Metafoor met computer: Memory (RAM) is korte termijn geheugen, harde schijf, lange termijn geheugen. Meeste nieuwe info wordt in stukken van 7 +/- 2 opgeslagen in korte termijngeheugen opgeslagen. Als de info niet gebruikt word, is deze binnen ongeveer 18 seconden verloren. Lange termijngeheugen kan onbeperkt opslaan. Drie manieren van vergeten:

1. Originele informatie niet vastgehouden
2. Nieuwe informatie niet in geheugen opgeslagen
3. Nieuwe kennis overschrijdt huidige of andersom

Comprehension (begrijpen) — vereist het koppelen van nieuwe informatie aan oude informatie, opgeslagen in het geheugen. Hoe beter je het begrijpt, des te beter de prestaties van het geheugen zijn.

Misleading ads – consumenten koppelen informatie vaak aan hun eigen info en vullen dus ‘lege puntjes’ in als ze reclames zien. Hierdoor kan een claim onterechte foute implicaties hebben. Hoewel het officieel niet mag, werken deze reclames wel goed, aangezien realistische reclames teveel afwijken van het geloof van mensen en dit geloof moeilijk kan veranderen.

Response wordt opgevolgd door een bekrachtiger (reinforcer) of bestraffer (punisher).

• Bij operante conditionering vergroot de kans op een bepaald gedrag in een bepaalde context door de daaropvolgend bekrachtigende gebeurtenis of prikkel. Bijvoorbeeld het huilen van een baby 's nachts heeft een uitwerking op de ouders. Die kunnen het kind troosten of te eten geven. 2
• Verschil met klassieke conditionering is dat bij operant het gedrag een factor is. De hond van Pavlov kan er niks aan doen dat hij kwijlt na het belletje. Met OC kun je zelf kiezen of je er op reageert.
• Positive reinforcement: het geven van rewards > kans respons omhoog +
• Negative reinforcement: the absence of punishment > kans respons +
• Exticntion: the absence of reward > kans respons omlaag
• Partial reinforcement: reinforcement alleen wanneer de gewenste response optreedt
• Voorbeelden rewards: coupons, korting, etc.
• Shaping: het inzetten van succesvolle manieren om de gewenste response te bereiken

leertheorie gericth op het maken van zinvolle associaties tussen stimuli om gewenste responses te verkrijgen

• Unconditioned stimulus (US, hondenvoer)
• Conditioned stimulus (CS., de bel)
• Unconditioned response (UR, kwijlen)
• Conditioned response (CR, kwijlen na het geluid van een bel zonder aanwezigheid van hondenvoer)
• Forward conditioning werkt het beste. Dat wil zeggen eerst de geconditioneerde response (bel), dan pas de ongeconditioneerde response (geven van hondenvoer)
• Unconditioned pre-exposure effect. Als een geconditioneerde stimulus al een keer eerder vertoond is, heeft het paren aan een ongeconditioneerde stimulus geen effect. Bijv. Een bekend liedje in een reclame. Dit liedje staat dan al op zich zelf en wordt niet met de reclame geassocieerd.

• Blocking: een eerste voospelde stimulus zorgt ervoor dat andere voorspelde stimuli niet meer voorkomen.

Fase 1
A CS (CS1) is paired with a US.
Fase 2
A compound CS (CS1+CS2) is paired with a US.
Test
Als een test wordt uitgevoerd, werkt alleen CS1. Deze was reeds gekoppeld aan US. Daarom is CS2 geblokkeerd