Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Instituties

Instituties worden in de neoklassieke economie vaak genegeerd. Enkel de markt blijft over. De rationele handelingstheorie bestudeert ze wel.

De invloed van instellingen op het gedrag: onderzoek naar de sociale ruil in kleine informele groepen, en groei naar organisaties. Hier sluit deze theorie nauw aan de NIE.

Lees meer...

Sociaal kapitaal

Bourdieu => sociaal kapitaal = netwerken.

Sociaal kapitaal is dat deel van menselijke verhoudingen die actie vergemakkelijken.

Er bestaat bij de rationele handelingstheorie 3 soorten kapitaal
- menselijk kapitaal: vaardigheden, kennis, … in een individu
- fysiek kapitaal: economisch.
- sociaal kapitaal: dit zit vervat in relaties tussen mensen. (belangrijke factor nutsmaximalisatie)

Lees meer...

Parate-kennisvragen 11 t/m 17

11. Hoe verklaar je dat het bij dooiweer toch vaak zo koud is? Om het ijs te kunnen laten smelten is warmte nodig. Deze wordt dan onttrokken uit de omgeving, waardoor het dan vaak nog koud is.

12. Van welke twee omstandigheden is de warmte, die benodigd is voor een smeltproces, afhankelijk? De hoeveelheid stof en de soort stof.

13. Geef een definitie van smeltwarmte. De smeltwarmte is het aantal joule dat nodig is om 1 kg vaste stof bij het smeltpunt geheel over te laten gaan in een vloeistof.

14. Geef een definitie van stollingswarmte. De stollingswarmte is het aantal joule dat vrijkomt als 1 kg vloeistof bij het stolpunt geheel overgaat in een vaste stof.

15. Is de stollingswarmte groter dan, gelijk aan of kleiner dan de smeltwarmte? De stollingswarmte is gelijk aan de smeltwarmte.

16. Welk symbool wordt gebruikt voor smeltwarmte en stollingswarmte? Het symbool rs 17. In welke eenheden wordt smeltwarmte uitgedrukt? In J g-1, In kJ kg-1 en J kg-1

Lees meer...

Smeltwarmte en stollingswarmte

Er is warmte nodig om een stof te doen smelten. Een stof die stolt geeft warmte af. Smelten oefent een afkoelende werking op de omgeving uit. De smeltwarmte – de hoeveelheid warmte die nodig is voor het smelten van een stof – en de stollingswarmte – de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij het stollen van een stof – is afhankelijk van de soort stof en de hoeveelheid stof.

Onder de smeltwarmte van een stof verstaat men het aantal joule dat nodig is om 1 kg van de stof bij één bepaalde temperatuur geheel te doen overgaan in vloeistof. Onder de stollingswarmte van een stof verstaat men het aantal joule dat vrijkomt als 1 kg vloeistof bij één bepaalde temperatuur geheel overgaat in vaste stof. De smeltwarmte en stollingswarmte van een stof zijn gelijk aan elkaar.

Hiervoor wordt het symbool rs gebruikt. De meest gebruikte eenheden van smeltwarmte zijn J kg-1, J g-1 en kJ kg-1.

De hoeveelheid benodigde warmte om een stof te doen smelten of stollen kan men berekenen met Q = m x rs.

Lees meer...

Oefenopgave 66

We mengen 50 g ijs van 273 K met 1.000 g water van 298 K. Bereken de eindtemperatuur.

De eindtemperatuur ligt waarschijnlijk boven de 0 oC. 50 x 334 + 50 x 4,2 x t = 1.000 x 4,2 x (25 – t) 16.700 + 210t = 105.000 – 4.200t 4410t = 88.300 T = 20 oC.

Lees meer...

Oefenopgave 55

Hoeveel joule zijn er nodig om 3 kg ijs van 267 K om te zetten in 3 kg water van 273 K? 3 x 2.200 x (273 – 267) = 39.600 J is nodig voor de temperatuurstijging. Om 1 kg ijs om te kunnen zetten naar water is 334.000 J nodig, dus 3 x 334.000 = 1.002.000 J. In totaal is er dan 1.002.000 + 39.600 = 1.041.600 J nodig.

Lees meer...

Oefenopgave 4-

a. Wanneer kunnen waterleidingbuizen springen?

Als deze bevroren zijn geweest en dan weer ontdooien. Het volume, en daarmee de druk, binnen de buizen is daardoor toegenomen.

b. Wanneer merk je dat ze inderdaad kapot zijn? Na het ontdooien.

Lees meer...

Oefenopgave 33

Het is niet verstandig een volle fles limonade op een warme zomerdag te koelen in het vriesvak van een koelkast. Wat kan er, afgezien van het feit dat de limonade bevriest, dan gebeuren?

Limonade bestaat voor een groot deel uit water. Het volume wordt bij bevriezen groter, waardoor de fles kan gaan springen.

Lees meer...

Oefenopgave 2

Als men in een reageerbuis gesmolten paraffine laat afkoelen, is het oppervlak van de gestolde paraffine hol. Hoe blijkt hieruit dat paraffine bij het stollen krimpt?

De bovenste rand of aanslag van de paraffine in de reageerbuis laat het volume zien van de gesmolten paraffine. Aangezien het gestolde oppervlakte hol is, kan men dus opmerken dat het volume is afgenomen en dat de paraffine bij het stollen is gekrompen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen