Menu

Autonomie

Steden kenden een eigen recht

ontstond door een eed die de stedelingen elkaar zwoeren om elkaar te helpen in nood (“coniurationes”)

- bij eedbreuk haalde men de woede van anderen en van God op zich

- bevolking was meestal van overal afkomstig en konden vaak nog opgeëist worden door hun leenheer

Stadsrechten: chartres

- Stedelingen konden niet beperkt worden in bewegingsvrijheid / partnerkeuze / winst etc.

- Dit recht gold voor alle burgers van een stad, waar deze zich ook bevond

- stadsbestuurders eisten dit recht voor hun burgers op, wat menigmaal tot conflicten leidde.

Vrijheidsstrijd van de steden: XI – XII

- Soms leidde dit tot autonomie, hoewel die soms enkel theoretisch was. Door de koning te steunen verkreeg de ene stad al wat meer gunsten dan de andere.

- Bisschoppen die hun meesterschap overgenomen zagen door de steden, wilden hun heerschappij over hun onderdanen nog het minst van al weggeven.

ð De uiteindelijk regeling was dat een stedeling na een jaar en een dag verblijf in een stad juridisch vrij was (vrij = onttrekking aan heerlijkheid en heerlijke ban)

ð GEVOLG:

Feodaliteit stond van binnenuit op zijn kop à feodale heren zijn hier niet mee niet gediend à feodaal geweld

ð Frankrijk:

zwakke koning wilde feodale heren die ontwikkeling van zijn koningschap in de weg stonden een loer draaien door stadsrecht te promoten

Opeisen van autonomie

- Steden wilden hun eigen wetten en regels bepalen.

- Vaak werd dit toegelaten mits een levenslange belastingheffing en winstdeling van de steden.

- In praktijk hing de reële autonomie af van de machtssterkte van de desbetreffende landsheer.

Rechtspraak

Naast de geschreven overeenkomsten: ook gewoonterecht dat door de stadsschepenen bepaald werden => pas bij de ontwikkeling van gerechtelijke hiërarchie werd dit gewoonterecht onbruikbaar.

Personaliteit van het recht

- Rechtspositie was afhankelijk van persoon, niet van territorium

- als persoon viel men onder een bepaalde rechtsgroep: bvb. clerus, adel, vorstelijk ambtenaar of burger van een geprivilegieerde stad / dorp.

Belang van de stad

Hoe belangrijker de stad (demografisch), hoe meer ze hun eigen recht konden toepassen. Dit voor alle burgers van de stad, waar die zich ook bevonden.

Lees meer...

De morfologie van de middeleeuwse stad

Kenmerkend voor middeleeuwse steden waren omwallingen / stadsmuren en poorten met kantelen, wachttorens en ophaalbruggen. Steden waren immers een feodaal product en dus moest de grond beschermd worden.

Oude Romeinse steden

Oude Romeinse steden werden vaak uitgebreid en beschermd => profiteren van de verstedelijking en bloeien weer op (bv: Kamerijk)

Nieuwe steden

Nieuwe steden werden vooral op strategische handelsplaatsen opgetrokken (rivierkruisingen, natuurlijke havens,…).

Pirenne – thesis

Verstedelijking gebeurde in nabijheid van oude machtscentra (cf. Gentse feodale abdijen die ook impulsen voor verstedelijking geven)

Feodale morfologie

- De handelaren en ambachtslieden vestigden zich vaak aan een burcht of abdij die bescherming bood.

- Later voorzag de stad zelf in haar bescherming door een gracht met muren.

- Bij groei van de steden werden nieuwe, grotere omwallingen gebouwd.

- De aanleg van wegen en versterkingen kostte wel enorm veel geld. De gemeenschappen hielden dan ook een openbare werken met een eigen boekhouding bij.

Stratenpatroon

basisvorm van de middeleeuwse stad = rond of halfrond (hoewel er veel afwijkingen zijn)

- Rond één of meerdere centra breidde de stad zich stelselmatig uit

- gestichte steden hebben een dambordpatroon zoals dat in de Romeinse tijd gebruikelijk was.

- Bij de ongeplande, oncontroleerbare constant uitbreidende steden in de middeleeuwen was zo’ n structuur echter onmogelijk.

Lees meer...

Het verschijnsel stad

Demografische context

Verstedelijking > bevolkingstoename sinds X (ongeveer verdubbeling in Europa in drie eeuwen)

ð men trok weg naar minderbevolkte gebieden ofwel urbaniseerde men zich

ð bevolking in de steden bleef maar groeien:

- 1000 – 1300: relatieve overbevolking => expansie naar O – Europa

- Tussen 1300 en 1500 daalde de Europese bevolking. Hierdoor werden de stedelingen de grootste bevolkingsgroep.

- In 1500 leefde 10 % in steden van meer dan 5000 inwoners. In Iberië en Italië was dit al 14%. Slechts enkele steden telden meer dan 100.000 inwoners, de meesten echter minder dan 10.000.

=> duurzame globale verstedelijkingstendens: zet zich steeds door, ondanks demografische neergang

Economisch

grote steden lagen altijd naast de zee of rivieren om bevoorrading mogelijk te maken: vervoer per schip was het voordeligste

ð grootste steden waren dan ook de centra van de wereldeconomie (in het Noorden Antwerpen en Amsterdam) doordat de economie alsmaar uitdijde

ð Hoofdsteden gingen de macht centraliseren

Evolutie in productie

Oorspronkelijk waren de steden ontstaan door de plattelandsvlucht. Ook later bepaalde het platteland de stedelijke bevolking. Als de stad groeide moest het voedsel van verder komen.

- Door de stedelijke markten ging men marktgerichtte producten produceren

- Zo breidde het aanbod en de verscheidenheid aan producten uit.

- Stedelingen investeerden hun kapitaal, naast in voeding, wol, leer, kleur- en brandstoffen en bouwmaterialen, ook in grond buiten de stad. Daaronder vielen ook wijngaarden, steengroeven en veestapels.

- Schaarsere goederen konden nu van veel verder in het groot ingevoerd worden. Vooral textiel en wol, alsook aluin uit Turkije, amber van Pruisische stranden en teer uit Polen

- zo zorgde de steden ook voor meer werk in het buitenland

- Rond steden woonde ook veel volk omdat er veel landbouw nodig was en het geld in de steden zat.

Jan de Vries

Ontwikkelde een methode om op sociaal-georgrafisch gebied de verstedelijkingen te reconstrueren.

- Venetië was rond 1500 de grootste stad met ca 120.000 inwoners.

- Dichtbevolkte gebieden waren de Povlakte (Milaan, Turijn, Genua), de Zuidelijke Nederlanden en de golf van Napels. Hieraan wordt ook het overwicht van de Noord-Italiaanse (haven)steden duidelijk.

- Op de tweede plaats kwamen gebieden rond Parijs, Londen, Holland en Luik.

- Ook de Rhônevallei en de kusten van de ligurische zee bleken sterk verstedelijkt.

- Iberië was buiten bepaalde gebieden dunbevolkt.

- In Italië leefde één op de drie in een grote stad. In midden Europa was het gemiddelde één op de tien.

=> De Vries zijn methode houd echter geen rekening met steden met minder dan 10.000 inwoners houwel die in de M.E. zeer belangrijk konden zijn.

Lees meer...

DE VERSTEDELIJKTE SAMENLEVING

Stadsvorming vanaf 10e eeuw => grootste invloed op industrialisatie. Eerst in Zuid-Europa, later in andere gebieden. In de stad voorzien de mensen niet in hun eigen voedsel. Ze jagen en vissen niet en doen niet aan landbouw. De stad lokaliseert het bestuur, de handel en diensten.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen