Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Het logisch empirisme

- Nieuwe visies in de logica en de wiskunde

- Vooruitgang in de methodologie van de wetenschappen

- Problemen gesteld door het ontstaan van de menswetenschappen

 aanleiding tot nieuwe kennistheorie en nieuwe vorm van filosoferen: logisch empirisme (= logisch positivisme = neopositivisme)

Inleiding

  • Kenmerken

- NIET: filosofie van een individu die door enkele leerlingen wordt nagevolgd

- WEL: gezamelijke opvattingen van een betrekkelijk grote groep van wijsgeren en wetenschapsmensen, die samen een wijsgerig ideaal willen uitbouwen

- Snelle ontwikkeling

- Voortdurende herhaalde poging om de oorspronkelijke denkbeelden te verhelderen en aan kritiek te onderwerpen

  • Wiener Kreis

= oorsprong van de beweging van het logisch empirisme

- Discussiegroep die ontstond omstreeks 1925 in Wenen op initiatief van Moritz Schlick

- Voornaamste deelnemers: * Rudolf Carnap (filosoof met fysische vorming)

* Otto Neurath (socioloog)

* Herbert Feigl (filosoof)

* Hans Hahn (wiskundige)

* Kurt Gödel (wiskundige)

- Berlijn: Ontstaan groep met analoge interesses van de Wiener Kreis  Voornaamste vertegenwoordiger: Hans Reichenbach (fysicus en wijsgeer)

  • 1929

- Groep maakte voor het eerst zijn wijsgerige en wetenschappelijke standpunten bekend in de publicatie ‘Wissenschaftliche Weltauffassung der Wiener Kreis’

- Inrichting van enkele internationale congressen, gewijd aan de filosofie en de wetenschap

  • 1930

Uitgave van het tijdschrift “Erkenntnis”  werd in 1938 de “Journal of unified science”

  • Opkomst van Nazi’s in Duitsland

- Deze groepen vielen uiteen: * Berlijnse groep verdween in 1933

* Wiener Kreis: Anschluss van Oostenrijk in 1938 maakte een einde aan deze groep

- Vertegenwoordigers weken uit naar Amerika, waar ze contacten hadden met nieuwe filosofen die geschoold waren in pragmatisme en operationalisme van fysici

 GEVOLG: Logisch Empirisme kreeg een hoofdzakelijk Amerikaanse signatuur (hoewel het in Duitsland ontstaan was)

  • Psychische houding

Wetenschapsmens / filosoof die :

- beseft dat de geschiedenis van de wijsbegeerte ons een grote diversiteit van filosofische stelsels laat zien met een uiterst geringe relevantie als het er op aan komt reële kennis te brengen

- onder de indruk is gekomen van de betrouwbaarheid van de wetenschappen en het feit dat men daar vooruitgaat.

 alle grote wijsgeren wilden lessen uit de wetenschap halen

 positivisten gaan hierbij tot het uiterste (= gevolg van de enorme ontplooiing van de wetenschap in de XIX)

 inzicht dat er één duidelijke omschrijfbare wetenschappelijke methode is die in alle gebieden van de kennis moet worden toegepast

  • Probleem

= deze methode precies leren kennen

- Positivisten van XIX schoten hier nog tekort: beschikten over onvoldoende gegevens om de wetenschap zelf te analyseren

- Logisch positivisten springen hen hier bij

- Het was mogelijk dergelijke wetenschappelijke wijsbegeerte uit te bouwen:

* geschiedenis van de wetenschappen had voldoende materiaal geleverd om een analyse van het wetenschappelijk denken en dus van betrouwbare menselijke kennis mogelijk te maken

* begrippenarsenaal van de moderne geformaliseerde logica had de mogelijkheid geboden om deze wetenschappelijke methode op een nauwkeurige wijze te analyseren

voornaamste invloeden

  • Gotlob Frege

- Taal in het algemeen en die van de wiskunde in het bijzonder: kan als autonoom systeem bestudeerd worden  zonder voortdurend rekening houden met rol van het subject bij taalgebruik

- overtuiging dat exacte studie van dit terrein gebruik kon maken van geformaliseerde logica

- toonde aan dat het mogelijk was, uitgaande van slechts enkele logische begrippen, de grondslagen van de rekenkunde te leggen

- poneerde dat logica en wiskunde vormen verschaffen die geen empirische inhoud hebben, maar juist hierdoor het kader kunnen verschaffen voor de begrippen, oordelen en bewijsvoeringen in de empirische wetenschappen

  • Bertrand Russell
  • Typentheorie

- Voerde deze in om logische paradoxen op te lossen

- Legt beperkingen op aan de mogelijkheid proposities te vormen

- Proposities die niet aan deze voorwaarden voldoen = zinledige proposities

- Regels: zo gekozen dat wanneer men geen zinledige proposities schrijft, men de paradoxen kan vermijden

  • Gevolg voor kennistheorie

In plaats van traditionele dichotomie van oordelen in waar of vals, bekomt men een trichotomie: waar, vals, zinledig

  • Andere verdeling

- Atomaire oordelen  bestaan uit 1 of meer namen van individuele objecten en een eigenschap of relatie die eraan wordt toegeschreven

- Moleculaire oordelen  dmv van logische verbindingstekens (connectieven, bv. negatie, conjunctie) kan men met atomaire zinnen moleculaire zinnen maken

  • Principia Mathematica

- Geschreven door Russel en Whitehead

- Poging de meest complexe mathematische begrippen tot eenvoudige logische begrippen te herleiden

- Verklaren = herleiden tot het reeds bekende

ð bij confrontatie met nieuwe complexe begrippen of entiteiten, moet men niet onmiddellijk denken met een totaal nieuw fenomeen te doen te hebben, maar integendeel moet men alles in het werk stellen om aan te tonen dat het nieuwe in werkelijkheid herleidbaar is tot gegevens die we reeds kennen

Lees meer...

De positieve bijdrage

  • Neemt niet zomaar aan dat de mens voor zichzelf en volgens zelfbepaalde waarden kan leven
  • Antropologie neemt zwakheid en fundamentele moeilijkheid van de mens om met zichzelf in het reine te komen als gegeven
  • Leven = lijden (Schopenhauer)
  • Gelatenheid en afstand doen van de begeerte is geen oplossing ( Schopenhauer)

  • Mens = speciaal soort dier
    • Dieren

- Aangepast aan hun omgeving en het leven

- Instinctieve gedragspatronen

- Reacties op probleemsituaties liggen bij voorbaat vast

    • Mens

- Heeft deze trefzekere aangepastheid niet

- Eigenlijke probleem van de mens: kan alle richtingen uit, is een op de toekomst gericht dier

  • Mogelijkheid als uitdaging

- Mens = vat vol tegenstrijdigheden, uiteenlopende mogelijkheden en passies

- Centrale drijfveer = wil tot zelfbevestiging  wordt voor het probleemwezen de mens voor zichzelf een opgave: door zijn eigen machtsdrang en alleen daardoor kan hij zich tot een nieuw wezen herscheppen

- Uebermensch = mens die volledig ja zou zeggen tegen het leven zoals het is, met al zijn tegenstrijdigheid, zijn zin- en doelloosheid, en die alleen in zichzelf zijn rechtvaardigheid vindt

  • Positieve betekenis van het leven

Na de deconstructie van alle waarden vindt Nietzsche nog een middel om aan het leven een positieve betekenis te geven (dankzij de cultuurwetenschappelijke kant van zijn persoonlijkheid) door zijn affiniteit voor de Griekse cultuur en zijn enorme bewondering voor de scheppingsdrang van de kunstenaar.

Lees meer...

Wetenschap en Ethica. Friedrich Nietzsche (1844 – 1900)

Einde van het godsgeloof

Zelfverheerlijking van de mens, die zich het evenbeeld van God voelt en verheven boven de andere schepselen als einddoel van de schepping aanvaart,komt te vervallen.

Wereld en mens heeft geen doel meer, er is alleen toevallig gebeuren.

2 grote revoluties in de natuurwetenschappen

Copernicus: aarde met de mens uit het centrum van het heelal weggerukt

Darwin: gereduceerd tot diersoort die er is, maar er evengoed niet kan zijn

a) Pogingen van niet – godsdienstige aard die mens als hoger wezen zien (cf. menselijke waardigheid): moeten wetenschappelijk feit erkennen dat werkelijkheid van de mens een accidenteel, kortstondig fenomeen is

b) Mythologie van een creatieve of doelgerichte evolutie naar steeds hogere vormen veegt Nietsche van vooraf aan van tafel

c) Noch in God, noch in de wetten van de kosmos is er enige grond voor waarden, normen, doel, zin, verantwoordelijkheid…

Eliminatie van het dualisme

Nietzsche schakelt mogelijkheid uit dat de mens in zichzelf een hoger principe zour vinden dat hem bijzondere waardigheid zou garanderen: dualisme van geest en lichaam wordt door de moderne wetenschap geëlimineerd.

Belang van het inzien van consequenties

  • Er is geen god
  • Mens is geen geprivilegieerd wezen
  • Mens is niets anders dan een lichaam
  • Geen hetoronome normen of waarden
  • Geen autonome plichten of verantwoordelijkheden
  • Geen hoop op een gouden toekomst voor de mensheid
  • Geen verwachting van een bevrediging in het hiernamaals

Typisch nihilisme van Nietzsche:

  • Minachting voor diegenen die na de godsdienst een ‘mensheidsdienst’ willen introduceren: de mens heeft niets dan zijn lijf en de aarde, laat hij daar dan ook trouw aan blijven
  • Godsdiensten = sublimaties voor de onmacht van diegenen die het leven niet aankunnen
  • Ethiek van het christendom = uiting van het ressentiment van de zwakken / laffen

Vorm van relativisme

Als mens = wezen dat in het biologisch ontwikkelingsproces ontstaat en poogt de overleven, dan zijn kenacten slechts middel om dit leven in stand te houden.

Beeld dat de mens zich van de wereld vormt, staat in functie van deze strijd om zelfbehoud en er is geen garantie dat het adequaat de werkelijkheid zou uitdrukken.

Lees meer...

Relativisme wijsbegeerte

= denkwijze die ontstaat tengevolge van de opkomst van de mens- en cultuurwetenschappen

  • Cognitieve (kennis-) vlak

Absolute kennis is niet mogelijk

Menswetenschappen

menselijk gedrag = bepaald door allerlei factoren en er is geen mogelijkheid om vanuit een ‘absoluut’ ongedetermineerd standpunt kennis te verwerven

  • Ethisch (morele) vlak

Er bestaan geen absolute normen

 Menswetenschappen

Normensysteem = bepaald door opvoeding, cultuur, fysiologische behoeften: geen algemeen criterium om absolute normen op te stellen

  • Historisch relativisme

Kennis en moraal hangen af van het tijdperk waartoe men behoort

- Historicisme : wijst op meer algemene opvatting dat menselijk maatschappij noodzakelijk als een historisch proces moet worden beschreven en niet voor statische analyse vatbaar is

- Relativisme = consequentie van algemeen historische inzichten

  • Cultureel relativisme

Denkwijzen en normen hangen af van de cultuur

- Invloed bij verspreiding van nieuwe opvattingen in verband met seksualiteit

- Functionalistische school van de antropologie: er zijn culturen die goed functioneren, hoewel ze andere seksuele normen hebben dan de westerse en andere opvattingen over het man – zijn, het vrouw – zijn, familiale relaties…

  • Sociologisch relativisme

Opvattingen van een individu zijn in sterke mate bepaald door de sociale groep / klasse waartoe hij behoort

1) historisch materialisme (Marx)

2) Durkheim en Mannheim: reduceren van de waarde van het individu bij het ontstaan van kennis: alleen de maatschappij levert een test voor de geldigheid van overtuigingen

3) Weber en Scheler: waardeschalen worden bepaald door maatschappij  keuze van het object van onderzoek is relatief, onderzoek zelf kan wel objectief verlopen

  • Psychologisme of psychologisch relativisme

Poging om op empirisch wetenschappelijke wijze de determinanten van het menselijk denken te onderzoeken (m.a.w. poging om filosofie door wetenschap te vervangen)

  • J.F. Fries en F.E.Beneke

- Strijd tegen hegelianisme

- Enige middel om tot ernstig filosofisch onderzoek te komen = psychologische introspectie

- Relativisme: kennis opgebouwd volgens ‘empirisch’ vastgestelde wetten van het psychisme  REDEN: ander psychisme met andere wetmatigheden zou op andere manier denken

- Geen absoluut standpunt mogelijk: onderzoeker is zelf door zijn eigen psychische structuur bepaald ( Kant)

    • John Stuart Mill

- Psychologisme toegepast op wiskunde en logica

- “A System of Logic” (1843)

- Psychologische introspectie = grondslag van de wiskundige en logische axioma’s

- Wiskunde en logica zijn spel van onze geest

- Wiskundige entiteiten hebben geen objectief bestaan

    • Betekenis

Twee voornaamste wijsgerige stromingen van de XX hebben hun ontstaan te danken aan de pogingen om, vooral op het gebied van de logica en de wiskunde, een adequaat antwoord op het psychologisme te geven: logische empirisme en de femenologie

Lees meer...

Positivisme wijsbegeerte

  • Positivisme in algemene zin

= opvatting dat alle problemen die de mens kan stellen enkel en alleen op te lossen zijn met de methodes van de positieve wetenschappen

- Beroep doen op ervaringsgegevens

- Aan controle onderwerpen

- Metafysica of speculatieve filosofie / theologie is als waardeloos te verwerpen

- Engeland: John Stuart Mill

- Duitsland: Ernst Mach

- Amerika: C.S. Peirce

  • Positivisme in strikte zin

= positivisme van Auguste Comte

  • Drie stadia in de geschiedenis van de mensheid
  1. theologisch stadium

mens probeert problemen op te lossen door te geloven aan de werking van bovennatuurlijke krachten:

- fetisjistische fase: vage natuurkrachten, magische voorwerpen of geesten

- polytheïstische fase: personificatie van de krachten, meerdere goden

- monotheïstische fase: alle krachten toegeschreven aan 1 God

1. metafysisch stadium

  1. veelheid van verschijnselen verklaard dmv abstracte principes (substantie, vorm, levensbeginsel, einddoel…)

2. positieve stadium

  1. alles verklaren dmv de wetenschap

    • Classificatie van de wetenschappen

‘fundamentele wetenschappen’ gerangschikt volgens dalende algemeenheid en stijgende complexiteit

- Wiskunde

- Astronomie

- Fysica

- Scheikunde

- Biologie

- Sociale fysica / sociologie

 al deze wetenschappen zijn gebaseerd op de voorgaande: gebruiken resultaten ervan en voegen er een aantal nieuwe aan toe

 gevolg: positief stadium op een bepaald terrein kan pas bereikt worden wanneer de voorgaande wetenschappen dit bereikt hebben

    • Sociologie

= studie van de mens, niet als individu, maar van de mensheid, als collectief organisme: studie van de organisatie van de maatschappij en van de ontwikkeling van het menselijk denken

 bedoeling = dankzij deze wetenschap de maatschappelijke orde herstellen

    • Godsdienst van de mensheid

- Kreeg concrete organisatie die werd geïnspireerd door de hiërarchie van de Katholieke Kerk

- Comte was soort opperpriester  beschreef het positivisme als katholicisme zonder christendom

- Term positivisme met veel omzichtigheid gebruiken

Lees meer...

WETENSCHAP EN WETENSCHAPSFILOSOFIE IN DE NEGENTIENDE EEUW

  • Inleiding

Het hedendaagse denken vindt in zekere mate zijn oorsprong in de wetenschapsexplosie van de XIX:

- Uitbreiding en uitdieping van de wetenschap zelf

- Breed socio – cultureel proces: techniek en brede lagen van de bevolking hebben deel aan de vernieuwingen

  • Invloed van de wetenschap in de XIX

Twee facetten:

  1. onomkeerbare resultaten van deze wetenschap, die elke wereldbeschouwing definitief zullen bepalen
  2. 2. ontwikkeling in verschillende van die wetenschappen heeft tot crisissen of problemen geleid die wellicht nog meer dan het vorig aspect aan de basis liggen van de filosofische problematiek van de 1.XIX

  • 2.XX

- Problematiek is minder van kentheoretische aard: vragen ontstaan niet alleen uit reflectie op de wetenschap

- Vragen ontstaan uit een onrust over de resultaten van wetenschap en techniek met betrekking tot het leefmilieu, een de mogelijkheid van een nucleaire of biologische catastrofe

  • Actuele wijsbegeerte

- Angst die wordt opgewekt door de toenemende kennis en controle over het genetisch materiaal van levende wezens, met inbegrip dat van de mens

- Poging om op een aanvaardbare manier tot een synthese te komen van kentheoretische en ideologische inzichten

ð tegengesteld aan een van de meest typische karakteristieken van het wetenschapsbedrijf van de vorige eeuw: daar was een steeds diepere kloof ontstaan tussen wetenschapsmensen, filosofen en ideologen

  • Invloed van de wiskunde in de XIX

Blijkt machtig middel te zijn om de wetten van de natuur te beschrijven en voorspellingen mogelijk te maken. (cf. de ophefmakende ontdekking van de planeet Neptunus)

  • Wiskunde problemen
    • Lobatschevski

1829: ontdekt dat het mogelijk is naast de Euklidische meetkunde een andere te ontwikkelen wanneer men als postulaat stelt dat door een punt buiten een rechte een oneindig aantal evenwijdigen kunnen getrokken worden ( Euklidische meetkunde: slechts1)

    • Riemann

1867: ontwerpt meetkunde waarin geen evenwijdigen bestaan

=> enorme problemen: * Welke was de goede meetkunde?

* Wat kunnen de a priori vormen van Kant nu nog betekenen?

(Kant meende dat de Euklidische meetkunde zeker was,omdat zij een analyse was van onze a priori – vorm betreffende de ruimte. Ze was niet empirisch gegeven, maar een noodzakelijke voorwaarde voor onze kennis van de empirische wereld)

    • Vraag naar de ware meetkunde

- Werd al vlug duidelijk dat meetkunde geen precieze betekenis meer had

- Tot dan toe: meetkunde = analyse van de ruimte  alles wat niet met intuïtie strookte werd als onwaar beschouwd en moest dus tot contradictie leiden

- Kan ware meetkunde achterhaald worden door fysische ruimte te bestuderen?

ð vraag hoe men het beste de fysische ruimte beschrijft = fysisch probleem

- inzicht: axiomatische methode + consistentie van de axiomastelsels = essentiële criteria om wiskundige systemen te beoordelen

=> vragen: * Kenmerken van axiomatische methoden?

* Aan welke eisen moeten ze beantwoorden?

* Hoe kan men consistentie van het systeem bewijzen?

    • Infinitesimaalanalyse

= differentiaal- en integraalrekening

- Basisbegrippen waren onvoldoende duidelijk geformuleerd: men liet zich leiden door intuïtie en kwam tot stellingen die achteraf onjuist bleken te zijn

- Vooral problemen rond ‘oneindig’ en ‘continuïteit’

- Analyse was geleid door meetkundige intuïtie

* bleek onbetrouwbaar

* oplossing: analyse op te bouwen op de rekenkunde (= theorie van de natuurlijke getallen)

  • Rekenkunde

Men moest beroep doen op oneindige verzamelingen van getallen: ontstaan van 2 reeksen vragen:

betreffende nauwkeurige definitie van het getalbegrip: als de theorie van de natuurlijke getallen de grondslag van de hele wiskunde moet leveren, wordt de eis tot klaarheid ook hier des te groter

 vragen behandeld door Frege en Russell

in verband met eigenschappen van oneindige verzamelingen: mag men zoiets als bestaand veronderstellen; hebben alle oneindige verzamelingen dezelfde eigenschappen?

 vragen behandeld door Cantor

    • Verzamelingenleer

Leidde tot belangrijke resultaten, maar ook hier was de formulering niet exact genoeg, wat tot de ontdekking van een aantal paradoxen leidde.

  • Natuurkunde

Natuurwetenschappen kennen grote uitbreiding:

- In de diepte: grondige uitwerking van de astronomie, fysica en scheikunde

- In de breedte: ontwikkeling van nieuwe wetenschappen zoals biologie en geologie

Uitwerking en successen van het Newtoniaans wereldsysteem leiden tot een visie op de totale werkelijkheid die men het mechanistisch determinisme kan noemen.

  • Laplace

- “Essai philosophique sur les probabilités” (1814)

- Verstand dat alle krachten die de natuur beheersen kan omvatten en de toestand waarin elk wezen uit de natuur zich op één gegeven moment bevindt

è als dit bestaat, dan is het mogelijk één enkele formule op te stellen die tegelijk de bewegingen van de grootste lichamen van het universum en van de kleinste atomen zou omvatten

- dit betekent: alles wat op een gegeven moment gebeurt, wordt bepaald door de situatie van de wereld op het voorafgaande moment

- Demon van Laplace = verstand dat ertoe in staat is de wetten en voorafgaande toestanden te kennen

= MECHANISTISCH DETERMINISME

    • Joule

Energie = meetbare grootheid die zich onder veel verschillende vormen kan voordoen, maar die binnen een afgesloten ruimte steeds even groot blijft

Gevolg: perpetuum mobile is onmogelijk!!

    • Galvani, Ampère, Faraday en Maxwell

Elektriciteit, magnetisme en de relatie tussen beide

- Galvani: elektrische contacten veroorzaakten spiercontracties bij dode dieren

- Ampère en Faraday: vloedgolf van onderzoek en ontdekkingen die er het gevolg van waren

- Maxwell: elektromagnetische fenomenen

    • Einstein

Speciale en Veralgemeende relativiteitstheorie

    • Planck

Quantentheorie (leidde later tot quantummechanica)

 relativiteitstheorie en quantentheorie betekenen einde van de mogelijkheid van de mens op grond van modellen die aan onze zintuiglijke wereld ontleend zijn, de wereld te begrijpen (m.a.w. basiswetten van de natuur zijn niet voor een algemeen verstaanbare ‘populariserende’ voorstelling vatbaar

  • Biologie

Darwin – Origin of Species (1859)

- Evolutietheorie

- Copernicaanse revolutie: mens uit het centrum van het universum weggerukt

- Nu: tweede en belangrijker relativering: mens = uitloper van lange evolutieketting die tot zijn huidige stadium is gekomen door proces van toevalsmatige veranderingen waarbij minst aangepaste vormen ten onder gaan in de struggle for life

- Vitalisme: ontstond door afkeer van dergelijke opvatting en door de poging Darwin te weerleggen

  • Geneeskunde

Nieuwe medische inzichten  bevolkingsexplosie:

  1. indijken van onhygiënische toestanden van dorpen en steden
  2. vaccinatie tegen pokken door Jenner
  3. inzicht in het kiemkarakter van vele ziekten (Pasteur) en de veralgemening van het vaccinatieprocédé

  • Cultuurwetenschappen

Bestuderen dit gedeelte van de werkelijkheid dat door de mens geschapen of omgevormd wordt:

- Geschiedenis

- Archeologie

- Kunsttheorie en kunstgeschiedenis

- Filologie

- Taalkunde of linguïstiek

 strenge methodologische eisen: binnen zekere grenzen kan men uitspraken doen die geen redelijke twijfel toelaten (zekerheidskarakter)

 kunstmatige experimenten zijn niet mogelijk: totaal andere wetenschappelijke methode dan in de natuurwetenschappen

  • Menswetenschappen

- Economie

- Sociologie

- Culturele antropologie

- Psychologie

 methodologische problemen: natuurwetenschappen of cultuurwetenschappen?

Lees meer...

Nationalisme wijsbegeerte

  • Twee basisprincipes

1.zelfbeschikkingsrecht van de volkeren: de afwijzing van vreemde overheersing

vraag: “Hoe moet een natie / volk omschreven worden?” (m.a.w. wanneer is er sprake van vreemde overheersing??

2.belangen van het individu of van bepaalde groepen in een natie zijn ondergeschikt aan de belangen van de totaliteit

  • Franse opvatting

- Renan – “Qu’est – ce qu’un nation?” (1882)

- Gemeenschappelijke geschiedenis vormt een natie :

* bewustzijn dat men samen lief en leed gedragen heeft

* de wil om samen dat gemeenschappelijk erfdeel in ere te houden

  • Duitse opvatting

- Herder, romantici en Fichte

- Natie wordt bepaald door een gemeenschappelijke taal en cultuur

- Lidmaatschap van natie ≠ gevolg van een keuze

= iets onontkoombaars

- Volkskarakter is typisch voor alle individuen van een gegeven volk

  • Noodzaak van gemeenschappelijke kenmerken
  • Gemeenschappelijke kenmerken

- Taal

- Godsdienst

- Gemeenschappelijk politiek verleden (>>> gemeenschappelijke instituties, recht, vijanden…)

 belang van deze kenmerken kan verschillen !

  • Aanwakkeren gevoelens

Door het besef dat men dezelfde drijveren heeft, zoals :

- Gezamenlijke economische belangen

- Gemeenschappelijke vijand

- Samen onderdrukt / benadeeld voelen

  • Voorbeelden

- Frans Nationalisme  gaat sterk terug op de gemeenschappelijke geschiedenis

- Duitsland  deed beroep op het volkse element

- Vlaamse Beweging  vooral de taal speelde een rol

- Ierse bevrijdingsbeweging  godsdienst stond centraal

>>> Patriottisme heeft vooral betrekking op de herdenking van oorlogen waarbij het samenhorigheidsgevoel van oud-strijders een rol speelt

  • Actieve en strijdende vormen

Gaan terug op het besef dat men samen onrecht aangedaan wordt

Bv: kolonialisme = oorsprong van het nationalisme in de gekoloniseerde landen

Bv: zionisme: heel belangrijke rol van het gemeenschappelijk lijden

  • Nationalisme, liberalisme en socialisme
  • Nationalisme X Liberalisme

Eerste principe van nationalisme (zelfbeschikkingsrecht) is heel goed in overeenstemming te brengen met de liberale principes van vrijheid.

MAAR: liberalen zoals Locke hebben het moeilijk het tweede principe (de primauteit van de natie tegenover het individu) te aanvaarden

  • Nationalisme X Socialisme

Kunnen samengaan door de nadruk op solidariteit van het Nationalisme.

Bv: Giuseppe Mazini (een van de eerste theoretici van het nationalisme)

Bv: marxistische vorm van zionisme

Bv: ontwikkelingslanden: combinatie van nationalisme en socialisme

  • Achttiende eeuw

Nationalisme = sinds XVIII sterke drijfveer voor oorlogen en vrijheidsbewegingen

 voorkomen extreme vormen:

- Nationalisme gekoppeld met negatie van het individu (“du bist nichts, dein Volk ist alles”)

- Irrationele opvatting over eigen volkskarakter, ras,…

- Conservatieve houding tegenover de maatschappijstructuur

- Angstreflex tegenover confrontatie met mensen van een andere cultuur

Lees meer...

Anarchisme wijsbegeerte

- “mens is in wezen goed en wordt slecht gemaakt door een staatsapparaat”

- Schijnbaar staatsstructuur nodig = gevolg van onrechtvaardigheid en ongelijkheid tussen mens, die ontstaat uit eigendoms - en klassenverschillen

- Geen staatsstructuren meer  mensen komen vanzelf tot een verantwoordelijke vorm van vrijheid en samenwerking met anderen

- Franse Revolutie: ‘anarchisme’ = scheldwoord voor al diegenen die ingrijpende economische veranderingen voorstonden

  • Proudhon

- “Qu’est – ce – que la propriété?” (1840)

- ‘eigendom is diefstal’

- Aanvaardde beperkte vorm van eigendomsrecht

- Maatschappij zonder regering

- Kleine communiteiten als grondslag van nieuwe maatschappij

- Duidelijke afkeer van het gebruik van het staatapparaat en van politieke middelen bij het strevennaar de uiteindelijke gelijkheid onder de mensen

= MUTUALISTISCH ANARCHISME

  • Michael Bakunin

- Niet het individu als basiselement van de maatschappij

- Maatschappij is opgebouwd uit groepen van arbeiders die een eenheid vormen door collectieve verantwoordelijkheid

- Zeer aparte vorm van anarchisme: einde XIX, gekenmerkt door daden van terrorisme en moorden op vooraanstaande figuren  beeld van de bommengooiende anarchist

= COLLECTIVISTISCH ANARCHISME

  • Peter Kropotkin

- Vreedzame, utopische vorm van anarchisme

- “La conquête du pain” (1892)

- Verdeling van goederen: niet op grond van de prestaties die men levert, maar op grond van de behoeften

  • Vernieuwde belangstelling : mei ‘68

Cf. “Il est interdit d’interdire »

‘’ l’âge d’or était l’âge où l’or ne reignait pas ‘’

  • De ecologische beweging

= Deel van het gedachtegoed van de beweging rond 1968

- Tendens naar directe democratie en actiegroepen

- Wijkcomités

- Eis voor referendums

- Afkeur voor de staatsmacht, voorkeur voor het kleinschalige

- Breuk met zowel liberalisme en socialisme: er wordt afstand gedaan van een onvoorwaardelijk wetenschappelijk – technologisch optimisme en van een ongenuanceerd antropocentrisme

Lees meer...

Socialisme wijsbegeerte

  • De term

Verwijst naar theorieën van Saint – Simon, Fourier en Owen,die, in de plaats van het bestaande economische stelsel, vormen van samenleving en productie voorstellen die die meer een beroep doen op samenwerking onder de mensen dan op onderlinge competitie.

  • Als ideologie

Socialisme = nogal omvangrijk conglomeraat van overtuigingen en opties betreffende de structurering van de maatschappij

 hebben gemeenschappelijke basis, maar lopen verder nogal sterk uiteen (communisme, anarchisme, syndicalisme, mutualisme, reformisme)

    • Socialisme > liberalisme

- Humanitaire idealen: * Gelijkheid onder de mensen

* Recht op geluk

- Liberalisme  vrijheid als centraal thema

- Socialisme  rechtvaardigheid als centraal thema

- Aufklärungsgeloof: mogelijkheid van een betere wereld

- Realiseren van de politieke vrijheid alleen, heeft de wereld niet beter gemaakt

    • Eerste belangrijke stelling

Kapitalistische wereldorde, gebaseerd op economisch liberalisme, brengt een maatschappij voort die onrechtvaardig is en moreel verwerpelijk

DUS: streven naar een betere wereld = strijd tegen kapitalisme en opbouwen van nieuw maatschappelijk stelsel van productie en distributie van goederen

    • Grondprincipe van nieuwe m’pij

≠ concurrentie tussen de individuen

= samenwerking en solidariteit onder de mensen

 alle socialisten willen een grondige hervorming van de maatschappij,

MAAR: worden het moeilijk eens over: * het type maatschappij dat moet tot stand komen

* methode die men moet volgen om de hervormingen te realiseren

    • Internationalistisch karakter

Socialistische beweging kan alleen resultaat hebben wanneer de arbeiders van alle landen samenwerken om de bestaande structuren omver te werpen

  • Ontwikkeling van de Socialistische Ideologie
    • Gracchus Babeuf

- “Analyse de la doctrine” (1796)

- Socialisme gaat terug op aantal tendensen van het liberalisme en de Revolutie

- Mens heeft recht op een gelijk aandeel in elk bezit

- Revolutie is nog niet volledig: alle goed dingen van het leven worden genomen door de rijken (dictators) en de armen zwoegen in miserie zoals slaven

    • Owen, Fourier en Proudhon

= Utopisch – socialisten (= (niet volledig correcte) term die Marx gebruikt om al zijn voorlopers aan te duiden)

Socialistische maatschappij:

- verzameling van kleine gemeenschappen

- volledige samenwerking bestaat op het gebied van landbouw en industrie

- winsten op (bijna) gelijke wijze verdeeld

- tussen gemeenschappen: vrije interactie en coöperatie is mogelijk

- rol van centrale autoriteit / staatsgezag tot minimum gereduceerd

    • Saint – Simon

= vertegenwoordiger van het wetenschappelijk socialisme

- Maatschappij moet gepland worden op grond van wetenschappelijke en technologische inzichten

è Vooruitgang van wetenschap en techniek vereist dit

è geen geknoei van onwetende politici of zinloze concurrentiestrijd meer

- centrale organisatie van de productiemiddelen

- voortdurende bevordering van het wetenschappelijk onderzoek

- beheer van dit alles door mensen die de noodzakelijke wetenschappelijke en zakenkennis hebben (géén politici!)

- centraal doel = materiële en intellectuele verbetering van het lot van de armen

    • Marx

- “Communistisch Manifest” (1848)

- Nadruk op belang van de maatschappijanalyse

- Toekomstvisie = gebaseerd op historisch materialisme

- Bestaande m’pij = moreel aanvaarbaar

EN

= gedoemd om te verdwijnen op grond van de historische wetmatigheden

- Grote terughoudendheid als het erop aankomt in concreto de toekomstige maatschappij te beschrijven (“proletariaat zal zelf wel de goede weg vinden”)

- Grootste invloed van Marx: duidelijke polarisatie van het sociaal probleem als een strijd tussen proletariaat en bourgeoisie die moet uitlopen op de omverwerping van het kapitalistisch systeem

- Marx incorporeert en synthetiseert de waardevolle inzichten van zijn voorgangers: “de communistische maatschappij kan slechts via een socialistische worden gerealiseerd”

- “Proletariërs aller landen, verenigt u!” = internationaal aspect

  • Het reformisme

= sociaal – democratie

= revisionisme

Socialistische en communistische partijen: succes bij verkiezingen : komen in regeringen  hervormingen en lotsverbeteringen van de arbeider

>>> droegen zo toe tot het consolideren van de kapitalistische staatsstructuur, in plaats van ze omver te werpen !

onzekerheid in de ideologie: princiepsverklaringen bleven revolutionair, maar waren in praktijk reformistisch

>>> concrete formulering van het reformisme als ideologie door Edward Bernstein en door de Fabian Society

    • Bernstein

Marxistische doctrine moet worden herzien omdat de ‘steeds groter wordende verarming van het proletariaat’, de ‘uitschakeling van de middenklasse’ en de ‘ineenstorting van het kapitalisme’ zich niet voordeden.

    • Fabian Society

- Oa: Sidney Webb en Georges Bernard Shaw

- Progressieve hervormingen: * nationalisatie van de industrieën

* omvormen van de staat tot een welvaartsstaat

- Tractaten Fabian Society = goed geïnformeerd

- Grote invloed op de verdere politiek van de Labour Party

    • Hendrik de Man

- Belg

- Deed poging om vanuit zijn vorm van socialisme een oplossing te brengen voor de problemen gesteld door de grote economische crisis

  • Twee groepen socialisten

Strikt Marxistische – Leninistische socialisten  reformistische socialisten

Marxisten en Leninisten

 Sterke partijdiscipline

Reformisten

 laten zich beïnvloeden door pragmatische en electorale overwegingen, zodat de ideologische grondslag minder en minder duidelijk wordt

Lees meer...

Conservatisme wijsbegeerte

= ideologie die de verdediging van het Ancien Régime als hoofddoel stelt en meer bepaald is gegroeid uit een protest tegen de Revolutie en tegen elke drastische hervorming van de maatschappelijke structuren

  • Edmond Burke

= theoretisch grondlegger van het conservatisme: “Reflections on the French Revolution”

  • Theorie

- Overtuiging van revolutionairen dat ze de wereld kunnen veranderen berust op te groot vertrouwen in rationele mogelijkheden van het menselijk individu

revolutionairen: “gebruik van de rede volstaat om een maatschappij te organiseren die het mensdom naar welzijn en geluk moet leiden”

- Mens is niet alleen rationeel wezen, maar ook passioneel

- Drift – aspect is zo groot dat de mens louter op grond van zijn rede de passie niet kan beheersen

 als hij aan zichzelf wordt overgelaten, zal hij zichzelf en anderen vernietigen

DUS: inperken van irrationele impulsen is nodig mbv:

* instituties

* autoritaire regering

* steun van een staatskerk

WANT: als deze instituties tot in de wortel worden aangetast, moet men geen vooruitgang verwachten, maar een terugvallen in de barbaarsheid

- Typisch voor conservatisme: maatschappij is vatbaar voor verbetering in een langzaam en continu maatschappelijk proces

- Mens kan niet in één klap een m’pij uitdenken die superieur zou zijn aan datgene wat in de loop der tijden langzaam werd opgebouwd

- Individuen kunnen binnen de perken van hun eigen bevoegdheid kleine verbeteringen aanbrengen  deze kleine verbeteringen samen worden op termijn belangrijk

  • Betekenis van Burke

Gaf aan diegenen die in het diepste van hun wezen het nieuwe (het liberalisme) niet konden aanvaarden, de kans te geven om hun overtuigingen op een rationele manier te formuleren.

  • Joseph de Maistre en Louis de Bonald

= traditionalisten

- Revolutie = aantasting van de maatschappijordening die door God is ingericht  * macht van de Koning

* eenheid van de familie

* hiërarchie van de standen

= door God gewild om de stabiliteit van het land te verzekeren

- NIET: willen voorkomen dat er in de verder maatschappijontwikkeling onverantwoorde sprongen zouden gemaakt worden

- WEL: eisen terugkeer tot het katholieke regime van voor de Revolutie

- Vertegenwoordigen bij hun tijdgenoten volledige terugkeer naar het Ancien Régime en de reactie tegen elke vernieuwing

  • Karl R. Popper

- Latere conservatisme

- Formeel analoog aan Burke

- Inhoudelijk verschillend: liberale principes hebben grondig de maatschappijstructuren doordrongen

 conservatisme = vasthouden aan deze principes en zich verzetten tegen drastische wijzigingen van deze maatschappij (cf. socialisten)

- Formele overeenkomst: conservatief is van mening dat de grondige en plotse wijzigingen in de maatschappijstructuur veeleer een achteruitgang en een vervallen in wanorde tot gevolg zullen hebben, dan een verbetering

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen