeeld
  • De hoogte van de uitkomsten worden beoordeeld

BEPERKTE KWANTITEIT TOE TE PASSEN TESTS, SCHALEN EN VRAGENLIJSTEN

Dit heeft niet direct met de tests of de schalen zelf te maken. Frequent gebruik van een
betrekkelijk klein aantal instrumenten of een zo uniform mogelijk instrumentgebruik is heel
belangrijk. De voordelen hiervan:

  • Grotere inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid
  • Mogelijkheid tot langere termijnvergelijking en effectmeting van een behandeling
  • Grotere eenduidigheid binnen allerlei vormen van onderzoek
  • Betere basis voor registratie, epidemiologisch of zorgbehoeftenonderzoek

Tests versus schalen en vragenlijsten

- Zie definities

Test
- de te onderzoeken persoon moet zich in veel opzichten aanpassen

  • Tijdstip
  • Plaats : een speciale ingerichte ruimte
  • Persoon van de onderzoeker: meestal een onbekend iemand
  • Aard en hoeveelheid van taakjes: moeilijk of makkelijk

- De ergste mate verstandelijk beperkte mensen hebben veel tijd nodig om zich aan te passen
aan wijzigingen en min of meer onbekende situaties.

  • Gevolg testonderzoek: een minder betrouwbaar resultaat

- Dergelijke reacties (angst, vrees,…) op de testsituatie vormen waardevol observatiemateriaal
- Een momentopname


Schaal:
- De persoon wordt beoordeeld op allerlei aspecten van zijn/haar functioneren in de natuurlijke, dagelijkse situatie
- Duidelijke voordelen boven de testgebruik:

  • Betrokkene wordt niet verstoord
  • Betrokkene wordt beoordeeld op zijn ‘gewone’ gedrag
  • Begeleiders en/of ouders leveren een bijdrage aan de diagnostiek  betrokkenheid
  • De hulpverleners krijgen een zo zuiver mogelijk beeld wat aansluit bij de hulpvraag
  • Geen vertaling naar de praktijk.

- Er kan heel veel berekend worden met schalen

- Als het echter gaat om nauwkeurige en gedifferentieerde meting van de functies die samen
de intelligentie vormen, of uitval van functies dan is testonderzoek in de een-op-een situatie
onmisbaar.

Vragenlijsten: tussen test en schalen
- Informant is de cliënt zelf -> HET GROTE VERSCHIL MET SCHALEN
- Slechts zwakbegaafde en licht verstandelijke cliënten komen in aanmerking
- Verschil tussen vragenlijst en test = het ongedwonge en minder prestatieve karakter van het
invullen van vragenlijst (geen tijdslimiet, geen kennisvragen). De persoon voelt zich meer op
ze gemak bij een vragenlijst.
-> CONCLUSIE: schaalonderzoek zijn het best in de zorgsector. Maar in een aantal opzichten blijft in het bijzonder testonderzoek onmisbaar

Andere indelingen in het psychodiagnostisch intertrumentarium
Beide instrumenten sluiten elkaar niet uit maar ze vullen elkaar aan

Meetpretentie: (1e indeling)
- De cognitie, ontwikkeling of de intelligentie
- Specifieke domeinen, vaardigheden of stoornissen (lezen, taal, dementie, ..)
- Sociale en emotionele, persoonlijkheid (sociale redzaamheid, gevoelens, beleving,…)

Doelgroep: = 2de indeling

- Een groot deel is ontwikkeld voor de gemiddeld-normale populatie

  • Vergelijking van de mogelijkheden van mensen met een beperkte begaafdheid met die van gemiddeld- normale leeftijds- en seksgenoten is van fundamenteel belang
    • Zo kan er gezien worden als en sprake is van een tekort en wel een zodanig tekort
    • Zo kan de ernst en de aard van het tekort alleen aangegeven worden in vergelijking met de normaliteit . -> belangrijk voor ouders en begeleiders waar de tekorten zijn en hoe groot.
    • Tenslotte is het kunnen vergelijken met de normale ontwikkeling in wetenschappelijk opzicht van belang


- Instrumenten specifiek voor mensen met verstandelijke beperking

Diagnostische instrumenten voor mensen met beperking

1) SIS = Schaal Intensiteit van Ondersteuning behoeften OF SUPPORT INTENSITY SCALE
- Meet: de aard en de intensiteit van ondersteuningsbehoeften van mensen met
verstandelijke beperking of andere ontwikkelingsstoornissen
- Doelgroep: volwassen en ouderen
- Soort instrument = schaal

2) AUTISME: AVZ – R
- Naam: Autisme- en Verwante Stoornissenschaal-Z-Revisie
- Meet: Als operationalisatie van het DSM- en ICD concept. Classificatie in de categorieën:

  • N (= Niet- pervasief gestoord)
  • T (= Twijfelachtig wel/ niet pervasief gestoord)
  • Pervasief = stoornis die alle domeinen van de ontwikkeling bedreigd
    • PDD (= Pervasief gestoord) = autisme

- Doelgroep: kinderen, volwassenen met een verstandelijke beperking van elle niveaus van
functioneren en zwakbegaafde personen. Leeftijdsbereik: 2-70 jaar
- Soort instrument: schaal

3) EMOTIONELE BELEVING: DE SEO
- Naam: Sociaal- Emotionele Ontwikkelingslijst of Schatting Emotionele Ontwikkeling
- Meet: het vaststellen van de sociaal- emotionele ontwikkelingsfase waarin betrokkene zicht
bevind. Het geeft begeleidingsadvies
- Doelgroep: Verstandelijk beperkte kinderen en volwassen van alle niveaus van functioneren
- Soort instrument: conflicthantering/ vragenlijst

4) MEERVOUDIGE HANDICAP: Fröhlich- observatieschaal
- Meet: de algemene ontwikkeling: beweging, waarneming, communicatie, somatisch
- Doelgroep: lagere ontwikkelingsleeftijd + 12 maanden

5) SOCIALE REDZAAMHEID: DE VINELAND-Z
- Meet: De sociale redzaamheid kwalitatief en kwantitatief vastleggen
- Doelgroep: Kinderen en jeugdigen van alle 4 niveaus van verstandelijke beperking. 0-18jaar.
Bij onze zorgsector ook volwassen en zwakbegaafden
- Instrument: schaal

6) STOREND GEDAG/ PROBLEEMGEDRAG: DE SGZ
- Meet: storend gedrag ofwel niet-adaptief, gedrag problematisch functioneren kwalitatief en
kwantitatief vastleggen.
- Doelgroep:

  • bezoekers kinderdagcentra: 3-7 jaar
  • zeer moeilijk lerende kinderen: 7-18 jaar
  • inrichtingsbewoners: 7-45 jaar
  • dagcentra voor volwassenen: 17 - … jaar
  • matig- licht verstandelijke beperkt of lager niveau: 3- …jaar

- INSTRUMENT: schaal

Lees meer...

Vroege embryogenese

- Tentamen (60%)

- Minireview (15%)

- Presentatie (15%)

- DGO opdracht (10%)

Vroege embryogenese

‘Carnegie stages’ gaan we tijdens het practicum nog behandelen; in welke fase bevindt een embryo zich op basis van bepaalde kenmerken.

Abnormale ontwikkeling: risicofactoren en gevoeligheid

Wanneer gaat het nou mis? Het kan aan twee van de verschillende partijen liggen, namelijk aan het embryo = embryonaal (genetisch; omdat de ouders beide dragers zijn of omdat het spontaan is ontstaan, bv. mutatie) of aan de moeder = maternaal (ook genetisch, bv. diabetes of door omgevingsfactoren, bv. door infecties: toxoplasmose, parvovirus, rubella). Een andere groep van factoren zijn drugs of medicijnen, zoals alcohol, softenon (thalidomide), valproine zuur, cocaïne, heroïne. Onder omgevingsfactoren kan men onder andere roken, blootstelling aan chemicaliën of aan zware metalen verstaan. Een laatste factor kan dieet zijn, denk aan gebrek aan foliumzuur.

Teratologie = de leer van stoffen en toestanden die schadelijk zijn voor de ongeboren vrucht. Teratogeen = terato- : grieks voor monster, -geen: veroorzakend. Teratogenen zijn stoffen of toestanden die tijdens de zwangerschap de normale ontwikkeling verstoren en prenatale schade veroorzaken. Het effect is afhankelijk van de hoeveelheid, het tijdstip, de wijze en het patroon van blootstelling aan de stof. Mogelijke effecten kunnen zijn: dood, misvorming, groeistoornissen en/of functievermindering. Je ziet dat embryo’s van ongeveer twee weken nog buiten het bereik van die stoffen liggen. Vanaf week 3 zie je dat de embryo’s heel erg gevoelig zijn voor deze stoffen, deze gevoeligheid is afhankelijk van het orgaansysteem.

Van bevruchting tot twee-lagige kiemschijf (bestuderen in Langman en in samenvatting) De zaadcellen hebben het proces van capacitatie ondergaan in de tractus (= vagina en eileiders), waardoor ze kunnen binden aan een receptor in de zona pellucida (ZP3) zodat ze deze kunnen penetreren. Dan volgt de fusie met de eicelmembraan en dit wordt gevolgd door de corticale reactie welke leidt tot een wijziging van ZP3. Hierdoor kan geen enkele andere zaadcel meer binden. Dan volgt de 2e meiotische deling, met name de afsluiting, hierbij gaan de zusterchromatiden uit elkaar. Tenslotte worden de pronuclei gevormd. In de 1e week zie je de bevruchting en na de eerste celdeling de klievingsdelingen. Eerst krijg je dan de morula en daarna de blastocyst (tegelijkertijd het transport door de eileider). Vervolgens zie je de innesteling in het baarmoederslijmvlies (= nidatie). Holtevorming

In de 2e week wordt het embryo 2 lagig en ontstaan de holtes. De blastocyst bestaat uit de trofoblast, de embryoblast en de blastocoel. Een paar dagen later is er van alles veranderd. De embryoblast is gedifferentieerd in de hypoblast en de epiblast. Onderaan zie je de dooierzak, bovenop het amnion. Rond dag 14 zijn in de syncytiotrofoblast lacunes ontstaan. Je ziet ook dat er extraembryonaal mesoderm is afgezet. Verder is het gehele embryo opgenomen in het baarmoederslijmvlies.

Tweelingen: bij dizygote tweelingen heb je twee onafhankelijke eitjes en dus twee embryoblasten, ze krijgen beide een eigen placenta. Bij monozygote tweelingen, hangt het er van af wanneer de eicel splitst. Als dit vroeg gebeurt (binnen 72 uur na de bevruchting) dan kunnen ze ook nog beide een aparte placenta hebben (= di-amniotisch en di-choriaal).

Iets later (3 tot 8 dagen na de bevruchting) hebben ze allebei nog wel een eigen amnion (diamniotisch en mono-choriaal). Nog later (8 tot 12 dagen na de bevruchting) hebben ze alles gemeenschappelijk (mono-amniotisch en mono-choriaal). Na dag 13 kun je een siamese tweeling krijgen.

Korte samenvatting: in de 2e week wordt het embryo tweelagig en nestelt zich in. Rond dag 15 zijn er 3 holten ontstaan: de dooierzak, het chorion en het amnion.

Gastrulatie: van twee naar drie lagen

Dit is het proces waarbij de drie kiemlagen van het embryo worden gevormd. Dus je gaat van 2 lagig (epiblast, hypoblast) naar 3 lagig (ectoderm = buitenste laag, mesoderm = middelste laag, endoderm = binnenste laag). Dit proces vindt plaats in de 3e week van de ontwikkeling, in de vierde week ook nog een beetje, namelijk het caudale deel van het embryo. Tijdens dit proces begint in de epiblast de primitief streep te ontstaan. De primitief streep is een lang gerekte verdikking van epiblast cellen die, vroeg tijdens de gastrulatie, op de caudale middenas van het embryo gevormd wordt ten gevolge van beweging van cellen in de richting van de middenlijn. Deze streep ontwikkelt zich in een groeve waardoor cellen naar de binnenkant van het embryo kunnen bewegen om endoderm en mesoderm te vormen. De primitief streep verlengt in craniale richting en trekt vervolgens terug in de caudale richting. Je ziet een nieuwe groeve ontstaan: de neurale groeve. Dit gebeurt nadat de chorda dorsalis is afgezet. Met de vorming van de primitief streep zijn ook de lichaamsassen gedefinieerd.

Samengevat je begon met een blastocyst. Deze bestaat uit de trofoblast en de embryoblast. De embryoblast gaat zich splitsen in de hypoblast en de epiblast. uit de hypoblast ontstaat dan het extra-embryonale endoderm waaruit de dooierzak ontstaat. Uit de epiblast ontstaat amnion ectoderm en embryonale epiblast. Hieruit ontstaan de primitief streep en uiteindelijk daardoor het embryonale mesoderm en endoderm en los daarvan het embryonale ectoderm. Oftewel de drie kiemlagen.

Uit de drie kiemlagen ontstaan uiteindelijk de volgende orgaansystemen:

- Ectoderm: opperhuid en afgeleiden (haren, zweetklieren) en zenuwweefsel.

- Mesoderm: bewegingsapparaat (spieren, pezen, botten, kraakbeen, gewrichten en banden), vasculair systeem (hart en bloedvaten) en het urogenitaalsysteem (nieren en geslachtsklieren).

- Endoderm: epitheel van darm en daarvan afgeleide klieren zoals pancreas en lever. Er zijn twee plaatsen waar geen mesoderm gevormd wordt: bij het buccopharyngeaal membraan (wordt de mondholte) en bij het cloacaal membraan (wordt de anus en urogenitale sinus).

Differentiatie van het mesoderm

Je kunt vier verschillende onderdelen onderscheiden in het mesoderm: de chorda dorsalis (= notochord, ligt aan de rugzijde), het paraxiale mesoderm, het intermediaire mesoderm en het laterale mesoderm. De chorda dorsalis ontstaat doordat epiblastcellen door de knop migreren en deze gaan meteen door naar voren (craniaal). Op dag 16 heb je dus de maximale lengte van de primitiefstreep. Na dag 16 zie je dat de chorda dorsalis gevormd wordt en steeds langer wordt. De chorda wordt langer ten koste van de primitief streep. De chorda is een mesodermale, elastische staaf. Hij loopt langs de gehele rug van dier of mens en ligt ventraal t.o.v. de neurale buis en induceert deze. Verder specificeert ie het ventrale paraxiale mesoderm en is in het volwassen stadium aanwezig als nucleus pulposus in tussenwervelschijven (hernia).

Embryonale krommingen

In de 4e week kromt de drielagige kiemschijf in het transversale vlak (dwars richting), waardoor een cilinder-vorm ontstaat. Tegelijkertijd kromt het embyro in het longitudinale vlak (lengterichting), waardoor de cilinder aan de toppen gesloten wordt en ook gebogen raakt. Het amnion zet uit en groeit om het hele embryo heen, hierdoor ‘vouwt’ het embryo. Waarom hebben we deze vorm en zijn we geen bolletjes? Door de chorda, deze zorgt dat we niet zo hard meekrommen op de lengte-as.

De longitudinale kromming zorgt ervoor dat de hartaanleg van craniaal naar ventraal wordt verplaatst. Daarnaast leidt deze kromming tot het ontstaan van de voor- en einddarm. De laterale kromming leidt er toe dat het embryo en alle bijbehorende structuren cilindervormig worden (je krijgt dan een buis in een buis).

Samenvatting

• Abnormale ontwikkeling kan een genetische of maternale oorzaak hebben. De embryonale periode is het meest gevoelig voor verstoring.

• De tweelagige kiemschijf en embryonale holten worden gevormd in de tweede ontwikkelingsweek.

• De drielagige kiemschijf wordt gevormd in de derde ontwikkelingsweek (gastrulatie): invaginatie van epiblast cellen door de primitief streep resulteert in de vorming van embryonaal endoderm en embryonaal mesoderm.

• De drie lichaamassen worden bepaald voor en tijdens de gastrulatie.

• De chorda dorsalis ontstaat uit epiblast cellen die door de primitiefknop migreren.

• In de vierde ontwikkelingsweek kromt het embryo in laterale en longitudinale richting.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen