Vraagstimuli
- Gepubliceerd in Geschiedenis
Noodzakelijke voorwaarden:
Demografische groei
Marktafhankelijke loonarbeid
Buitenlandse handel
Investeringsgoederen industrie en landbouw
Consumptie (verschuiving gedrag / koopkracht)
Noodzakelijke voorwaarden:
Demografische groei
Marktafhankelijke loonarbeid
Buitenlandse handel
Investeringsgoederen industrie en landbouw
Consumptie (verschuiving gedrag / koopkracht)
Noodzakelijke voorwaarden:
Vraagstimuli
Aanbodsfactoren (productiefactoren)
Voorgeschiedenis (padafhankelijkheid)
Via arbeidsdeling naar een grotere arbeidsproductiviteit en naar economische groei (en naar
grotere welvaart)
o industriële (niet-agrarische productie)
o vast kapitaal
o centralisatie en mechanisatie
o proletarisering en ‘verelendung’
Grote theoretici: Adam Smith en Karl Marx
Adam Smith (1723-1790) en James Watt (1736-1819), ‘the two men who did most to bring the
revolution about... They destroyed an old world and built a new one’ (Paul Mantoux)
o Organisatorische omwenteling: concentratie van arbeid op één plaats:
· Verhoging arbeidsproductiviteit
· Loonkosten dalen - winsten stijgen
o Context heeft de Industriële Revolutie mogelijk gemaakt.
o Organisatorische omwenteling besproken: arbeidsrationalisatie via arbeidsspecialisatie.
· Organiseren arbeid.
· Breng mensen samen.
· Laat ze dan doen wat ze het beste kunnen (specialisatie)
· Via arbeidsdeling grotere arbeidsproductivieit.
· Concentratie van kapitaal en grondstoffen.
· In proto-industrie rees putting-out systeem Putting-Out systeem.
© Boeren van het nodige materiaal voorzien
© Huisnijverheid.
© Boeren zeer afhankelijk.
· Grondstoffen.
· Materiaal voor productie.
o Proletarisering: een alsmaar grotere groep gaan afhankelijk worden.
o Werkboekje.
o Verbod om te organiseren per beroep.
o Bijzonder zwakke positie.
o Overleven op loonarbeid.
Interpretatie op diverse schalen
o regio’s en sectoren: katoen, ijzer, Midlands
o naties: Groot-Brittannië
o wereld-systeem: West-Europa
o de mondiale schaal: China? (of elders)
Maxine Berg en Pat Hudson8
Rehabilitering
o Bredere interpretatie van concept Industriële Revolutie.
o Niet alleen kijken naar de productiviteitsgroei
· Bv Craft ‘verkijkt’ zich op de historische realiteit.
· Methodologie van Craft niet echt geschik.
© Voor diverse sectoren geen cijfermateriaal.
© Te weinig relevante cijfers.
· Je kan niet alles kwantitatief bewijzen.
© Bv. Producten verbeteren.
· Nationale rekeningen
© Geen rekeningen met regionale cijfers.
© Kijk hoe regio’s/sectoren zich gaan ontwikkelen.
· Geen rekening houden met vrouwen en kinderarbeid.
© Wordt teruggedrongen eind 19e eeuw.
© Te veel mannelijke werklozen.
· Snelle technologische innovaties.
© Niet correct (poging tot) meten.
Door verengen èn verbreden van begrip
1/ verengen:
o IR is regionaal en sectoraal verschijnsel
(nationale data weinig bruikbaar)
2/ verbreden:
o Impact is veel omvattender (arbeidssystemen, levensstandaard, demografie)
Groeicijfers ‘nationale economie’
Sectoren
traditioneel modern totaal
aandeel R aandeel R R
8 Jaja, Pat Hudson van ‘History by numbers’ de enige echte.
1750 100% 1% - 1,0%
1800 90% 1% 10% 4% 1,3%
1820 83% 1% 17% 4% 1,5%
1850 68% 1% 32% 4% 2,0%
1875 50% 1% 50% 4% 3,0%
Kaart (rechtsboven)
o Vlekken: regio’s waar industrie.
o Vb. Edinburgh.
o Witte vlekken: geen industrie.
o Regionale verschillen!
jaren 1970-jaren 1980
Onder invloed van:
o Nieuwe kwantitatieve geschiedschrijving
· Nationale Rekeningen
· macro-economische groeiprocessen
· Zicht proberen krijgen op de groei van landen.
· Economieën gaan analyseren.
o Nieuwe sociale geschiedschrijving
· Arbeidsomstandigheden
· levensstandaard, koopkracht
· Levensloop
· Men gaat afstappen van het Marxistische idee van ‘klassen’.
‘a misnomer’ (R. Cameron)
o De Industriële Revolutie is misbenaamd.
o Men wil afstappen van het revolutionaire karakter.
o Uit de Nationale rekeningen heeft men namelijk ontdekt dat:
· Er sprake was van een trage groei.
· Er geen sterke stijging van de levensstandaard was.
· Er heerst een sterk ongenoegen.
jaren 1970-jaren 1980
Nicholas Crafts
o Focus op growth accounting
o productiviteitsgroei in industriële sector lager dan aangenomen
· 0,2% per jaar in periode 1760-1800
· Niet spectaculair.
· BNP stijgt zeker niet zo sterk (gaat cijfers herbekijken).
jaarlijkse groei BNP in Engeland lager dan aangenomen (1,97% voor 1830 ipv 3,06%)
Achtergrond: ommekeer van conjunctuur
IR: minimaliseren van revolutionaire karakter van kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van
transformatieproces
We schrijven geschiedenis op basis van actuele problemen. In deze periode is er
sprake van de ‘oliecrisis’. Men is ervan overtuigd dat er ‘no future’ is en gaat
afstaffen van het stappenplan van Rostoff.
Er is hier weeral sprake van een slechte economische periode dus gaat men het
revolutionaire karakter van de Industriële Revolutie weer gaan afzwakken.
jaren 1950-jaren 1970
o Economische blijvende (!) groei.
o Hoop
Rostow ( vijf fasentheorie)
Hij heeft het debat zeer sterk beïnvloed.
Hij heeft het onderzoek zeer sterk gestimuleerd.
Vijf fasen:
Stages of Economic Growth. A non-communist manifesto (1960)
1 Traditional society
Traditionele samenleving / landbouw
Ontwikkeling nationaal inkomen beperkt
Productiemogelijkheden beperkt
Nauwelijks economische groei.
2 Transitional stage
Voorbereidingsperiode
Voorwaarden voor industrialisatie
Vanalles gaat gaan opborrelen.
3 Take-off
= Industriële revolutie.
Start industrialisatie en moderne economische groei
Sterke stijging netto-investeringen en nationaal inkomen
Mechanisatie
Opkomst leading sectors (katoen, ijzer, steenkool) met technologische innovaties.
4 Drive to maturity
Rijpingsfase
Alle sectoren opgenomen in vernieuwingsproces
10% van nationaal inkomen geïnvesteerd
5 Age of high mass consumption
Intrede duurzame verbruiksgoederen en diensten
Consumptiemaatschappij
Dit was de maatschappij waar Rostow in dacht te zijn.
6 Prospective stage / era of post maturity
Open vraag ‘hoe gaat dit verder?’
We zullen zien (verschillende opties).
o Consumptie kan verder doorgaan.
o Aandachtsverschuiving naar het sociale (herverdeling).
o Militaire of economische agressie.
Kritiek op Rostow zijn vijf fasen plan:
Groeimodel niet universaliseerbaar patroon / deterministische veralgemening
Theorie klopt zelfs niet voor prototype-land Engeland
Niet te projecten op ontwikkelingslanden
Preconditions for take-off niet overal aanwezig; substitutes mogelijk
Geen vergelijkbare autonome processen, maar onderling verbonden processen
Niettemin: belang = aanscherping historische analyse
We schrijven geschiedenis op basis van actuele problemen. De situatie hier is er een van
voorspoed, aanhoudende groei, een beperkte inflatie en full employment (weinig werkloosheid).
Er is dus zeker sprake van optimisme.
Men gaat de Industriële Revolutie dan ook in een positiever daglicht gaan bekijken, als een
algemener gebeuren, een gids voor economische ontwikkeling.
Men gaat focussen op economische groei dankzij de Industriële Revolutie.
Interbellum - jaren 1950
Van de ‘dolle jaren twintig’ tot de ‘crisis van de jaren dertig’. Na de crisis van de jaren dertig
komen er een aantal jaren van hoop die de kop werd ingedrukt door WOII.
Postan - Ashton - Nef
Kwantitatief / verklarend
Focus op transformatie die veel verder reikt dan enkel industrieel
Achtergrond:
o cyclische fluctuaties in economie (dolle jaren twintig, crisis jaren dertig)
o destabilisering door WO
o hoge werkloosheidsgraad
o onzekerheid en labiliteit
· Jaren twintig: ‘the sky is the limit’.
· Ondanks dat het eind de jaren dertig wat beter gaat blijft men onzeker.
We schrijven geschiedenis op basis van actuele problemen, hier is er sprake van een complexe tijd,
men wisselde goede economische tijden af met crisisjaren en wereldoorlogen. Men gaat de Industriële
Revolutie van nu af aan ook gaan zien als een complex geheel.
Men gaat aandacht krijgen voor de evolutie i.p.v. de revolutie.
Men heeft oog voor de conjunctuur: gradueel en cyclisch gebeuren.
Ca 1880-1920
Arnold Toynbee
o Gaat focussen op mechanisatie/ technische innovaties.
· Deze zorgt voor het uitstoten van arbeidskrachten.
· Machines laten de productie stijgen.
· Maar ze vervangen daarnaast ook veel mensen.
· Deze revolutie gaat de samenleving verstoren.
Kwalitatief / beschrijvend
Achtergrond: economische crisis
o Prijzen en zo ook de winsten dalen.
o Koopkracht niet gestegen.
o Markt overspoelt met goedkope producten.
o De concurrentie en dus ook de armoede stijgen (concurrentie gaat de lonen laag
houden).
o Pessimisme.
IR: symbool voor grote sociale problemen; accent op revolutionaire aspect
Sociale dimensies.
Ca. 1820
K. Marx, J.S. Mill
Focus op contemporaine transformaties (Franse Revolutie)
Jérôme Adolphe BLANCQUI – 1837
o Gebruikte voor het eerst het begrip ‘Industriële Revolutie’.
o Pas tegen 1880 zal het begrip frequent gebruikt worden.
Friedrich ENGELS - 1845
‘Men weet dat deze uitvindingen een industriële revolutie ontketenden die, tegelijkertijd, de
burgerlijke maatschappij in haar geheel transformeerde: iets waarvan men de betekenis in de
wereldgeschiedenis nu pas begint te doorgronden’
o Industriële Revolutie heeft plaatsgevonden.
o Ze heeft een enorme impact gehad.
o Men is bang voor wat deze revolutie gaat doen met de wereld.
Allen hebben vrij pessimistische visies op wat de Industriële Revolutie gaat doen met de maatschappij.
Er is bezorgdheid m.b.t. sociale toestanden (situatie arbeiders) en men realiseerde zich dat de
gevolgen op economisch, politiek en sociaal vlak heel groot zullen zijn.
Wordt gebruikt vanuit een bepaalde achtergrond.
Geen vrijblijvend begrip.
Men gaat het verleden opdelen in periodes
o Men gaat keuzes maken van ijkpunten.
o Welk ijkpunt men gebruikt is afhankelijk van.
· Achtergrond
· Invulling.
· Iets is er veranderd.
Franse Revolutie (pol. Revolutie).
o 1817: cartoon, grote groep die het niet heeft op revoluties.
o Guillotine uit de regering van Robespierre (schrikbewind).
Demografische revolutie.
o Schema met verschillende fasen van economische groei.
Industriële revolutie.
Als je deze verschillende golven op elkaar gaat leggen dan komen de revoluties overeen.
Industriële revolutie als ideologisch concept.
Een eindeloos debat
o Zeer conjuctureel gevoelig.
o De economische situatie waarin mensen zelf verkeren heeft invloed op hun visie op de
Industriële Revolutie (komt nog terug.)
o “Alle geschiedenis is actuele geschiedenis”
· We schrijven geschiedenis op basis van de problemen van vandaag.
Doelstelling van de les.
o Debatten die al zijn geweest.
o Debatten die gevoerd kunnen worden.
o Waarom Engeland?
o Waarom de katoen en ijzersectoren?
o Kritische bedenkingen.