Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Stadsontwikkeling

Synoniemen hiervoor zijn: urbanisatie, stedenbouw, verstedelijking, stadswording en stadsgroei.
definitie Lesger (1993)
“Ook bij het begrip urbanisatie kunnen een demografische, een functionele, een
morfologische en een sociaal-mentale component onderscheiden worden. In concreto is
er sprake van urbanisatie bij toename van het deel van de bevolking dat in steden leeft,
bij concentratie van economische, sociale, politieke en culturele activiteiten in steden en
bij de verbreiding van een compacte bebouwing en een stedelijke mentaliteit en
levenswijze.”
De nadruk van het onderzoek ligt meestal op groei en expansie, cfr. de begrippen
stadsontwikkeling, stadsgroei, stadswording
Toch zijn ook inertie, inkrimping, afbraak, relocatie essentiële factoren in het proces van
stadsontwikkeling.
Er is een probleem bij het bestuderen van de stadstontwikkeling: moet men dit eerder
diachroon doen (ontwikkeling, verandering) of legt men de nadruk op stedelijke
fenomenen en de ruimtelijke analyse (eerder synchrone aanpak).

Lees meer...

Uiteenlopende definities, terugkeer van bepaalde parameters

definitie Van Uytven (1982):
“de stad is een nederzetting met centrale functies, waaraan zij haar gediversifieerde
sociaal-economische structuur, haar relatief dichte bevolking en geconcentreerde
bebouwing en een tegenover de omgeving afstekend uiterlijk en eigen mentaliteit
dankt”
definitie Reynolds (1998):
“A town is a permanent and concentrated human settlement in which a significant
proportion of the population is engaged in non-agricultural occupations –
characteristically in a variety of trades and industries and probably in some
administrative, political and professional work too. (…) The second part of the definition
is social. The inhabitants of towns regard themselves, and are regarded by the
inhabitants of rural settlements as a different sort of people. However deeply divided
they may be among themselves, they tend to be united at least in regarding themselves
as different from the rustic simpletons outside.”
definitie Irsigler (2003):
“Stad is een van dorpen en agrarische nederzettingsvormen te onderscheiden
nederzetting van relatieve grootte met een dichte, geordende bebouwing, een
beroepsmatige specialisatie van de bevolking, die ook sociaal gelaagd is en die als
centraal punt een reeks van centrale functies (op politiek, bestuurlijk, militair,
economisch, religieus en cultureel vlak) ten behoeve van een bepaalde regio
waarneemt.”
definitie Renes (2005):
“Om voor de middeleeuwse periode van een stad te kunnen spreken, moeten we naast
het bezit van een stadsrecht nog een aantal andere criteria noemen: een zekere omvang
(waarbij voor een middeleeuwse stad aan minimaal duizend inwoners moet worden
gedacht), een voornamelijk niet-agrarische bestaanswijze, een versterking door wallen
of muren en een dichte bebouwing van in ieder geval het kerngebied. In totaal komen
we zo op vijf criteria en daarmee op een veel flexibeler definitie van een stad. ”
De parameters die steeds terugkeren zijn :
o onderscheid met het platteland
o specifieke activiteiten
o centrale functies
o bebouwingsconcentratie en -omvang
o bevolkingsconcentratie en -omvang
o maatschappelijke gelaagdheid
o eigen mentaliteit, hoewel er een sterke mobiliteit is tussen stad en platteland,
met ingeboren poorters, gekochte poorters en buitenpoorters.

Lees meer...

contemporaine begrippen

civitas (> civis, burger): bisschopsstad (met antieke antecedenten)
castrum - castellum - oppidum: versterking
burgus (> burgensis, synoniem voor civis):Fr. bourg
stadt: afgeleid van stede (=plaats)egen het einde van de middeleeuwen
portus, poort (> poorter): handelsplaats, rivierhaven, soms een onzekere betekenis.
communio, consilium (Spanje): idee van conjuratio, Samenleving.
cfr. Weber 1921 (Die Stadt): De westerse stad is een essentieel element in het proces
van rationalisering en bureaucratisering, groei van kapitalisme en van de moderne staat.

Lees meer...

Er zijn verschillende stadslandschappen en stedensystemen.

Een voorbeeld hiervan is het zeshoekenmodel
van Christaller: Hij stelt een hiërarchisch
gestructureerd stedensysteem voor, waarbij de
steden verschillende functies hebben. (centrale
plaatsen, verzorgingssteden)
Verder is er ook nog een netwerksysteem,
waarbij veel belang gehecht wordt aan de
interstedelijke connecties (gateways, wegennet
& waterlopen).
*De grootte van het handelsnetwerk van steden bepaalt de urbanisatiegraad. Een
voorbeeld hiervan is middeleeuws Brugge: urbanisatie bepaald door de relaties met het
hinterland (Brugse Vrije) en de handelsnetwerken met het buitenland (Hanze, Italiaanse
kooplieden) via de havenstadjes Damme, Sluis (gateways)
Er is ook een steeds steeds grotere belangstelling voor de “landschaftliche
Städteforschung”, de studie van stadslandschappen:
“Het begrip ‘stadslandschap’ is al even moeilijk of nog moeilijker te definiëren dan het
begrip ‘stad’. Landschap is evenals stad een onvatbare maar prachtige term. Wat ik hier
met stadslandschap wil aanduiden, is een groep van steden met een samenhangende
wordingsgeschiedenis onder vergelijkbare politieke, sociale en economische
omstandigheden. Daarbij gaat het om verspreidingspatronen van steden die in een
bepaalde, vaak beperkte tijd en ruimte tot stand kwamen.” (Rutte 2003)

Lees meer...

Voor de geografische afbakening van een stad zijn er verscheidene mogelijkheden.

De stadsomwalling is een sterke materiële grens. Het is wel geen stabiele factor
doorheen de tijd, door de stadsgroei, en hun verschillende doeleinden. Naast
verdediging zijn er ook belangrijke politieke motieven. Zo worden ze afgebroken om
steden te bestraffen, en mogen bepaalde beroepscategorieën niet binnen de
stadsmuren overnachten, zoals in Brussel, rond 1306, als de wevers en volders
buitengesloten worden. Ook ontstaan er vaak buitenwijken langs de belangrijkste
invalswegen.
Een andere afbakening is het stedelijk rechtsgebied. Dit is het territorium waarbinnen
het stadsrecht geldig was, en is vaker veel uitgebreider dan de echte stad zelf. Ze hebben
vaak ook een duidelijke benaming.
Daarnaast speelt de concentratie van bebouwing een belangrijke rol.

Lees meer...

Over het eindpunt van de Nieuwe Tijden bestaat meer eenduidigheid.

Na de Franse verovering van de Nederlanden beginnen deze met de ontmanteling van
de stadsomwallingen, en worden deze meestal vervangen door ringlanen (eind 18e eeuw
– begin 19e eeuw)
Daarnaast zorgt Industriële Revolutie in 19e eeuw voor een fundamenteel ander uitzicht
en inrichting van de steden.
Ook de Hausmannisatie met de creatie van grote boulevards en sanering van
stadswijken laat duidelijke sporen na.
Door de afschaffing van octrooien (1860) is de laatste grote grens tussen het platteland
en de stad geslecht.

Lees meer...

Voor het beginpunt van de Middeleeuwen zijn er verschillende mogelijkheden.

voor de archeologen is er een continuïteitsvraagstuk, namelijk als er sprake is van een
voortzetting antieke steden. Hiervoor zijn er een aantal zekerheden, zoals Rome en
Marseilles, en een aantal twijfelgevallen, zoals Bergen-op-Zoom en Trier (de
bisschopssteden).
Het ontstaan van nieuwe steden verloopt in verschillende fasen. Tussen de Loire en de
Rijn en in Noord-Italië verloopt de verstedelijking veel sneller dan bijvoorbeeld in
Nederland. Voor de Nederlanden onderscheidt Rutte in 2005 9 verschillende
middeleeuwse stadslandschappen.
1/ oudste stedelijke nederzettingen (11e-12e
eeuw)
2/ steden vanaf tweede helft 12e eeuw
3/ Vlaams-Zeeuwse havensteden (12e-13e eeuw)
4/ steden door landsheerlijke stedenpolitiek en
stadsplanning (ca. 1200-1270)
5/ Hollandse steden (13e eeuw)
6/ laatmiddeleeuwse nieuwe steden (1270-
1400)
7/ havensteden in het Westen (1270-1400)
8/ steden in het Oosten (14e eeuw)
9/ Friese steden (14e eeuw)

Lees meer...

Nieuwste Tijden

AR: besmettelijk: infectieziektes
Vandaag: welvaartziektes, chronische ziektes
Epidemiologische transitie: overgang van hoge naar lage sterftecijfers ging gepaard met een verandering
in de doodsoorzaken
Levensverwachting bij geboorte van 30-35 jaar, naar 78 jaar, van vooral zuigelingen en kinderen naar
ouderen
Infectieziekten dalen
‘andere oorzaken’: beperkte medische kennis, bepaald ziekten die we nu kennen, maar vroeger niet,
kunnen ook in die groep zitten.
Sterftedaling in 2 fasen
Eerste fase (tweede helft 18de eeuw): afname van de grote sterftepieken en een kleine, maar duidelijke
verbetering van de overlevingskansen (‘stabilisation of mortality’)
Pauze : industrialisatieproces
Tweede fase (tweede helft 19de eeuw): spectaculaire toename van de levensduur
->Vergeleken met 250 jaar geleden is de huidige levensduur verdubbeld.
Levensverwachting per geslacht in België, 1843-2000
Oorzaken sterftedaling
Verbetering van de geneeskunde
Sterfgevallen aan longtuberculose, België, 1851-1991
Eind 19De eeuw: bacteriologische revolutie, 1870: ziekteverwerkers identificeren
Kwart eeuw later: efficiente behandeling
Geneesmiddelen in interbellum
Verspreiding vaccins na WOII
Hebben beperkte invloed op daling sterfte
Moment van de verspreiding van de ziekte was het cijfer al aan het dalen (T. Mc. Keown, 1976)
uitzondering vaccin tegen pokken op het einde van de 18de eeuw
Verbetering voedingstoestand
Invloed voedingstoestand van de mens op infectieziekten (Rabb en Rotberg)
Duidelijke invloed Veranderlijk of onzeker Onbestaande of miniem
Tuberculose Vlektyfus Pest
Cholera Difterie Malaria
Diarree Griep Tetanus
Lepra Syfilis Buiktyfus
Mazelen Dysenterie Pokken
Kinkhoest Hersenvliesontsteking
Ademhalingsziekten Gele koorts
Sociale differentiatie in het AR beperkt, voeding speelde daar een beperkte rol
Sociale differentiatie steeg in de 19de eeuw: voeding werd ook belangrijker
Maar: Maar medisch onderzoek (Rabb, Rotberg)
Maar afwezigheid van sterke sociale differentiatie (Hollingsworth)
Maar meeste sterftepieken geen relatie met graancrisissen (defensieve mechanismen volgens Livi-Bacci)
Maar start van sterftedaling op moment dat levensstandaard daalt
Grafiek reële lonen-levensverwachting
Verbetering hygiëne
Aard van de ziekten: insecten verdwijnen, of worden minder belangrijk
Hygiënisch besef in de 18de eeuw (J. Riley)
Sanitaire beweging 19de eeuw
sterftedaling is het gevolg van een actief ingrijpen
Bevolkingsevolutie Europa
Demografische transitie: van hoge sterftecijfers en hoge geboortecijfers, naar lage sterftecijfers en lage
geboortecijfers
Stap 1: daling van de sterftecijfers
Stap 2: daling van de geboortecijfers in het midden 19de – 2de helft 19de eeuw
Stap 3: bevolkingscijfer stijg als het sterftecijfer daalt
Grafiek evolutie BSC en BGC, België, 1804-2000
Daling van het sterftecijfer (geboortecijfer blijft stabiel)
groei Cf. demografische revolutie
Daling van het geboortecijfer
groei blijft aanvankelijk (snellere daling van het sterftecijfer)
Evenwicht geboorte en sterfecijfers
geen groei
Redenen voor vruchtbaarheidsdaling: European Fertility Project (Princeton)
verband daling vruchtbaarheid en industrialisatie: nieuwe indicatoren:
Ig index, vergelijking met Hutterieten
Fr: natuurlijke vruchtbaarheid, geen anticonceptie. Eind 18de eeuw: demografische transitie gelijk met
politieke transitie: dus andere normen en waarden: secularisering, democratisering
Be: R. Lesthaeghe
Ig index tussen 0 en 1, hoe dichter bij 1, hoe dichter bij natuurlijke vruchtbaarheid
Vl: hoge index: natuurlijke vruchtbaarheid
Wal: lage index; anticonceptie: Wallonië was een geïndustrialiseerd gebied. Dus er is een verband tussen
industrialisatie en vruchtbaarheid
Taalgrens: 140 gemeenten met een verschillende economische achtergrond
Vl: vruchtbaarheid hoger: secularisering was er eerder in Wallonië, Vlaanderen is katholieker. Invloed
van culturele factoren
Vruchtbaarheidsdaling
Geen nieuwe anti-conceptiemiddelen
Geen verband met huwelijksleeftijd

Lees meer...

Sterftecrisissen

Mogelijke oorzaken:
Oorlog
Militaire sterfte, vrij beperkte rechtstreekse invloed, wel onrechtstreeks een belangrijke invloed
Hongersnood (‘crise de substance’)
Misoogsten
1709: hongerjaar
Verband graanprijzen en sterftecijfer
Eng: stabiel
FR: paar jaar later een stijging van het sterftecijfer
It: eerst stijging sterftecijfer, later stijging graanprijzen
Er is dus niet noodzakelijk een verband tussen stijging sterftecijfer en graanprijzen. De stijging van de
graanprijzen is een mogelijke voorwaarde, maar geen noodzaak voor een stijging van het sterftecijfer.
Epidemieën  doodsoorzaken
Pest 1348, om de 10 jaar in Vlaanderen, laatste in 1670.
18De eeuw: pokken belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen
Tyfus, malaria, dyserterie
19de eeuw: cholera: 1832-33, 1848-49, 1850, grote in 1866, 1992, TBC
Vandaag: hart en vaatziekten

Lees meer...

Hoge sterfte

Indicatoren:
BSC (25-40‰) Bruto SterfteCijfer
Levensverwachting (30-35 jaar) bij geboorte: E0
Kinder- en zuigelingensterfte (1/2 bereikt de communicantenleeftijd), grote
regionale verschillen
Polder: meer zuigelingensterfte, er is vrouwenarbeid, dus vrouwen gaan vlug terug werken na bevalling
en kunnen minder lang borstvoeding geven
Proto-industrie: zuigelingensterfte lager doordat vrouwen thuis zijn en tijd hebben om borstvoeding te
geven

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen