Foundations of Psychosocial Development
Emoties zijn de bouwstenen van persoonlijkheid. Het zijn subjectieve reacties op ervaringen die gepaard gaan met psychologische en gedragsveranderingen. Cultuur beïnvloedt hoe mensen zich over bepaalde situaties uitdrukken en hoe ze handelen. Emoties ontwikkelen zich op ordelijke wijze, van simpel naar complex. Als een kind emotioneel verwaarloosd wordt, zal het nauwelijks groeien, ondanks voldoende voeding.
Het eerste signaal van emotie is uiteraard huilen en gebeurt als het kind iets wil. Baby’s kunnen op verschillende manieren huilen, afhankelijk van hun behoeften. Kinderen dienen getroost te worden, omdat het negeren van het huilende kind het kind boos kan maken, waarna men nog verder van huis is. Baby’s lachen voor het eerst tijdens de REM-slaap. Dit lachen is onbewust en komt door subcorticale activiteit van de hersenen. De eerste lach in wakkere toestand wordt door milde kietelende sensaties veroorzaakt. In de tweede week kan het kind lachen na het voeden. Na de eerste maand wordt lachen socialer en wordt er meer op gezichten gereageerd. Hardop lachen gebeurt na 4 maanden.
Men bekijkt aan de hand van gezichtsuitdrukkingen welke emoties omgaan in een zuigeling. Kinderen worden geboren met de basisemoties tevredenheid, interesse en onrust die later overgaan in plezier, verrassing en woede, angst en afgunst. Zelfbewuste emoties zijn emoties als opgelatenheid, empathie of jaloezie, emoties die alleen kunnen ontstaan als het kind zelfbewust is en zichzelf als afzonderlijk functionerend individu ziet. Dit blijkt rond 18-24 maanden te ontstaan. Zelfbewustzijn zorgt ervoor dat het kind op de hoogte raakt van de normen en waarden in de cultuur met als gevolg dat het zelf-evaluatieve emoties kan ontwikkelen zoals, schuld, trots en schaamte. Schuld focust zich op de daad zelf terwijl schaamte betrekking heeft op het individu. Empathie, het vermogen zich in iemand anders te verplaatsen, ontwikkelt zich tijdens het tweede jaar. Het ontstaan is afhankelijk van sociale cognitie, het vermogen om te begrijpen dat ieder persoon gevoelens heeft. Egocentrisme is Piagets term om het onvermogen zich in anderen te verplaatsen te benoemen. Jonge kinderen denken vaak zo.
Er zijn vier grote veranderingen in organisatie van de hersenen vanaf de geboorte. De eerste verandering is tijdens de eerste drie maanden als de cortex actief wordt. Bij 10 maanden beginnen de frontaalkwabben te verbinden met het limbisch systeem waardoor emoties ervaren en geïnterpreteerd kunnen worden. De derde verandering vindt plaats tijdens het tweede jaar en heeft te maken met myelinisatie van de frontaalkwabben. Zelfbewustzijn ontwikkelt zich hier. De vierde verandering vindt plaats rond de leeftijd van drie jaar waarbij veranderingen in hormonen in het autonomische zenuwstelsel botsen met de opkomst van evaluatieve emoties.
Temperament wordt gedefinieerd als de biologisch bepaalde manier waarop mensen op personen of situaties reageren. Het gaat om het HOE van een taak, niet over het WAT.
Kinderen vallen wat temperament betreft grotendeels in drie groepen. Makkelijke kinderen zijn over het algemeen gelukkig, hebben een regulair ritme en staan open voor nieuwe ervaringen. Moeilijke kinderen zijn sneller geïrriteerd, irregulair in biologisch ritme en tonen emoties intenser. Slow-to-warm-up kinderen staan mild tegenover nieuwe ervaringen en passen zich langzaam aan. Ongeveer een derde van alle kinderen valt niet binnen deze groepen, maar is meer een combinatie ervan.
Temperament kan gemeten worden door zaken als boos worden, lachen, getroost worden af te laten turven door de ouders. De betrouwbaarheid kan alleen in twijfel getrokken worden. Temperament is grotendeels aangeboren, maar dit wil niet zeggen dat omgeving er geen invloed op heeft. Het ontstaan van emoties kan het temperament beïnvloeden en ook de opvoeding speelt een rol. Of een kind makkelijk of moeilijk wordt hangt ook af van hoe goed het temperament van het kind bij de omgevingseisen past, bijvoorbeeld lang stil zitten bij een druk kind leidt tot gezeik. Verlegenheid en dapperheid zijn ook onderdeel van het temperament maar goed beïnvloedbaar door omgeving en cultuur. Verlegen kinderen aansporen meer te ondernemen leidt tot minder verlegen kinderen dan als de verlegenheid geaccepteerd wordt. Ook per cultuur verschilt of verlegenheid een goede of slechte eigenschap is.
Hoe ouders met kinderen omgaan is sterk cultuurbepaald. Belangrijk aan de moederrol is met name het zogen en intiem lichaamscontact. De rol van de vader verschilt heel erg per cultuur. Zelfs het ruwere spelen met jongens verschilt erg van cultuur tot cultuur en is dus niet iets wat automatisch gebeurt. De zorg van vaders is de afgelopen jaren veranderd door de emancipatie van vrouwen. Er worden de eerste 2 jaar weinig verschillen in gender gevonden tussen jongens en meisjes. Jongens zijn iets groter en zwaarder, maar mijlpalen worden ongeveer op dezelfde leeftijd bereikt. Ouders denken vaak dat er een groter verschil is dan het geval is. De eerste verschillen tussen jongens en meisjes wat gedrag betreft treden op tussen het eerste en tweede jaar, waar zich een voorkeur voor bepaald speelgoed ontwikkeld. Tussen het 2e en 3e jaar kennen de geslachten meer geslachtgerelateerde woorden. Vaders doen meer aan gendertypering dan moeders.
Developmental Issues in Infancy
Het eerste van Eriksons stadia is vertrouwen vs wantrouwen. Vertrouwen helpt het kind stabiele relaties op te bouwen en geeft het hoop. Dit wordt bereikt door voldoende de behoeften van het kind tegemoet te komen.
Om te kijken wat voor hechtstijl een kind heeft kan men de strange situation test gebruiken. Kinderen met secure attachment huilen als de moeder weggaat, maar kunnen snel getroost worden en verkennen de ruimte. Kinderen met avoidant attachment huilen als de moeder weggaat, maar vermijden haar als ze terugkomt. Bij ambivalent attachement raakt het kind al opgewonden voor de moeder weggaat, is ontroostbaar als ze weg is en zeer moeilijk te troosten bij haar terugkeer. Een vierde stijl is het disorganized-disoriented patroon. Het kind doet onverwachte en tegenstrijdige dingen waar geen touw aan vast te knopen is (moeder blij groeten, maar meteen weer negeren. Blij doen tegen de vreemdeling). Deze stijl is een aanwijzing voor misbruik en vaak moeilijk te herkennen.
Temperament heeft zowel een directe als indirecte rol op attachment via de reactie van de ouders. Als ouders goed met een snel geïrriteerd kind om kunnen gaan kan dit net zo secure attacht worden als een makkelijk kind.
Rond de 8ste maand gaan kinderen leiden aan stranger en separation anxiety. Dit komt door cognitieve ontwikkeling waardoor het onthouden van gezichten en situaties met vreemden mogelijk wordt. De vreemde eerst met het kind laten spelen zorgt voor minder stress bij het kind als de ouder weggaat dan als de vreemde niks doet. Stabiliteit van zorg is ook belangrijk, niet alleen de zorg van de ouders, maar ook van babysitters of wat dan ook.
Een goede hechtstijl heeft ook op lange termijn gevolgen. Aangezien kinderen de omgeving vertrouwen worden ze actiever. Ook is hun woordenschat groter en ervaren ze meer positieve emoties. Ze zijn nieuwsgieriger, empathischer, competenter en hebben meer zelfvertrouwen. Het maakt het kind in feite klaar voor vriendschap.
Hechtstijlen erven vaak over, maar dit heeft met name te maken met hoe de ouders in hun eigen jeugd behandeld zijn. Als ouders een secure attachment hebben of als ze begrijpen waarom ze insecure attacht waren, dan zal het kind vaak ook secure attacht raken. Mutual regulation is het proces waarbij kind en ouder elkaars gedrag lezen en hier gepast op reageren.
Vaak zijn er goede en slechte perioden van mutual regulation. Het kind kan dan namelijk leren het gedrag van de volwassene te lezen en zo beter aan te geven wat het wil. Het still-face paradigma wordt gebruikt om mutual regulation te meten tussen 2-9 maanden. Het still-face gedeelte volgt op een normale interactie waarbij de moeder een gezicht als uit steen gehouwen aanneemt. Dit onverwachte gedrag veroorzaakt duidelijk stress bij het kind. Als de normale interactie dan weer terugkomt gedraagt het kind zich overdreven blij, maar zijn er nog steeds tekenen van stress aanwezig. Deze afterstress periode wordt korter naarmate de moeder de behoeften van het kind beter vervult.
Social referencing, een vreemde situatie analyseren door te kijken naar hoe anderen hier op reageren, ontwikkeld zich aan het eind van het eerste jaar.
Developmental Issues in Toddlerhood
Tussen de eerste en tweede verjaardag veranderd het kind in een peuter. Een eerste belangrijke psychologische mijlpaal is het ontstaan van het self-concept, een beschrijvend en evaluerend beeld over de eigen eigenschappen.
Het selfconcept ontwikkelt zich tussen 4-10 maanden uit agency, het vermogen te begrijpen dat het kind de omgeving kan manipuleren. Hierna ontstaat self-efficacy. Kinderen herkennen hun eigen spiegelbeeld binnen 18-24 maanden en bij 20-24 maanden gaan ze in de eerste persoon praten. 18 maanden tot 3 jaar is ook de periode dat het tweede stadium van Erikson aanbreekt: autonomie vs twijfel en schaamte. Als de ontwikkeling goed gaat ontstaat de eigen wil. Het is natuurlijk de bedoeling dat ouders de wil van het kind wel binnen de perken houden. Kinderen rond het 2e jaar leiden aan negativisme, overal nee op zeggen alleen maar om autoriteit te weerstaan.
Als derde ondergaan kinderen op de peuterleeftijd socialisatie: het zichzelf aanleren van gewoonten, waarden en vaardigheden die gedeelde worden door verantwoordelijke individuen in een maatschappij. Dit gaat via het proces internalisatie.
Zelfregulatie is de basis voor socialisatie. Hierbij leert het kind controle op het eigen gedrag uit te oefenen door zich te herinneren wat kan en wat niet kan. Naast cognitief bewustzijn is ook controle over de emoties noodzakelijk. Controle over aandachtsprocessen helpt kinderen wilskracht te ontwikkelen en om te gaan met frustratie. De groei van zelfregulatie staat parallel aan die van empathie, schaamte en schuld. Het geweten bevat emotioneel discomfort als men iets verkeerd doet en het vermogen deze handeling dus na te laten. Geweten berust op iets juist vinden, niet omdat het verboden is. Het geweten komt voort uit committed compliance: gehoorzaamheid aan ouders zonder dat ze in de buurt zijn. Situational compliance is gehoorzaamheid als er nog duidelijk signalen van ouderlijke macht aanwezig zijn.
Socialisatie gaat het best bij secure attachment, observationeel leren van ouders en emotionele wederkerigheid tussen ouder en kind. Dit leidt tot morele emoties, moreel conduct en morele cognitie. Constructieve conflicten kunnen bijdragen tot het ontwikkelen van moreel begrip bij kinderen.
Contact with Other Children
Ook contact met andere kinderen is belangrijk, in het begin met name de broer/zus relaties. Alles wat hierin geleerd wordt, wordt toegepast op andere kinderen buitenshuis. Als kinderen secure attacht zijn, kunnen ze beter met hun broers/zussen omgaan. Conflict is onvermijdelijk, maar een goede manier om te leren zich in een persoon te verplaatsen en te kijken wat kan en niet kan.
Peuters tonen interesse in vreemden, helemaal in individuen van hetzelfde formaat. Van 1,5 tot 3 jaar tonen kinderen steeds meer interesse in wat andere kinderen doen en hoe daar mee om te gaan. Kinderen leren ook door elkaar te imiteren. Sommige kinderen zijn socialer dan anderen, afhankelijk van hun temperament en ervaring. Meer contact met kinderen betekent vaak socialer.
Children of Working Parents
Werkende ouders heeft geen significante invloed op de ontwikkeling van kinderen, zolang dit maar onder de 30 uur per week blijft. Crèche voor overdag kan invloed hebben. Temperament en geslacht hebben invloed op hoe een kind kinderopvang ervaart. Jongens, kinderen met insecure attachment en verlegen kinderen ervaren meer stress tijdens kinderopvang. De kwaliteit van de opvang kan gemeten worden aan de hand van structurele elementen als hoeveel verzorgers en opleidingen en moeilijker te meten proceselementen zoals gevoeligheid en reacties. Een lage turnover van personeel is belangrijk en de verzorger moet het kind stimuleren.
Er is gebleken dat teveel kinderopvang tot de leeftijd van 4.5 slecht is voor gedrag en ontwikkeling van het kind. Kinderopvang van hoge kwaliteit heeft een positieve invloed op de cognitieve ontwikkeling en zorgt voor meer sociale contacten met andere kinderen. Ook is gebleken dat invloed vanuit de familie een veel grotere rol speelt dan vanuit de kinderopvang. Kinderopvang heeft geen invloed op hechtstijl. Kinderen met een lage SES kunnen wel baat hebben bij veel kinderopvang van hoge kwaliteit, omdat de zorg thuis lang niet zo goed is.
Maltreatment: Abuse and Neglect
Mishandeling komt in veel vormen en maten. Lichamelijke mishandeling behelst handelingen als schoppen, slaan en schudden en wordt onderscheiden van straffen. Nalatigheid is het nalaten om in de basisbehoeften van het kind te voorzien. Seksueel misbruik is seksuele activiteit die fysiek of mentaal schadelijk zijn voor het kind. Emotionele mishandeling is actie of inactie wat gedrags, cognitieve of mentale stoornissen veroorzaakt.
Misbruik komt het meest voor in arme gezinnen waar veel problemen heersen, zoals weinig geld, alcoholisme, depressie of een te groot gezin. Misbruik van een kind heeft vrijwel niets te maken met de karakteristieken van het kind. Het gaat meer om de omgeving. Misbruik begint bij ouders die emotioneel tegen het randje aanzitten en op een gegeven moment de controle verliezen. Veel van de moeder zijn zelf genegeerd of misbruik en veel van de vaders lopen weg of geven te weinig steun. De familieatmosfeer is chaotisch, met veel mensen die binnenkomen en weggaan.
Mishandeling is ook afhankelijk van de buurt. Als er goede sociale steun is van andere gezinnen, weinig criminaliteit en veel sociale bezigheden in de buurt, is de kans op misbruik veel kleiner. Of een buurt arm is of niet maakt dan weinig uit. Culturele factoren die een rol spelen zijn geweld en lichamelijke straf voor kinderen.
Interventiestrategieën moeten gericht zijn op de buurt, bescherming van kinderen en het versterken van familiebanden. Zonodig dient het kind uit huis geplaatst te worden. Het scholen van de ouders en het aanbieden van extra steun om de ouders even wat rust te gunnen blijkt te werken. Voor veel onderzochte gezinnen is het echter te laat en leidt het kind al aan gedragsproblemen. In extreme gevallen is een pleeggezin aangewezen, maar ook dit is geen goede oplossing omdat het kind verder van de familie vervreemd raakt en een grotere kans heeft om dakloos of crimineel te worden. Het zal nu duidelijk zijn dat misbruik veel lange termijn gevolgen kan hebben. Factoren die een kind resistent kunnen maken voor de effecten van misbruik zijn intelligentie, humor, zelfvertrouwen, onafhankelijkheid en een goede band met een volwassene.