Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Wetenschap en wetenschappelijke methode in de Oudheid en de Middeleeuwen

- kern van de methodologie die tot de experimentele methode leidt lag niet bij Aristoteles!

  • zijn ‘empireia’/ ervaring is er meer een van ondervinding/levenservaring  ziet geen nut in opzettelijk geplande ervaring

- 2de groot probleem bij het vertrouwen in alledaagse ondervinding is onderschatting van de complexiteit van problemen  remt onderzoek sterk af, meer nauwkeurigere controle is nodig!

Lees meer...

ONTSTAAN VAN DE NATUURWETENSCHAP EN VAN HET NIEUWE WERELDBEELD

Inleiding

  • de rationele denkvorm was niet genoeg om tot een decisief inzicht in de structuur v.d. werkelijkheid te komen  hiervoor was de wetenschappelijke methode nodig
  • Aangezien de vraag wat kennis is één van de centrale problemen uitmaakt in de filosofie, kan het nuttig zijn om na te gaan hoe de wetenschap ontstaan is, waarom dit niet veel vroeger is gebeurd, waarom precies in de mechanica, enzovoort.
Lees meer...

De christelijke leer

  • Boodschap

= kerygma

= evangelie

“Na Johannes heeft Jezus gepredikt in Galilea, hij ging rond al weldoende en genas allen die onder de heerschappij van de Duivel stonden, maar men heeft hem aan het kruishout geslagen. God heeft hem echter de derde dag doen opstaan en laten verschijnen aan ons als getuigen. Hij gaf ons de opdracht te prediken dat hij zal terugkomen als rechter van levenden en doden; hij is de door de profeten voorspelde Messias en allen die in hem geloven en zich laten dopen, bekomen vergiffenis van de zonden en de garantie van het eeuwig leven. “

  • Paulus
  • heftige onenigheden:

Jezus  door zijn verrijzenis de periode van de joodse Wet beëindigd

PaulusJacobus

afschaffing van de Wet je moet eerst jood zijn voor je Christen kan worden

  • Griekse invloed

- Verzwakking Messiasgedachte

- “Christos” begint als naam te fungeren

- Jezus = Heer = Zoon van God

- Ontstaan van de idee van de maagdelijke geboorte

- Heer = verlosser

- Klemtoon: * nabije terugkomst van de Heer

* laatste oordeel

* wederopstanding

  • Kerygmatische Jezus

Belangstelling voor Jezus’ leven en prediking wordt groter  onstaan evangeliën

  • Conventies

REDEN: nood aan precieze formulering van de begrippen Vader, Zoon en Geest

  • Concilie van Constantinopel

3 goddelijke personen, maar 1 God = leer van de drieëenheid

  • Congres van Nicea

Goddelijkheid van Christus als dogma

  • Nadruk

- wederkomst van Jezus

- verrijzenis van het vlees

- laatste oordeel

- onsterfelijkheid van de ziel

  • III – IV

Kerkelijke hiërarchie krijgt definitieve vorm

  • Dogmatiseringstendens

Aanvankelijk: doopsel en geloof in de Heer volstonden om verlost te zin

Later: steeds grotere nadruk op de belijdenis van het juiste credo (wie hiervan afwijkt wordt gebanvloekt en verliest het eeuwige leven: “buiten de Kerk geen heil”

  • Evolutie van de leer

- Griekse invloed: Griekse filosofie en wetenschap worden vermengt met geloofselementen

- ME: filosofisch – theologisch systeem dat zich in zijn geheel als de ware leer opdringt

- Renaissance: introduceren van nieuwe wijsgerige en wetenschappelijke hypothesen roept achterdocht op

- Heden: restanten van de Griekse invloed verwijderen

  • Filosofie en christendom

Heftige dialoog tussen filosofie en christendom vormt één van de wezenlijke karakteristieken van het westerse denken

  • XII

Kritisch opstellen tegenover dogma’s en kerkelijke gezagsargumenten

 begin ME: langdurige stilstand

 dankzij Arabieren kwam het westen, via Spanje, opnieuw in contact met de Grieken door vertalingen uit het Arabisch

Gevolg: heftige discussie:

Theologen moeten alleen  studie van het werk van Aristoteles was de openbaring volgen oodzakelijk om de waarheid te eren kennen

  • Thomas van Aquino

- synthese van christendom en filosofie

SCHOLASTIEK

- onderwijs = volgens vaste regels:

  1. lectio = lectuur van de filosofische tekst
  2. commentaar = opmerkingen van de magister

- onduidelijkheden in de tekst  houden van disputationes (discussies) waarvan het uitgangspunt altijd reeds aanvaarde waarheden was

= oorzaak voor het feit dat de wijsbegeerte en de wetenschap gedurende meer dan 1000 jaar ter plaatse bleven trappelen

Lees meer...

Het ontstaan van het christendom

Algemene karakterisering

Christendom = openbaringsgodsdienst EN verlossingsgodsdienst

> judaïsme

  • Evolutie in het judaïsme

- Aanvankelijk polytheïstisch = verering van meerdere goden

- Later henotheïstisch = verering van 1 God, zonder het bestaan van andere goden te loochenen

- VI : monotheïstisch = geloof in 1 God

  • Laatste eeuwen voor Christus

- ‘uitverkoren volk’

- Verwachting van een ‘koning’ (= ‘gezalfde’ = Messiah = Christos)

- Koning zou het ‘Rijk Gods’ vestigen

- Mazdeïstische ideeën: strijd tussen God en Satan

  • Ontstaan van het christendom

- Beslissende gebeurtenis = kruisdood van Jezus

- Geloof dat Hij uit de dood was opgestaan speelt cruciale rol

Historische gegevens

  • Bronnen

- Tacitus: vermelding van een zekere Christus, stichter van de christenen, die onder Pontius Pilatus werd ter dood gebracht

- Flavius Iosephus: vermelding van het feit dat Jacobus, broer van Jezus in 62 werd terechtgesteld

- Oudste christelijke teksten

  1. authentieke brieven van Paulus
  2. evangeliën van handelingen
  3. overige teksten

  • Brieven van Paulus

Paulus’ christendom ≠ leer van Jezus

Maar: een leer over de dood en verrijzenis van Jezus  verwijst nooit naar uitspraken van Jezus

  • Evangelies

- Marcus: putte uit een niet bewaarde ‘Quelle’ van gezegden van Jezus

- Mattheus en Lucas: putten uit Marcus en de ‘Quelle’

- Johannes: staat los van de andere evangelies  grotendeels theologische verwerking

 Jezus bracht waarschijnlijk een eschatologische prediking = prediking betreffende het einde der tijden (‘het Rijk Gods is nabij’)

Lees meer...

Hellenistische en Romeinse filosofie (III – V)

- Verlies van contact met staatsinrichting van de stadstaat

- Desinteresse voor politiek

- Gevoel van onmacht tegenover de wereld en gebeurtenissen die zich erin voordoen

- Interesse in de individuele moraal

  • Centrale vraag

= Hoe kan het individu in deze wereld stand houden en hoe kan het gelukkig worden?

  • Viertal antwoorden
  • Stoïcisme

= zich door redelijk inzicht onderwerpen aan de wetten van de kosmos op een toestand van ‘apatheia’ (= onberoerdheid) te bereiken

  • Epicurisme

= genieten van het leven, zonder overdaad te doen om de ‘antaraxia‘ (=onverstoorbaarheid) te bekomen

  • Scepticisme

= er is geen enkele methode om met zekerheid tot kennis te komen, er bestaan geen positieve zekerheden (=dogmata)

 soepel nastreven van doeleinden waarvan de realisatie ‘probabel’ is, met als einddoel een epicuristische antaraxie

  • Neoplatonisme

= wereld is een emanatie, een uitstorting van zichzelf van de godheid

 door ascese en meditatie de stadia van de emanatie terug doorlopen en zo tot vereniging met God te komen

MAAR: Deze hellenistische filosofieën zijn amper haalbaar en alleen enkelingen van hoog intellectueel gehalte konden deze echt nastreven

Lees meer...

Aristoteles (384 – 322 v.C.) wijsbegeerte

  • Kennistheoretisch

Aanvaardt vormen als kennisobject, maar loochent dat ze een afzonderlijk bestaan zouden leiden:

  • geringer vertrouwen in de strikt wiskundige methode:

kennis van de vormen gebeurt door een abstractieprocédé = nadat we talloze, concrete, volmaakte benaderingen van cirkels hebben gezien, vormt zich in onze geest het begrip ‘volmaakte cirkel’

DUS: denken is gebouwd op ervaring = “empeiria” = inzicht dat men krijgt door ouder te worden en veel te hebben beleefd

  • ontwikkeling van de logica

wiskundige methode voldoet niet  noodzaak om toch het denkproces olgens strenge regels te laten verlopen

  • Formele en informele logica
  • Formele logica

= logica die eerder de vorm, of de structuur van het denken onderzoekt in plaats van de inhoud

- Begrippen samenvoegen tot oordelen

- Oordelen samenvoegen tot gevolgtrekkingen

 syllogisme ( maior – minor – conclusio )

- Gevolgtrekkingen samenvoegen tot bewijzen

 axioma’s: iets kan niet tegelijk zichzelf en zijn tegendeel zijn

  • Informele logica

= logica die correcte redeneringen poogt te onderscheiden van drogredeneringen (‘fallacies’) door de inhoud ervan te onderzoeken

  • Drogredeneringen (informele logica)

- Ad hominem argument = discussie pogen te winnen door de tegenstander aan te vallen op zijn persoon (op de man spelen)

- Gezagsargument = ontkrachten of ondersteunen door naar een autoriteit te verwijzen

- Bad company / good company = naar personen verwijzen die met dit standpunt in verband kunnen worden gebracht

- ‘iedereen doet het’ = van mening zijn dat een bepaalde houding / bepaald gedrag correct is, omdat iedereen deze houding heeft of dit gedrag vertoont

- Anekdotiek - drogredenering = verwijzen naar een anekdote om een standpunt of stelling te ‘bewijzen’

- ‘begging the question’ = datgene wat men moet bewijzen al gevolg van een beargumenteerde redenering, reeds opnemen in de redenering zelf

- Cirkelredeneringen = de conclusie van een redenering baseren op bepaalde premissen, maar de premissen zelf ondersteunen door de conclusie

  • Na Aristoteles: dubbele tendens
  • Theoretische aanpak

Nadruk op de creatieve rol van de menselijke geest bij de kennisverwerving:

- Eenvoudige deductieve logica

- Algemene uitspraken

- Gevaar: te ver afwijken van de werkelijke wereld

  • Empirische aanpak

Alleen door ervaring kunnen decisieve resultaten worden bekomen:

- Houdt zich strenger aan de ervaringsgegevens

- Niet duidelijk hoe men tot algemene wetten kan komen

- Probleem: moeilijkheid om tot een logica van de inductie te komen

= trekken van een algemeen besluit uit een aantal bijzondere gevallen

  • Teleologische wereldvisie

Klemtoon op de doelgerichtheid die ogenschijnlijk in de wereld aanwezig is:

- Wereld: verklaren door het doel aan te wijzen waarnaar alles streeft

- Niet: Platonische vormen liggen aan oorsprong van alles wat bestaat

- Maar: doeleinden van de dingen  veroorzaken stuwkracht naar een meer volmaakt realisatie

= CAUSALE / OORZAKELIJKE VERKLARING

 zette zich sterker door bij de ontwikkeling van de moderne natuurkunde

 won ook het pleit in de biologie door Charles Darwin zijn evolutietheorie en de ontdekkingen in de moleculaire biologie

  • Ethica en politiek

NIET: uitgaan van een ideaalbeeld (zoals de platonisch gerichte filosofen deden)

MAAR: meent dat de juiste inzichten uit de menselijke activiteit en de reflectie hierover moeten groeien

Lees meer...

Plato (428 – 348 v.C.) wijsbegeerte

 trouw aan het Socratisch ideaal van het zoek naar het goede, maar: totaalvisie over de mens en over de wereld waarin die mens leeft is nodig

 ziet in dat betrouwbare kennis aan een aantal eisen moet beantwoorden

 beseft dat men inzicht moet hebben in de mogelijkheden en beperkingen van de menselijke kenniswerving

  • Kennisleer gebaseerd op wiskunde (meetkunde)

Meetkunde : niet de figuren die men in de praktijk kan tekenen en waarnemen, maar veeleer volmaakte vormen worden bestudeerd

 Besef: deze wetenschap is mogelijk door nauwkeurige definities >> belang van een exacte taal in het denkproces

Besluit: kennis in het algemeen = kennis van volmaakte vormen die in definities worden gevat

>>> VORMENWERELD: hierin bestaat het basismodel, het prototype van alle dingen op volmaakte wijze (onze ervaarbare wereld toont slechts benaderende realisaties van deze vormen

  • Ontwikkeling van de sterrenkunde

Beweging van sterren : - eenparige beweging

- cirkelvormige banen

Beweging van planeten : problemen!  bewegen in onregelmatige banen

 Men stelde zich tot doel aan te tonen dat, wat voor de waarnemer onregelmatig lijkt, in feite objectief volmaakte cirkelbewegingen zijn

REDEN: ‘als de sterren goddelijk zijn, dan moeten ze de vormenwereld nauwkeurig volgen; er moet dus een eenvoudige, volmaakt wiskundige vorm voor te vinden zijn.’

  • Euxodos van Knidos (1.IV v. C.)

Heelal = reeks van concentrische kristallen bollen die door assen met elkaar zijn verbonden en draaien met eenparige bewegingen

  • Hipparchos (II v.C.)

Afwijkende beweging van de planeten wordt gesimuleerd door het systeem van de epicycli

= cirkelvormig en eenparig beweegt er zich een punt rond de aarde, terwijl rond dit punt een ander punt draait, eveneens cirkelvormig en met eenparige snelheid  het laatste punt stelt de planeet voor die een afwijkende beweging lijkt te maken, vanuit het gezichtspunt van de aarde

  • Ptolemaios

Verdere uitwerking van Hipparchos  voldeed aan de eis tot volmaakte cirkelvormigheid, maar kon ook de posities van de planeten zeer goed voorspellen (aanvaard tot in XVI)

  • Copernicus

Heliocentrisch systeem  nog steeds met volmaakte cirkelbewegingen en eenparigheid

  • Kepler

Feiten dwongen hem over te stappen naar ellipsvormige bewegingen (sluiten het dichtst aan bij de cirkel)

  • Invloed op statica en hydrostatica

Statica = theorie van balansen en hefbomen

Hydrostatica = studie van het gewicht van lichamen in een vloeistof

- Archimedes: wereld heeft eenvoudige wiskundige structuur

- Galilei: paste deze methode toe op mechanica (ontstaan experimentele methode)

- Newton en Einstein: idee van de fundamenteel wiskundige structuur van de wereld

  • Toepassen om esthetica, moraal en politiek

Mooi >>> object vertoont een meer dan gewone gelijkenis met de Vormen

Lelijk, immoreel, onrecht >>> object / situatie waarin op esthetisch, moreel of politiek vlak verregaand van de ideale Vorm wordt afgeweken

 volgens Plato’s visie is het mogelijk om door rationeel onderzoek een moraal op te bouwen en een staatsordening te ontwerpen die het ideaal meer en meer benadert

  • Plato’s mensvisie

Mens behoort met zijn lichamelijkheid tot de aardse wereld

MAAR: zijn ziel (nous): - is afkomstig uit de Vormenwereld

- heeft een goddelijk karakter

- is onverwoestbaar

 omdat de ziel, in de Vormenwereld, kennis heeft genomen van de volmaakte Vormen, kan ze zich tijdens haar aardse bestaan die Vormen herinneren

 we zijn objectief in staat classificaties te maken

 dualistische visie: onderscheid tussen lichaam en ziel

  • Open samenleving en haar vijanden – K. Popper
  • Gesloten maatschappijvisie

= de idee dat men een volmaakte maatschappij kan construeren die niet vatbaar hoeft te zijn voor verdere evolutie en bijgevolg geen nood denkt te hebben aan kritische commentaren

 elke kritiek komt als vijandig over en zal het zwijgen opgelegd worden !

  • Open maatschappijvisie

= samenleving die garandeert dat de mogelijkheid tot het leveren van kritiek bestaat, en die daadwerkelijk poogt rekening te houden met die kritiek

- Maatschappij die open wil zijn, moet over een aantal instellingen beschikken die op basis van grondig onderzoek gefundeerde kritiek kunnen leveren op het beleid

- Maatschappij = nooit perfect / volmaakt  er komen voortdurend nieuwe elementen / problemen bij waardoor er altijd redenen zijn om kritiek te leveren

  • Paradox van de democratie

Wat als de meerderheid beslist de democratie op te heffen???

Democratie ≠ de wil van de meerderheid

= het bestaan en behoud van de vrije instellingen die kritiek kunnen leveren

  • Vrijheid

≠ absoluut: - staat moet kunnen tussenkomen als vrije instellingen in het gedrang komen

- staat moet trachten te vermijden dat mensen in ongelukkige of onleefbare omstandigheden terechtkomen

  • Probleem

Realiseren rationele maatschappij  drang tot beschermen van die realisatie voor verdere verandering of degeneratie

 totalitarisme

Lees meer...

De sofisten en Socrates (vijfde eeuw v.C.)

  • Sofisten

= rondreizende leraars die aan de stilaan groeiende rationele denkwijzen een praktische toepassing gaven

- onderwezen tegen betaling zonen van rijke burgers om ze voor te bereiden op een rol in het politieke leven

- Kritisch denken toepassen op problemen van moraal en maatschappij – ordening, in plaats van uitsluitend op de natuur

- Zwaartepunt van de filosofie: van onderzoek naar de aard van de werkelijkheid, naar studie van de mens en de samenleving

- Introduceren van het relativisme

- Spraken niet over godsdienst

  • Protagoras

- “De mens is de maat van alle dingen”  er is geen absolute waarheid of absolute waarden

- Overreden = belangrijker dan de waarheid

  • Socrates

(° 470 v.C. in Athene)

- Kon relativisme van de sofisten niet aanvaarden

- Zag in dat oude funderingen van moraal en maatschappijordening op mythen en tradities niet meer volstonden

- Was een meesterlijke ondervrager

- “Ik weet dat ik niet weet”  maakte hem volgens hem wijzer dan de sofisten, die beweerden iets te weten

- Bronnen voor Socrates: Xenophon en Plato

Lees meer...

De natuurfilosofen (VI en V v.Chr.)

 wiskunde ontstond vooral uit praktische overwegingen bij Egyptenaren en Babyloniërs

 Grieken: kennis omwille van de kennis

 natuurfilosofen zochten logica in de onvoorspelbaarheid: natuurwetten

- Studie van de natuur

- Wetten in de natuur

- Kennis zoeken met wiskunde als model

- Inzicht dat de natuur evolueert

  • Thales van Milete

- Was heel bereisd: noties van meetkunde en astronomie in Egypte)

- Zocht bewijsvoeringen: welke wiskundige regels de juiste waren  theorie dat de wereld vatbaar was voor argumentatie

- Begreep dat de werkelijkheid voortdurend verandert

- Water = beginsel dat de diversiteit en veranderlijkheid van de werkelijkheid kon verklaren

REDEN: water kan in drie vormen voorkomen: vloeibaar, ijs en gas  kan zich misschien transformeren tot alles wat bestaat?

  • Anaximander

= leerling van Thales

Onzichtbare oerstof = apeiron  ligt ten grondslag aan de vier hoofdelementen: water, lucht, aarde en vuur

  • Anaximenes

= derde Milesische natuurfilosoof

Lucht = oerstof van de werkelijkheid

  • Pythagoras

- ° Samos, VI voor Christus

- Getal = grondslag voor alles wat bestaat

 bv: wiskundig uitdrukken van muziek: als dit wiskundig kan uitgedrukt worden, dan kan dit misschien wel met de hele werkelijkheid?

God = een wiskundige: kosmos = orde

orde = harmonisch

harmonisch = mooi  ware = schone !!

- Werkelijkheid is veranderlijk en dus minderwaardig aan de eeuwige waarheden van de wiskunde

>>> getallen zijn belangrijker dan de zintuiglijke werkelijkheid: ze overstijgen de realiteit en zijn eeuwig

- Probleem:

A² + B² = C²

Maar: als A = 1

B = 1

dan C = V2 = IRRATIONEEL GETAL

= buitensporig lelijk

 gevolg: na Pythagoras werd het getal verwaarloosd en werd de wiskunde meetkundig

  • Heraklitos

- ° 540 v. C., Efese

- Oerstof = vuur:

vuur is vluchtig en ongrijpbaar  ‘panta rhei’ = ‘alles stroomt’ (cf. uitspraak: “Je kan nooit twee keer in dezelfde rivier baden”)

- Vinger op zere wonde:

“We kunnen wel op zoek gaan naar het eeuwige getal, of het apeiron, of het atoom, enzovoort… (cf. praesocratische zoektocht naar het onveranderlijke), maar het enige wat we vinden is het veranderlijke en het tijdelijke.”

  • Parmenides

“Enkel het zijn bestaat en het zijn is één”

- Zintuigen zijn bedrieglijk

- Veranderingen die we waarnemen zijn bedrieglijk

- Er is geen tijd, aangezien er geen verandering is

- Begrip ‘worden’ drukt illusies uit

  • Zeno van Elea

- Actief rond 450 v. C., leerling van Parmenides

- Poogde aan te tonen dat beweging niet bestaat

- Bewees stellingen van Parmenides op wiskundige manier

- Paradox van schildpad en Achilles

Schildpad krijgt beetje voorsprong en hoe hard Achilles ook loopt, hij kan de schildpad nooit inhalen

Cf. helft van de helft van de helft…

FOUT: 1 + ½ + ¼ + 1/8 + + 1/16 + ∞ = 2 !!!

  • Leucippus en Democritos

- Atomisme = materialistische leer uit vijfde eeuw v. C.

- Probleem van de verhouding tussen het eeuwige (= onveranderlijke) en het tijdelijke (= veranderlijke) op te lossen door te stellen wat bestaat opgebouwd is uit kleine, ondeelbare deeltjes = atomen

- Botsingen van de atomen = ontstaan van voorwerpen

- Onsterfelijkheid kan niet: ziel wordt vernietigd op het moment dat de atomen waaruit ze zijn opgebouwd elkaar weer loslaten

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen