In 1780 vond de 4de Engelse oorlog plaats die een eind maakte aan een eeuw verbondenheid tussen de zeemogendheden. Engeland verklaarde de oorlog omdat: de Republiek de verplichtingen van het verbond niet meer naleefde, de Republiek winst maakte op de strijdende partijen in internationale conflicten, de Republiek de onafhankelijke Amerikaanse staten bevoorrade en de druppel was de toetreding van de Republiek tot het ‘Verbond der Gewapende Neutraliteit, een project dat vooral tegen Engeland gericht was.
De gevolgen van de oorlog voor de Republiek waren dramatisch: de handel viel stil. Ook bracht de oorlog een proces van politisering op gang, men werd zich politiek bewust: begin van de Nederlandse variant van de Europese revoluties. Deze politisering in de patriottentijd moet men zien tegen de achtergrond van de Nederlandse verlichting: de rede kreeg naast openbaring een belangrijke rol in de religie, leescultuur breide zich uit tot een gevarieerd menu (niet enkel bijbel en stichtelijke lectuur). De spectatoriale tijdschriften speelden en belangrijke rol in de verspreiding van het Verlichtingsdenken. Sociale revolutie werd niet gepredikt.
In de Republiek werd Verlichting altijd samen gezien met verval: men geloofde in de maakbaarheid van de samenleving, dit was de hoop van een land die op internationaal vlak in verval was geraakt. In de periode 1760 – 1770 ontstond zo de verlichte vaderlandscultus, in dienst van het herstel van het vaderland.
De economische achteruitgang openbaarde zich vooral in de tweede helft van de 18de eeuw: de economie werd eenzijdiger, smaller maatschappelijk draagvlak, de landbouw deed het relatief goed, maar globaal werd de kloof tussen arm en rijk groter. Vooral na 1770 is er structureel verval en pauperisme.
De oorlog was de oorzaak van een diepe gezagscrisis die duurde tot 1787. De vaderlandscultus sloeg om in agressief nationalisme: patriottisme, dat gebruik maakte van de media die de Verlichting gecreëerd had. (pamfletten, opiniepers)
Deze patriottenbeweging richtte zich op buitenlandsvlak tegen Engeland en op binnenlands vlak tegen de stadhouder en zijn aanhang.
De machtpositie van de stadhouder was een mengeling van formele bevoegdheden en informele praktijken. Officieel was hij de dienaar van de Staten van de soevereine gewesten, hij had echter een sterke greep op staatsbestel. In de praktijk werden zijn bevoegdheden uitgevoerd door informeel netwerk van vertrouwelingen, dat had een nationaal-samenbindende functie. Dit netwerk ontregelen was één van de eerste doelstelling van de patriotten.
Daarnaast wilden vele patriotten ook medezeggenschap in het lokaal bestuur. Het sociaal profiel van de patriotten was als een dwarsdoorsnede van de bevolking. Lokale en regionale verhoudingen speelden een belangrijke politieke rol, toch had het patriottisme een nationale pretentie.
Het programma van de patriotten kan in 3 punten worden samengevat: macht, medezeggenschap en morele herbewapening. Macht was onhaalbaar waardoor het 2de punt steeds belangrijker werd. Zo ontstonden er tal van hervormingsbewegingen die geleidelijk hun eisen stelden.
Het kernwoord was ‘Grondwettige Herstelling’: herstel van de rechten en privileges die verloren waren gegaan waardoor de burgers, steden en gewesten invloed en zelfstandigheid hadden ingeboet tegenover de stadhouder.
In de jaren tachtig verscherpten de eisen van de patriotten waardoor een nieuwe tegenstelling ontstond. Sommige regenten schrokken immers van de gevolgen van het hervormingsproces.
Naast de verschillende soorten patriotten was er ook nog de orangistische tegenpartij. Hierdoor werd de burger voor de keuze tussen twee alternatieve ideologische stelsels geplaatst.
De politisering zorgde voor een rijk arsenaal aan actiemiddelen en organisatievormen: petities, pamfletten, periodieke pers, burgerbewapening en democratisch ingerichte vrijkorpsen.
Geleidelijkheid was het motto en de praktijk van de patriotten. Sociale revolutie wilde niemand.
De hervormingen moesten eerst op lokaal vlak uitgevochten worden, de steden waren immers de voornaamste machtskernen, daarna op provinciaal vlak en tenslotte in de Staten-Generaal.
Het verloop van de lokale hervormingen was zeer verschillend. Zo verschillend dat in 1787 de Republiek de facto in burgeroorlog verkeerde. De Pruisische inval in 1787 beëindigde deze burgeroorlog. De patriotten leverden geen weerstand tegen het Pruisische beroepsleger. Ze hadden gehoopt op hulp van Frankrijk, maar dat bleef uit.
Het Oranjeregime werd weer ingesteld en in stand gehouden door Engeland en Pruisen. Vele patriotten vluchten weg uit de Republiek, de meeste onder hen keerden na korte tijd terug.
Ondergronds bleef het patriottisme bestaan, bijvoorbeeld in leesgezelschappen. Hun programma werd veel ingrijpender.
De Franse revolutie wekte een voorbeeld op, maar ook veel schrik. In 1794 werden de Zuidelijke Nederlanden overspoeld en werd de Republiek bedreigd. Als ze de Republiek binnen vielen ondervonden ze geen weerstand. Op termijn boekte de patriottenbeweging haar grootste succes in de ‘fluwelen revolutie’ van 1795.