Grote, allesomvattende vragen. Er werd niet gezocht naar feitenkennis, maar naar een logos, een rationeel principe dat een verklaring bood voor de bestaande wereld.
Deze φ kon pas ontstaan nadat de meest acute problemen van het dagelijkse bestaan op gelost waren ( economische bedrijvigheid in welvarende Ionische steden).
Kennis om de kennis: de vraag naar het waarom. De Grieken waren de eersten om vormen te aanschouwen, los van de materiële lichamen die deze vormen bezitten (= concept, het abstracte).
Presocratici (overgang mythisch naar wetenschappelijk denken): “physis” en “kosmos”, ze zochten naar een universeel beginsel achter de verschijnselen. (↔ Socrates: niet de uitwendige wereld centraal, maar de mens als handelend wezen)