Menu

SOCRATES (469 – 399 v.Chr.)

- & Plato: zochten objectieve, onveranderlijke en redelijke basis voor ethiek.

- belangrijkste tegenspelers: de sofisten.

=> proffen/wetenden die reizen om de jongste mannen politiek en deftig te leren spreken, argumenteren en redeneren. Zij werden hiervoor voor betaald.

 Socrates: leerde dit ook mensen aan, maar vertelde gewoon rond op straat, maar wou niet betaald worden. Anders kan je nooit volledig waarheid spreken wegens belangenconflict aangezien je betaald wordt.

- probeert mensen zelf kritisch op zoek te doen gaan naar wat goed en rechtvaardig is.

Socrates = soort ‘horzel’ die voortdurend probeert mensen ervan te overtuigen dat hun kennis slechts een illusie of een mening is.

+ stelt ook dat als mensen slecht handelen dat dat komt omdat zij het goede niet kennen.

=> de INTELLECTUALISTISCHE ETHIEK van Socrates

= Wie het goede kent, zou het goede doen.

KRITIEK hierop: * Aboulia (de wilszwakte)

  • Akrasia (de onbeheerstheid)

Mensen weten vaak wel wat goed is voor hen, maar toch doen zij iets anders.
TEGENARGUMENT Socrates: Die mensen zijn nog niet genoeg doordrongen

met de wetenschap van het goede.

(Dit soort denken van het goede leven kan je straks linken met het ziel-lichaam verhaal omdat je ziel moet loskomen om zuiver te kunnen denken)

Socrates werd veroordeeld door Athene wegens sofisterij en uiteindelijk ter dood veroordeeld met de gifbeker omdat hij niet wegging .
GEVOLG: Plato begon na te denken over hoe we een samenleving konden maken die Socrates, een integer man, niet zou doden.

Lees meer...

Het socratische niet-weten en de platonische ideeënleer

Vanaf -450 verschuift het landschap van de kleine steden naar Athene dat een eigen vloot en leger had. Athene wordt een krachtige stadsstaat en er is een soort van democratie. (Vrije rechmatige burgers die grond hebben mogen zegje doen, vrouwen/kinderen/buitenlanders/mensen zonder grond niet)

=> op de agora werd alles besproken en het werd belangrijk mensen te kunnen overtuigen en leren politiek te spreken en redeneren.
=> Wat filosofen leren ontwikkelen bij die mensen en hun kinderen.

Met deze tijd verbonden zijn:

  • SOCRATES (leermeester van Plato)
  • PLATO (leermeester van Aristoteles)
  • ARISTOTELES (leermeester van Alexander de Grote)

Er is dus een verschuiving van een archaïsche structuur, waarin alles (inclusief maatschappelijke regels) vastligt omwille van religieuze en mythische redenen, naar een nieuwe vorm waarin de rede een belangrijke plaats inneemt. Men begint meer na te denken over zaken zoals:

- Het goede leven

- Structuur van de werkelijkheid (ONTOLOGIE)

- Waarden/Normen

- De Staat

Lees meer...

DE MEETKUNDIG MODEL

=> gaat staan voor het ware denken. Ze bevat waarheden die empirisch wel geïllustreerd maar niet geverifieerd kunnen worden. Deze pogingen tot verificatie hebben ook totaal geen zin. (in realiteit kan men niet aantonen dat twee snijdende rechten elkaar oneindig ver niet nog eens snijden)

De begrippen van de meetkunde bestaan immers slechts als ideële begrippen en hun objectiviteit ligt in het feit dat zij geenszins tot de zintuigglijke werkelijkheid behoren.

Het gevolg van dit denken en deze ontwikkeling was dat er in de Westerse wereld totaaldenkers waren. Vb: Descartes, Aristotoles, Mill, Leibniz, Smith … De verwondering werd losgelaten op alle aspecten van het leven. Vaak waren zij wiskundigen, filosofen, … Die combinatie zorgde ervoor dat men naar objectiviteit evolueerde. Zo kan men filosofie bekijken als een boom waaraan alle takken van de wetenschap ontsproten.

Vandaag: Kan men zich vandaag de dag nog verwonderen?

Natuurlijk, elke dag kan je nadenken bij dingen die vanzelfsprekend of niet van zelfsprekend zijn. En ook vandaag de dag verwondert men zich nog, maar misschien alleen iets specifieker en gespecialiseerder.

Zo zijn bijv. meer dan 1000 boeken over bedrijfsethiek per jaar, terwijl vroeger een filosoof uniek was en beetje alles wist wat er te weten viel.

  1. Extra

 Mythologie = Gesloten dialoog (Geen discussie mogelijk)

- Religie = Religieuze autoriteiten hebben het laatste woord (vb Inquisitie, …)

- Filosofie = Bevraagt vanzelfsprekendheden, biedt argumenten aan in discussies over politiek …

  • Rede wordt een centraal element = Logocentrisme
  • Leidt tot het ontstaan van de wetenschap

Lees meer...

Andere voorbeelden van dit anders denken:

Vb1. HYPOCRATES gaat meer analytisch naar geneeskunde kijken i.t.t. het zijn als krachten van de goden en het lot.

(“Eed van Hypocrates”= een waarde met uitzonderlijk respect voor het leven)

Vb2. ANAXAGORAS stelt dat de zon een grote vuurbal is (wereld) i.t.t. een goddelijk figuur dat men voorheen dacht (leefwereld)

Vb3. PARMENIDES:

“’Het zijn’ is alles!” “Het zijn is en kan niet ‘niet-zijn’!”

= ‘het worden’, dat wat we empirisch vaststellen , kan niet logisch worden gedacht, maar we kunnen enkel stellen dat het er is.

Vb4. HERACLITUS:

Was ook bezig met de vraag hoe alles nu juist in elkaar zit. Hij stelt:
1. De werkelijkheid is:

1) Eeuwig vervloeien/veranderen

Vb. Ik sta in een rivier en die is nooit hetzelfde want die beweegt.

2) Weerspannige harmonie (paradox)

Spanning is constitutief en nodig om samenleving draaiende te houden. De mogelijkheid om te winnen en te verliezen zorgt voor beweging.

Vb. De lier: boog + snaren staan voortdurend in spanning want als deze er niet is, dan is er ook geen muziek.

Vb. Man & vrouw: kunnen elkaar niet uitstaan maar kunnen ook niet zonder elkaar.

  1. Relatief

Vb. Water in de zee (zout) is voor een vis fantastisch maar voor ons vies.

2. Er is stabiliteit door de logos.

Men moet inzicht hebben in de wet van de verandering om zo stabiliteit te brengen in de samenleving, in het leven.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen