- Wilde totaalfilosofie ontwerpen
- Vertrekt niet van de notie ‘God’
- Problemen baseren op onderzoek van het kennende wezen, de mens
- Bewustzijnsverschijnselen (perceptions)
- Impressions
= indrukken (gewaarwordingen, gevoelens, emoties)
Enkelvoudige ideeën
= voorstellingen die overeenkomen met / refereren naar 1 bepaald ding in de wereld en niet opsplitsbaar zijn in meerdere voorstellingen
Vb. koude, hitte, rood, zoet
Complexe / samengestelde ideeën
= enkelvoudige voorstellingen samenvoegen: combineren van waarneming van meerdere zintuigen en corresponderen niet rechtstreeks met datgene wat we kunnen ervaren
Vb. uitgebreidheid, oneindig, dronkenschap
- Redeneren = ontdekken van relaties
- Over relaties tussen ideeën
= analytische aanpak
- Bewijzend of demonstrerend redeneren
- Leiden tot zekerheid
- Conclusie van een redenering zit reeds vervat in de betekenis van de eerste helft van de redenering
- A priori waar
- Ontkennen houdt contradictie in
- Over relaties tussen waargenomen feiten
= synthetische aanpak
- Over ervaringsfeiten
- Ervaringsgegevens zijn nodig om uit te maken of ze waar of vals zijn
- Ontkenning houdt geen contradictie in, ook al zou de ontkenning vals zijn
- Niet a priori waar
- Empirische hypothesen die, met alle variaties van waarschijnlijkheid, waar of onwaar kunnen zijn
= leggen van verbanden tussen oorzaken en gevolgen
= necessary connection tussen A en B als men zegt dat ‘A oorzaak is van B’
- verband op zich kunnen we nooit vaststelling in de ervaring
- oorzakelijkheid = neiging van ons psychisme om, na herhaalde vaststelling van opeenvolging, te besluiten tot een noodzakelijk verband
- kan noch door ervaring, noch door logische redenering als zeker worden beschouwd
- gevolg: inductie is geen logische procedure
= afleiden van conclusies uit bepaalde premissen (als de premissen correct zijn, dan is de conclusie noodzakelijkerwijs ook correct)
= maken van een veralgemening op basis van een beperkt aantal specifieke waarnemingen
- Bezit geen logische zekerheid zoals bij deductieve redeneringen
- We kunnen nooit weten of een inductieve conclusie zeker is (cf. de kip van Bertrand Russell in zijn ‘Problemen der Filosofie’)
- Toetsen aan ervaring = onmogelijk: we kunnen niet alle gevallen onderzoeken waarop de conclusie betrekking heeft
inductie blijkt in de praktijk te werken
Gevolg: we kunnen door inductie ook tot betrouwbare kennis komen omdat deze dagelijks blijkt uit bepaalde handelingen
Probleem: deze redenering is circulair, omdat ze zelf ook inductief is
- Inductie mag niet als basis van de wetenschappelijke methode beschouwd worden
- Natuurwetten = vermoedens die men aan experimenteel onderzoek kan onderwerpen
- Mogelijkheden van kennisverwerving
- we kunnen ons geen ideeën vormen over zaken die totaal losstaan van het ervarene : behalve in het geval van logica en wiskunde kunnen we met zuiver abstracte begrippen niets aanvangen
- ik = ketting (‘a bundle’) van samenhangende en opeenvolgende bewustzijnsverschijnselen: persoonlijke identiteit kunnen we niet ervaren als aparte entiteit
- metafysische uitspraken (alles wat der ervaring transcendeert) kunnen niet met ervaringen in verband worden gebracht en hebben dus geen zin
- feit (= iets wat zich in de werkelijkheid voordoet) kan nooit bewezen worden door een redenering die a priori is (= voor alle ervaring)
- geordende kennis (wetten en theorieën) betreffende de feitelijke wereld, berust op de toepassing van het oorzakelijkheidbeginsel zekerheid over deze zaken kan nooit bereikt worden
RESULTAAT: scepticisme = fundamentele twijfel die nooit kan worden opgeheven
- wiskunde en Newtoniaanse fysica = betrouwbaar (maar: begrippen als ‘absolute ruimte’ en ‘absolute tijd’ zijn niet houdbaar)
- Vertrekt vanuit zijn kentheoretisch uitgangspunt
- Rede kan geen beslissing nemen over de geldigheid van ethische uitspraken
= geen overgang mogelijk van beschrijvende kennis naar waarderend opvattingen
= geen overgang van ‘zijn’ naar ‘moeten’
- Ethische uitspraken drukken geen eigenschap / feiten uit, maar een goedkeuring of afkeuring van bepaalde feiten door ons psychisme
- Individueel hedonisme: af- of goedkeuren is gebaseerd op een associatie die vroeger is gevormd tussen zulke feiten en een ervaring van lust of onlust
- Sympathie: het lange –termijn geluk van de medemens voor onszelf als lustvol ervaren
- Naturalisme, relativisme en emotivisme
Uitspraken waarin we iets ‘goed’ of ‘kwaad’ noemen, kunnen afgeleid worden uit feiten, die eventueel wetenschappelijk kunnen worden vastgesteld
Wat mensen ‘goed’ en ‘kwaad’ noemen is afhankelijk van een aantal factoren:
- Maatschappij
- Tijdperk
- Sociale groep
- Opvoeding
Waarde – oordelen zijn volkomen betekenisloos: ethische uitspraken drukken enkel en alleen de emotieve houding van de spreker uit
- Traditionele theologisch denken = waardeloos
- Opstellen van begrippensystemen = onmogelijk
- Begrip ‘substantie’ = betekenisloos
- Theologie en metafysica zijn te verwerpen
- Ethica en natuurwetenschap = aanvaardbaar MAAR: geen onderling verband + fundering berust in laatste instantie op neigingen van het menselijke psychisme