Logo
Print deze pagina

Marx’ antropologie

Deel dit artikel:

Marx sluit zich aan bij Feuerbach maar geeft ook veel kritiek op hem. Feuerbach hecht teveel belang aan ideeën, alsof de mens op zichzelf bestaat en zichzelf kan uitvinden. Marx zegt echter: “Het menselijk wezen is geen in de afzonderlijke individuen wonend abstractum. In zijn werkelijkheid is het ’t geheel van de maatschappelijke verhoudingen.” De menselijke verhoudingen maken dus een mens. Je kunt dus niet vertrekken van de mens als individu. Met maatschappelijke verhoudingen bedoelde Marx voornamelijk economische verhoudingen (eigendomsverhoudingen). Een mens denkt vanuit de sociale klasse waartoe hij behoort. Vb. een proletariër denkt als een proletariër.

Het concept van zelfvervreemding komt vooral in zijn vroege geschriften voor.
Hegel zegt: als je wilt weten wie je bent, moet je ook weten wie je niet bent. (Fichte: ik kan maar ‘ik’ zijn indien ik tegenover een ‘niet- ik’ staat. De niet –ik is de wereld). Bij vervreemding sta je dus tegenover iets dat je niet bent, je vindt iets vreemd. Vb. je bent geen tafel, geen stoel, ….
De geest moet dus geconfronteerd worden met zijn tegendeel -> zonder vervreemding is er geen denken mogelijk. Mensen weten vb. na een wereldreis wat ze allemaal niet zijn, en weten daardoor ook wat ze wél zijn.
Marx zegt echter: vervreemding vind je vooral in het arbeidsproces. Je maakt dingen die niet van jou zijn, ze worden van je afgepakt. Vb. je haalt het ei onder de kip vandaan en vervreemdt daardoor de kop van zijn ei. Je vervreemd je dus van je product maar ook van je collega’s en zelfs van jezelf, want je arbeid is eigenlijk een koopwaar. Dit gebeurt volgens Marx in een kapitalistische economie.

Copyright © 2019. All rights reserved.