Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Waarom viel het Romeinse Rijk uiteen?

Schiavone (2000) is diegene die dit goed heeft kunnen beschrijven. Er was ten eerste een verandering in mentaliteit t.o.v. geest en werk. Er was een Griekse scheiding van lichaam in ziel, niet zoals in het christendom en bij Descartes, maar het was tussen de ziel en de materiële productie. De economische sleutel voor de Romeinen en de Grieken was slavernij en de mentale sleutel was geest en werk. Hierdoor was er geen economische ontwikkeling. Ten tweede was er de economische grond: slavernij. De slaven werden toen als machines gezien (zelfs Aristoteles), maar het was niet gebaseerd op het ras bij het Romeinse Rijk. 30% van de Atheense populatie was slaaf. Dit versterkte misprijzen nog voor de materiële arbeid, slaven werden namelijk als machines gezien. De behoefte aan modernisering was er dus niet. Het had wel een positieve kant. Al het werk werd gedaan door de slaven, waardoor de Romeinen tijd kregen om te filosoferen. Romeinen waren goede organisatoren, vandaar hun succes. Romeinen worden ook wel de „doeners‟ genoemd, en de Grieken de „denkers‟. Aristoteles zei: “Ideeën zijn actie, geen productie.”

Lees meer...

STOÏCISME

Dit is de filosofie van de Romeinse leidende klasse. Zij geloofden in een absoluut determinisme (tyche. Emoties moesten beheerst kunnen worden. Het stoïcisme was door iedereen bereikbaar(universair). Bewustzijn is hier een persoonlijk bewustzijn (conscienta). Je moet naar de innerlijke logos luisteren, naar de innerlijke stem. Deze „logos‟ had een invloed op het christendom. Het neoplatonisme zal zich integreren met het stoïcisme (Augustinus). In het begin was er „het woord‟ en het woord is God. Dus men kan zelf uitmaken wat goed of slecht is. Deze theorie werd gevonden door Zeno

Lees meer...

SCEPTICISME

Volgens deze theorie is de waarheid nooit te achterhalen (aporia). Ze hebben wantrouwen in de zintuiglijke waarneming (cfr. illusies). Zij prediken een universele twijfel. De uitvinder van deze theorie is Pyrrho.

Lees meer...

CYNISME

Ze trokken zich van niets aan. Genieten van het leven was de boodschap. Men moest leven zonder enige waarden en normen. Een beroemd voorbeeld hiervan is Diogenes. Hij werd „de hond‟ genoemd, omdat hij werkelijk als een hond leefde, zonder sociale conventies. Hij plaste op straat, hij masturbeerde zich op straat, hij trok zich van niets aan.

Lees meer...

EPICURISME

Deze filosofische theorie werd uitgevonden door Epicurus. Hij predikte een teruggetrokken leven. Teruggetrokken om geen problemen, troebels mee te maken. Om geen hevige emoties te ervaren. Men moest simpel leven om zich onafhankelijk te kunnen voelen tegenover anderen en de wereld. Volgens hem leidde dit tot een gelukkig leven. Om angst voor de dood te vermijden, verkoos hij het atomisme. Dus het geloof dat er niet zoiets is als „de ziel‟ en dat er geen hiernamaals is. Dat we geen zorgen hoeven te maken om het hiernamaals.

Lees meer...

Therapeutische filosofieën van het geluk

Mensen zochten in deze wereld van zorgen een wereld, vrij van zorgen. Een vorm van geluk, dat die Grieken ataraxia noemden. Dit i.p.v. eudaemonia, wat het streven naar een „menselijk‟ leven is. Ataraxia is een vorm van geluk dat je zelf onder controle hebt. Men gaat dus op zoek naar filosofieën die zouden bijdragen aan het geluk van de mens. De filosoof wordt in deze context een soort van psychotherapeut. De aard van de filosoof verandert hierbij dus, het wordt meer van praktische aard.

Lees meer...

De sociale context: Alexander de Grote

Het doel van Alexander de Grote was een groot rijk oprichten met de Griekse cultuur. Zijn doel kon hij niet bereiken, want deze mislukte. De Romeinen echter slaagden hierin. Het leven in de kleine democratische staat, polis, verdween en in plaats daarvan ontstonden de transnationale rijken. Er beginnen oorlogen te ontstaan tussen zijn generaals. Het geloof in de polis verdwijnt en het publiek leven verandert in privaat leven (de huiselijke waarden). Hierdoor krijgt het huwelijk een meerwaarde, wat voordien niet zo belangrijk werd geacht. Samenhang, moed in de strijd, vechten als één man, deze waren belangrijker.

Lees meer...

MOTIVATIE EN ETHIEK

Beweging is een karakteristiek dat ook geldt voor dieren en daarom is motivatie een functie van de sensitieve ziel, die pijn en plezier kan ervaren. Alle acties worden als het waren gemotiveerd door een vorm van verlangen. Aristoteles noemde deze soort van motivatie de appetijt („goesting‟). Het dier heeft dit ook. De mens heeft tevens ook de ratio en kan goed en kwaad onderscheiden. We kunnen daarbij dus gemotiveerd worden voor dingen die goed zijn voor lange tijd. Dit type van motivatie noemt hij wens. Dit type van motivatie is typisch menselijk, dus dieren hebben dit niet. Dieren hebben simpele motivationele conflicten tussen hun appetijten, maar de mens heeft daarop nog het probleem van de morele keuze.

Dan beschrijft Aristoteles ook de ethiek. Het wordt ook wel de Niccomachse ethiek genoemd (naam van zijn zoon). Ethiek is met andere woorden de vraag „hoe leid ik een goed leven?‟. Ethiek is volgens Aristoteles afleidbaar van zijn psychologische bevindingen. Er is dus een natuurlijk streven naar „menselijk‟ leven (eudaemonia). Daarnaast is er volgens hem geen onderscheid tussen physis en nomos. De mens is van nature een sociaal en politiek dier. Zijn ideaal is de aristocratische democratie (cfr. Athene).

Lees meer...

STRUCTUUR VAN DE SENSITIEVE EN RATIONELE ZIEL

Volgens Aristoteles is het bekomen van kennis een psychologisch proces, waarbij men begint met de observatie van particuliere objecten en eindigt met de algemene kennis van universalia (vormen). Zintuigperceptie -> een zintuig ontvangt een specifiek aspect van de vorm van een object (dus NIET de materie zelf). Dus perceptie heeft alleen te maken met de vorm, niet de materie. Hij zegt dat deze zintuigperceptie passief en betrouwbaar (vb. kleur; hij ziet het als een eigenschap van een object).

Plato is, zoals we hebben gezien, een metafysische realist -> Aristoteles is een perceptuele realist (vorm, niet materie). De waarneming van particuliere perceptuele delen van een object vergt alleen de perceptie. De waarneming van het hele object (algemeen zintuig) vergt volgens hem oordeel. Het algemeen zintuig (common sense) zorgt voor sensorische integratie. Het algemeen zintuig is feilbaar. Het geeft een coherent beeld van objecten, dit leidt tot verbeelding en geheugen (dier en mens) en dat leidt dan tot de geest (mens).

De twee aspecten van de sensitieve zielen zijn verbeelding en geheugen. Verbeelding is het voorstellen en terug oproepen als het object afwezig is. Ten tweede staat het ook in voor het ervaren van plezier en pijn + de evaluatie van een object (goed vs. slecht). Geheugen is de opslag van de voorbije ervaringen (nu: het episodisch geheugen). De organisatie van het geheugen is gebaseerd op associatie. De term associatie is nu nog altijd een belangrijke term in de neurofysiologie. Deze associatie houdt de wet van gelijkenis, contrast en contiguïteit in. De wet van gelijkenis is als twee dingen op elkaar gelijken dan worden ze aan elkaar gekoppeld. De wet van contrast is bijvoorbeeld; wit-zwart, donker-licht. En tot slotte de wet van contiguïteit is de belangrijkste wet, want hij maakt het leerproces tussen willekeurige dingen goed mogelijk. Dan zijn er de rationele zielen en deze houdt in „de geest‟. De geest is volgens Aristoteles uniek voor de mens en deze geest heeft de capaciteit om kennis over de abstracte universalia te hebben, dus ook de kennis van de individuele dingen die gegeven zijn in kennis. Binnen deze geest kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de potentialiteit en de actualiteit. De passieve geest is potentialiteit, het is de inhoud van kennis. De actieve geest is actualisering, het abstract denken. En deze actieve geest werkt in op de passieve geest. Het is onsterfelijk, maar onpersoonlijk (dus identiek bij alle mensen). De actieve geest kan de dood overleven en kan zich scheiden van het lichaam.

Lees meer...

ZIELSLEER

Volgens Aristoteles heeft elk levend wezen een ziel-> De ziel = de vorm van natuurlijk organisme en het geheel van capaciteiten van het lichaam. De ziel is dus de essentiële, efficiënte en finale oorzaak van een organisme. Het lichaam is dan de materiële oorzaak. Volgens hem zijn lichaam en ziel niet te scheiden! Geen dualisme! (cfr. Plato,

Descartes). Na de dood gaat de ziel naar het hiernamaals.

Hierarchisch onderscheid tussen de verschillende soorten zielen:

  • Vegetatieve ziel: behoud, reproductie en groei (planten)
  • Sensitieve ziel: gevoelens (pijn en plezier), begeerte, beweging, verbeelding en geheugen (dieren)
  • Rationele ziel: kennis en denken, ook het goede (mens)
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen