Menu

HET CONFUCIANISME

Confucius (= meester Kong)

  • Uit een verarmde adellijke familie
  • Sterke interesse voor rituelen. Legt zijn volle aandacht op studie.
  • Lagere ambten aan het hof van Lu  onvrede met corruptie en verval van de politiek  onderwijs (reisde rond met een groep leerlingen om raad aan te bieden).
  • Geen geschriften bewaard. Oudste bron: Analecten of Gesprekken: gesprekken en uitspraken van Confucius.
Lees meer...

Oosterse Levensbeschouwingen: China & Japan

Het Chinese Denken

  1. Inleiding

1.1. Historische achtergrond

  • Xia dynastie: proto-historisch (bewijsmateriaal ontbreekt)
  • Shang dynastie (±1500-1040v.C.): de orakelbeenderen met hun inscripties  de oudste geschreven bronnen uit China
  • Zhou dynastie(±1040v.C.-221v.C.): Hemels mandaat (de Hemel ontleent het recht om te regeren aan de keizer (de Zoon des Hemels), om hun machtsovername te rechtvaardigen.
    • Westelijke Zhou (1040-771v.C.): periode van rust en vrede, de ideale tijd. Feodale structuur.
    • Oostelijke Zhou (771-221v.C.): kwam tot stand door in vallen van barbaren vanuit het westen. Lente- en Herfstperiode  periode van de Strijdende Staten (403-221v.C.)
    • Qin dynastie (221-206v.C.) o.l.v. de eerste keizer van China. (semibarbaarse provincie)
    • Han dynastie (206v.C.-220n.C.)

1.2. De bloeiperiode van het Chinese denken

De Oostelijke Zhou: oorsprong van verschillende invloedrijke stromingen in het Chinese denken, in de periode van politieke desintegratie, verwarring, chaos en onzekerheid. Bij de aftakeling van morele waarden in deze turbulente periode, ontstond de nood om op zoek te gaan naar nieuwe zekerheden.

Wat is de juiste Weg (= dao)?

Uiteenlopende antwoorden: ‘de Honderd Scholen’. Het confucianisme op de voorgrond en het taoïsme op de achtergrond domineren.

Lees meer...

Materiële en artistieke dimensie

Alle levensbeschouwingen = materieel veruitwendigd (symbolen, afbeeldingen, gebouwen)

Heilige plaatsen

  • Magnetische kracht  mensen willen er naar toe
  • Collectieve beleving (cruciaal!)
  • Fysische eigenschappen (natuur/cultuur) = belangrijk
  • SOMS ontlenen heiligheid aan (mythologische) gebeurtenissen / bewaarplaats / pas door heiligheid zelf bijzondere handelingen uitlokken

■ Christendom

  • Aanvankelijk: heilige plaats  cultusplaats voor liturgie
  • Verering martelaren/heiligen  op cultusplaats relikwie  heilig
  • Plaatsen = blijvende getuigen van de aanwezigheid van heilige mensen
  • Christenen naar toe getrokken  ‘zo dicht mogelijk zijn’

Tastbare vorm van religie

  • Gelovigen kunnen niet zonder
  • Aanrakingen, overnachtingen,..
  • Reis loopt vaak ook over pad dat zelf heilig is (vb. Santiago de Compostella)
  • Pad lijdt nooit rechtstreeks tot hart, altijd via omweg (vb. 3x rond)
  • Zoeken van een souvenier (markering van keerpunt in leven)
  • Fysieke aanwezigheid met heilige plek dwingt eerbied af

Gelovigen verwachten dat ook niet-gelovigen dit een heilige plek vinden en voorschriften in acht nemen

Lees meer...

verschillende functies sociale organisatie levensbeschouwing

1) Organisatie, verspreiding, werking verbeteren + oplossen praktische problemen

 contigent (≠ wezenlijk voor levensbeschouwing zelf)

2) Noodzakelijke schakel mens – bovennatuur

 essentieel onderdeel levensbeschouwing zelf

3) Controlerende en bewakende instantie inzake orthodoxie & orthopraxie

 belangrijke schakel in overlevering van traditie

Lees meer...

VEELSOORTIGE RELATIES TUSSEN GODSDIENST EN MORAAL

Standaardvisie sluit niet uit dat moraal historisch sterk verweven met godsdienst

Ethische intentie en motivatie

  • gelovigen kennen een soort motivatie waar niet-gelovigen niet op kunnen terugvallen (Origenes tegen Celsus: ook gods wil kunnen kennen, maar bij christenen kracht om gods wil ook uit te voeren)
  • ≠ enkel religie kan motiveren
  • MAAR gelovigen alvast voldoende redenen om moreel te handelen
  • Geloof moet om authentiek te zijn, geïncarneerd worden in een praxis
  • Impuls van geloof zorgt soms voor ‘meer’  vb. christenen: agapè (excessieve naastenliefde die geen voltooiing kent, vijanden beminnen,…)

epistemologische/pedagogische rol  epistemologische afhankelijkheidsthese

  • Sterke versie
    • Tussenkomst van de godsdienst = noodzakelijk
    • Eindige vermogens mens  hulp nodig van buitenaf om morele te wijzen
    • Klassieke hulpbronnen: schrift, clerici, geloofstraditie, openbaring
    • Zwakke versie
      • Godsdienst & openbaring ≠ enige wegen tot morele inzichten
      • Thomas van Aquino: zowel geloof als rede leiden tot moreel inzicht

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen