Menu

Item gefilterd op datum: mei 2014

Recente geschiedenis van de klinische psychologie

Recente geschiedenis van de klinische psychologie

Indeling van komende onderdelen:
1) Theorie
2) Diagnostiek
3) Therapie

Begin 1900 (20ste eeuw)
1940: Binnen de APA werd de sectie klinische psychologie opgericht.
1) Theorie: psychoanalyse
2) Diagnostiek: intelligentieonderzoek
3) Behandeling: therapie volgens de psychoanalyse

De jaren ‘50

1) Theorie
- belangrijke bijdrage door Erikson: eerste stap in de richting vd ontwpsych
- de leertheorieën kwamen meer in beeld
- experiëntiële theorie en de algemene systementheorie ontstonden geleidelijk

2) Diagnostiek: het geloof in de diagnostiek was groot
- intelligentieonderzoek (er was wel kritiek op de cultuurgebonden aspecten; WAIS)
- persoonlijkheidsonderzoek (belangrijke tests: MMPI, Rorschach)

3) Behandeling
- gedragstherapie
- experiëntiële therapie

De jaren ‘60

1) Theorie
* Personal construct theory van Kelly
- gaat ervan uit dat een persoon een geheel aan constructen ontwikkelt
- persoonlijke constructen = representaties van hemzelf, anderen en de hem omringende wereld
- obv deze constructen bouwt een persoon verwachtingen op over het gedrag van
anderen en organiseert hij zijn eigen gedrag in functie van deze verwachtingten

* Systeemtheorie
- wijziging in de opvatting over de causaliteit van psychische problemen
-> lineaire causaliteit wordt circulaire causaliteit
- aandacht voor de invloed van systemen op het probleemgedrag bij personen

2) Diagnostiek
- kritiek op de projectieve technieken: hun betrouwbaarheid en validiteit is ontoereikend
- ontwikkeling van specifieke vragenlijsten
=> bij de ontwikkeling van deze vragenlijsten werd er meer nadruk gelegd op
‘multi method – multi agent’
= er moesten meerdere instrumenten gebruikt worden en meerdere informanten bevraagd worden
Bv. CBCL (om probleemgedrag van kinderen in kaart te brengen)

3) Behandeling
- systeemtherapie ontwikkelt zich vanuit de algemene systeemtheorie
- eerste overzichtstudies nr het effect van psychotherapie gepubliceerd
=> Resultaat
- 1/3 vd cliënten komt er niet beter uit
- Eysenck: percentage vd cliënten die na de therapie verbeterden is evenveel als het percentage spontaan herstel

De jaren ‘70

1) Theorie
- sociaal leren (Bandura): individu verwerft gedrag via observatie
- operante leerparadigma’s (Skinner: OC)
- klassieke leerparadigma’s (Pavlov: KC)

2) Diagnostiek: negatieve visie op het gebruik van testing:
- klinisch interview vs gedragsanalyse
- grote aandacht voor psychometrische kwaliteiten van testen
- toenemend belang aan diagnosestelling en de ontwikkeling vd DSM

3) Behandeling
- toepassing van operante en klassieke conditionering met als belangrijke concepten beloning
en straffen
- systeemtherapie: bekende richtingen:
- communicatietheoretische richting (Palo Alto groep)
- cybernetische richting (Palazzoli)
- structuur-analystische richting (Minuchin)
- strategische richting (Haley)
- partnerrelatietherapie
- onderzoeken naar de effecten van psychotherapie krijgen een belangrijkere rol
=> resultaat: professionalisering vd psychotherapie
- preventie: voorkomen van medische problemen doordat men er meer inzicht in krijgt

De jaren ‘80

1) Theorie: belangrijke concepten die gehanteerd worden bij specifieke problematieken zoals
depressie, verslaving en schizofrenie
- learned helplessness (aangeleerde hulpeloosheid) : belangijk in het kader van depressie
- self-efficacy (zelf waargenomen competentie): belangrijk in het kader van verslaving
- expressed motion: belangrijk bij schizofrenie

2) Diagnostiek
- was nog steeds niet populair
- men begon wel in te zien dat het nodig was
- lancering vd term ‘klinische psychodiagnostiek’
- verdere ontwikkeling van vragenlijsten

3) Behandeling
- opmars vd cognitief gedragsmatige beandering
- verschil in conceptualisering van problemen bij kinderen en adolescenten enerzijds en
volwassenen anderzijds
- als verklaringsmodel voor emotionele, sociale en gedragsproblemen bij kinderen werden
concepten als ontwikkeling, ontwtaken, risico- en beschermende factoren opgesteld
- onderzoek naar de indicatiestelling voor en de effecten van psychotherapie
-> werd meer belangrijk
-> niet eenvoudig
- technieken combineren (=eclecticisme)

De jaren ‘90

1) Theorie: men doet nog steeds beroep op
- leertheorie
- cognitieve theorie
- sociaal leren
- persoonlijkheidstheorie
- bij kinderen: ontwikkelingspsychopathologie

2) Diagnostiek
- diagnostisch proces van De Bruyn
-> integratie van specifieke instrumenten
-> integratie van DSM diagnoses

3) Behandeling
- principe van ‘managed care’: 2 belangrijke karakteristieken:
- geboden hulp gebeurt obv een duidelijke indicatiestelling die de cliënt de beste zorg garandeert
- opvolging (zodat de indicatiestelling, uitvoering en evaluatie
voldoen aan hoge kwaliteitscriteria)

Bevordert de verwetenschappelijking die tot uiting komt in de nadruk op evaluatie en de protocollaire werking (protocol = hierin staat wat je precies moet doen per sessie om een ziekte te behandelen)

De jaren 2000

1) Theorie

- nadruk op werken vanuit de experimentele psychopathologie
-> via wetenschappelijk onderzoek gaat men evidentie zoeken voor bepaalde oorzakelijke werkingsmechanismen vd verschillende psychopathologieën
-> vanuit deze wetenschappelijke evidenties trekt men conclusies naar depraktijk
- evidence based klinische psychologie
= praktijk vd psychologische hulpverlening moet zich baseren op wetenschappelijke
evidentie in de selectie en uitvoering van zijn technieken en methoden

2) Diagnostiek

- diagnostisch proces van De Bruyn is aangepast doorheen de jaren
-> dit heeft geleid tot het empirisch model vr probleemidentificatie, dit model
vormt de basis vh cognitief-gedragstherapeutisch werken

3) Behandeling

- overgang: eclecticisme -> integrationisme
=> poging om tot een overkoepelende theorie te komen

- deze evolutie vindt plaats binnen de cognitieve gedragstherapie die integratie zoekt met
emotietheorieën, met de sociale psychologie en met leertheorieën

Lees meer...

Voorgeschiedenis van de klinische psychologie

De Grieken

Hippocrates:
-> geestesstoornissen moeten beschouwd worden als een ziekteproces dat in principe niet afwijkt van elk ander ziekteproces

=> een psychische ziekte werd beschouwd als een somatische ziekte en de oorzaken werden op het natuurlijk (en dus nt op het bovennatuurlijk) vlak gezocht

  • onderscheid tss psychologische oorzaken (psychogenese) en fysiologische oorzaken (somatogenese)
  • beschikbare kennis over de mens was beperkt door het religieuze verbod op het ontleden vh menselijk lichaam
  • hij veronderstelde dat verschillende geestestoestanden het gevolg zijn van een onevenwichtige verdeling vd 4 lichaamssappen: bloed, gal, slijm en zwarte gal.
  • hij beschreef 3 abnormale geestestoestanden: manie, melancholie en phrenitis (hersenkoorts)

De Romeinen

Dominantie van religieuze of demonische visie op het ontstaan van geestesstoornissen. Ideeën over psychische ziekten waren vooral gebaseerd op religieuze en mythologische opvattingen.

  • Geestesziekte werd gezien als een straf vd goden, met als gevolg dat psychiatrische patiënten vaak ontoerekeningsvatbaar worden verklaard en hun vrijheid werd hen ontnomen (behandeling).
  • Romeinen gingen de oorzaak wel zoeken in het bovennatuurlijke

De Middeleeuwen


Christelijke kerk had veel invloed:

  • Tijdens de Middeleeuwen werd er een religieuze betekenis aan geestesziekten verbonden
  • ‘Geestelijke abnormalen’ waren bezeten door de duivel
  • Genezende praktijken: mengeling van religieuze, magische en medisch methoden (pelgrimstochten, exorcisme, …)
  • Zorg voor de patiënt = taak voor de familie (alleen de gevaarlijke psychiatrisch gestoorden werden geïsoleerd.

De 15de & 16de & 17de eeuw


Ontstaan van intramurale behandeling:
- dolhuysen : bedoeld voor de meest ‘ontembare gekken’.
- tuchthuizen hierin werden mensen ondergebracht die onproductief waren of door hun
- werkhuizen gedrag smet wierpen op de burgerlijke orde (bedelaars, hoeren, …)

Het ontstaan van dol-, tucht- en werkhuizen hing nauw samen met de toenemende verstedelijking en rationalisering vd opkomende kapitalistische m’ij. In deze tijd was er een grote intolerantie voor
onredelijk gedrag (weinig ruimte en begrip voor krankzinnigen).

De 18de eeuw


Franse Revolutie -> grote behoefte aan ongeschoolde en goedkope arbeidkrachten -> onderscheid
tss gekken en criminelen

Criminelen werden aan het Overgang 19de eeuw: humanitaire houding werk gezet tov gekken -> afzondering (gn ketens meer)
-> basis voor de psychiatrie
Door de liberale idealen (vrijheid, gelijkheid
en broederschap)

De 19de eeuw

Pinel (Fr) had een voortrekkersrol bij de ontketening vd psychiatrische patiënten.

Volgens hem : oorzaak geestesziekte = evenwichtstoornis in de emoties
=> Behandeling: herstellen van dit evenwicht dr een combinatie van vriendelijkheid, steun en zachte dwang

1841: Krankzinnigenwet (krankzinnigheid werd erkend als een ziekte)
J. Guislain (Vlaanderen): belangrijk hervormer die pleitte voor reorganisatie vd asielen om de morele en fysieke heropvoeding van de geestesziekten te vergemakkelijken.

Deze hervormingen werden ‘moral treatment’ (MT) genoemd:

=> 3 belangrijke doelen:
- het opheffen vd mistoestanden in de tehuizen en inrichtingen
- staatstoezicht om de inrichtingen te controleren
- een optimistische visie op behandeling en geesteszieken

Opm: - MT werd vooral toegepast bij de beter toegankelijke en rijkere psychiatrische patiënten
- MT heeft slecht enkele tientallen jaren stand gehouden

De 20ste eeuw


Stijging in het aantal psychiatrische patiënten door de industrialisatie en de urbanisatie -> weinig
ruimte voor behandeling => Opberg psychiatrie

  • nadruk op aanbieden van een rustige omgeving
  • aandacht voor natuurwetenschappelijke en medischgeoriënteerde benaderingen

! Kraeplin (D): indeling van psychiatrische ziektebeelden (eerste diagnostisch systeem)

In deze periode gingen psychiaters zich ook meer bezighouden met individuele psychotherapie, dit
leidde tot de ontwikkeling vd psychoanalyse.

=> handvat vr de behandeling
=> meer optimistische kijk op de behandeling

Clifford Beers (Am ex-psychiatrisch patiënt) pleitte voor hervormingen in de psychiatrie
=> Psychohygiënische beweging: aandacht voor sociale en psychologische aspecten

Een ander belangrijke rol in de 20ste eeuw was de ontdekking van de psychofarmaca in 1952
-> men stelde vast dat medicatie voor TBC ook werkzaam was als anti-depressiva
=> doorbraak vd biologische psychiatrie !

Dit gaf de psychiatrische ziekenhuizen de kans om een ander beleid te gaan voeren

  • er waren minder hardere methoden nodig om psychiatrische patiënten kalm te houden
  • psychiatrische patiënten kunnen opgenomen worden op de afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ)

Gevolgen:
- vermenselijking van de psychiatrie en verminderde opsluitingen
- nog steeds symptoombestrijding, niet genezend
- gevaar voor passiviteit vd patiënt

Lees meer...

Werkdomeinen en werksettings

6 werkterreinen die zich situeren tss de psychopathologie en de gezondheidspsychologie met hun
bijhorende werksettings

A) Psychopathologie

= het terrein vd mentale stoornissen/ psychische problematieken
= depressie, angst, slaap -, eetstoornissen, persoonlijkheid, trauma
=> CAW (crisishulp)/GGZ/BJZ/PAAZ/Psychiatrie/ziekenhuis/verslavingszorg

B) Forensische psychologie

= het terrein van delinquentie. Psychologen worden betrokken bij het psychologisch onderzoek van verdachten en gevangenen, bij de behandeling van gevangenen en bij het beoordelen of een individu mentaal in staat is om in de rechtszaal te verschijnen
= dader- en slachtofferhulpverlening (vroeger focus op daders)
=> CAW (dader- en slachtofferhulp)/ justitiehuis/ gevangenis

C) Klinische neuropsychologie

= het terrein vd neuropsychologische disfuncties
= ADHD, epilepsie, …
=> Ziekenhuis/ revalidatiecentrum/ GGZ

D) Gerontopsychologie

= het terrein vd psychologische aspecten vh ouder worden
= dementie
=> RVT/ revalidatiecentrum/ expertisecentra dementie/ thuishulp voor senioren/ dagcentra

E) Partner- en relatiepsychologie

= het terrein vd partnerproblematieken
= echtscheiding, seksuele problemen, opvoedingsproblemen, …
=> CAW (bemiddeling, vluchthuizen)/ GGZ

F) Gezondheidspsychologie

= het terrein vd preventie op vlak vd algemene gezondheid
= hartkwalen, astma, eet- en slaapproblemen
=> Ziekenhuis/ LOGO’s/ SENSOA/ VIG/ BIVV

Lees meer...

Populatie

Epidemiologische onderzoek

KLP richt zich tot kinderen, adolescenten, ouderen, gezinnen waarin abnormaal gedrag (mentale stoornis) voorkomt.

Om zicht te krijgen op deze populatie is een veelzijdig epidemiologisch onderzoek uitgevoerd; dit is
onderzoek naar het voorkomen en de evolutie van stoornissen in een bepaalde bevolkingsgroep.

-> Onderzoek: gezondheidsenquête dmv interview door Demarest, Van der Heyden, et. al.

=> Mentale problemen worden in dit onderzoek omschreven als een chronisch en recurrent disfunctioneren vd gedachten, de emoties, de houding tov anderen en/of de relaties met andere.

=> Mentale problemen veroorzaken het lijden of vertegenwoordigen een handicap op een of meerdere domeinen vh dagelijks leven.

Ze situeren zich op een continuüm met aan het ene uiterste zware psychologische syndromen die veelal organisch van oorsprong zijn en aan het andere uiterste extreme gevoelens van stress en ontevredenheid.

=> Mechanismen die de oorzaak zijn van mentale problemen zijn divers en complex:
- samenspel tss organische, psychologische en sociale factoren bepaalt het zich voordoen, de
aard en de evolutie van het probleem
- ontstaan hangt samen met gebeurtenissen in het leven
- veranderingen in levensstijl en snelle sociale veranderingen spelen ook een rol

=> Vaststelling:
- aantal personen dat mentale problemen heeft is groot (25%had ooit psychisch ongemak)
- WGO (wereld gezondheidsorganisatie) verwacht een exponentiële toename

=> Gevolgen op het domein van fysieke en sociale gezondheid:
- sociale gezondheid: isolatie
- fysieke gezondheid: aandoeningen, ongezonde levensstijl

Prevalentie van mentale stoornissen


25% (1/4) meldt op het moment vd enquête psychisch ongemak!

Geslacht:

- vrouwen zijn meer vatbaar dan mannen
- vrouwen op vroegere leeftijd dan mannen
- vrouwen hebben meer specifieke problemen

Leeftijdsgroepen:

- alle groepen evenveel psycho-affectieve problemen (ongemak, depressie, angst)
- oudere groepen meer somatische problemen, slaapproblemen en medicatie

SES:

- lager geschoolden hebben iets frequenter mentale problemen

Urbanisatiegraad:

- gn onderscheid

Gewest:

- nauwelijks verschillen
- Vlaams gewest is iets beter

Lees meer...

Normaal - Abnormaal

Onderscheid
Rosenhan & Seligman (1989): 7 factoren die bepalen of gedrag als abnormaal wordt beschouwd

  • hoe meer van die factoren aanwezig + hoe duidelijker op de voorgrond, hoe eensgezinder mensen in hun beoordeling
  • ten minste één van die aspecten als men van abnormaliteit zou spreken

1) Persoonlijk lijden

  • Gn voldoende voorwaarde, want psychische stoornis gaat nt altijd met lijden gepaard

2) De (dis)functionaliteit van het gedrag

  • mate waarin het gedrag het dagelijks functioneren en welbevinden vh individu beïnvloedt
  • disfunctionele gedragingen = ze belemmeren het individuele functioneren

3)Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag

  • andere mensen kunnen er geen logica of zin in ontdekken => abnormaal

4) Onvoorspelbaarheid en controleverlies

  • mensen hebben de behoefte om hun leven te beheersen/ controleren, dit kan enkel dr een voorspelbare omgeving
  • in onvoorspelbare omgeving: kwetsbaar en bedreigd

=> beoordeling als abnormaal is hier afh vd situatie

  • 2 typen situaties waarin gedrag dikwijls als controleverlies zal worden geïnterpreteerd:

*situatie waarin de regels die gewoonlijk het gedrag sturen, nt meer werkzaam zijn
*situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of de aanleiding vh gedrag dat hij
waarneemt nt kent

  • gn reden om psychische stoornis te veronderstellen


5) Opvallend en onconventioneel gedrag

  • vaak gebruiken mensen hun eigen gedrag als maatstaf bij het beoordelen vh gedrag vananderen -> als het gedrag van anderen afwijkt van hun gedrag -> abnormaal

=> het gedrag hoeft niet pathologisch te zijn

6) Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij andere teweegbrengt

  • wnr iemand gedrag vertoont waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur worden overschreden, dan kan dat bij de ander een gevoel van ongemak geven

=> gedrag als abnormaal beschouwen impliciete sociale verwachtingen

7) Het overtreden van morele normen

  • obv opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen iemand als normaal/ abnormaal bestempelen

Definitie abnormaal


Abnormaal =

  • abnormaal gedrag veroorzaakt significant lijden bij de betrokkene of bij de mensen uit de omgeving
  • het tast het functioneren (beroepsmatig en sociaal) vd betrokkene in belangrijke mate aan
  • er is sprake van een significant toegenomen risico om dood te gaan, pijn te lijden of de persoonlijke vrijheid te verliezen (ontoerekeningsvatbaar)

Opgelet: 3 uitsluitende omstandigheden (om te voorkomen dat de definitie een instrument zou worden van sociale repressie)

Men spreekt niet van een mentale stoornis als …
* een te verwachten en cultureel aanvaarde reactie op een bepaalde gebeurtenis
(bv. rouwproces)
* langdurig deviant gedrag van politieke, religieuze of seksuele minderheden
(bv. lid van greenpeace, homoseksualtiteit)
* uitvloeisel van conflicten tss individu en m’ij
(bv. excentrieke kunstenaars die hun emoties in kunst uitdrukken)

Modellen: normaal vs abnormaal

≠ modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tss normaal en abnormaal gedrag

1) STATISTISCH MODEL
- Uitganspunt: menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld
- Abnormaal = extreem hoge of lage scores op de schaal

-> heeft slechts een statistische betekenis (gemiddelde, SD, …)
=> Het statistisch model is een dimensionele benadering van psychopathologie, dit houdt in dat de
stoornis op een continuüm moet bekeken worden

Problemen:
- Grens?
- Nt alles is normaal verdeeld (bv. genderstoornis)
- geen onderscheid volgens wel – geen lijden
=> Het statistisch model is een goed model zolang de eigenschap normaal verdeeld is!
Bv. intelligentie, angst

2) MEDISCH MODEL
Uitgangspunt: oorzaken van psychische stoornissen moeten gezocht worden in de onderliggende mechanismen

Volgens de aanhangers van het ziektemodel zijn psychische stoornissen te vergelijken met somatische stoornissen en dus best te verhelpen dr de onderliggende mechanismen te bestrijden.

De grens tussen normaal en abnormaal kan dus duidelijk getrokken worden, want er is een aantoonbare lichamelijke aandoening.

Uitgangspunt: - therapeut is de deskundige
- patiënt wordt op één of meerder aspecten van zijn functioneren als ziek beschouwd
- therapeut spoort de oorzaak op en stelt een diagnose, de patiënt is daarbij enkel
nodig om info te geven over zijn klachten
- therapeut stelt een therapieplan op dat idealiter tot genezing leidt

Kritiek:
- patiënt is passief: kan niets doen aan de stoornis
- bij veel psychische stoornissen is er nog geen eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond
- de termen ‘ziekte’ en ‘therapie’ werken stigmatisering in de hand -> self-fulfilling prophecy

MAAR: het model biedt wel aanknopingspunten voor het antwoord op de vraag waar de grens ligt,
maar alleen zover er een duidelijke somatische oorzaak aan de basis vd psychische stoornis ligt.

3) LEERMODEL
Het leermodel geldt voor stoornissen zonder duidelijke organische stoornis.
=> Verklaring: stoornissen zijn ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen

Persoonlijk bepaling uitvoering vermindering probleem leerdoel programma probleem vh kind in overleg vh kind kind past toe

In dit schema :
- zijn er ook 2 partijen, nl. therapeut en cliënt.
- De uitgangssituatie wordt hier nt beschreven als ziekte of abnormaliteit, maar als persoonlijk
probleem.
- Er wordt ook nt gesproken van een diagnose, maar van een leerdoel.
- de uitkomsten van dit onderzoek worden nt geformuleerd in termen van stoornissen, maar wel in
termen van vaardigheidstekorten.

Voordelen:
- de kans op stigmatisering is kleiner
- cliënt is met zijn problemen nt meer passief
- het criterium dat wordt gebruikt ter afgrenzing van ziekte of gezondheid is de eigen
verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid

Nadelen:

het is enkel bruikbaar wanneer er een eigen verantwoordelijkheid is, wnr dit nt het geval is, geeft
men de voorkeur aan het medisch model.

Opm: het leermodel is een reactie tegen het medisch model.

Lees meer...

Inleiding in de klinische psychologie

Definitie

De term ‘klinisch’

Klinische psychologie
-> subdiscipline
=> andere subdisciplines: - A&O

- SPP
-> grootste groep (45%)
-> term ‘klinisch’ wekt een verkeerde indruk: klinische psychologen vinden we in alle sectoren vd
gezondheidszorg

  • Poging tot definiëring (begrijpen waar de definitie over gaat + evolutie zien)

≠ pogingen tot definiëring:

*Cassee, Höweler, Janssen (1981)
- houdt zich met ongewenst gedrag bezig
- mogelijkheid om verandering te brengen

*Reber (1991)
- houdt zich met afwijkend en slecht aangepast gedrag bezig (waar ligt hier de norm?)
-diagnostiek, classificatie, behandeling, preventie en onderzoek

*Winnubst, Schnabel, Van de Bout & Van Son
- wetenschap
- onderzoek naar gezondheid => kijken naar gezond gedrag = nieuw!
- diagnoses & interventies ontwikkelen / toepassen

*APA (American Psychological Association)
- toegepaste wetenschap
- diagnostiek en behandeling mentale problemen

*BFP (Belgische Federatie van Psychologen)
- psychologische kennis en praktijk
- diagnostiek, therapie en preventie

DUS:
- Klinische psychologie = studiegebied dat zich bezighoudt met psychische stoornissen
- Volgens vorige definities behoren problemen op somatisch vlak niet tot het terrein vd KLP

Maar: sommige zeggen dat gezondheidsproblemen wel tot de KLP behoren (bv. psychologische factoren kunnen een rol spelen bij pijn)


Anderen zeggen dat gezondheidsproblemen behoren tot de gezondheidspsychologie waarbij
het uitgangspunt normaal gedrag is.

Definitie

KLP = de toepassing van wetenschappelijke kennis ivm theorieën en methodes mbt:
- psychodiagnostiek
- indicatiestelling
- psychotherapie
- begeleiding
- preventie

Het terrein vd KLP is de laatste jaren sterk uitgebreid, maar psychische stoornissen blijven wel de kern! Probleem: met welk afwijkend gedrag houden we ons dan bezig?
-> met afwijkingen die ons functioneren beïnvloeden

Lees meer...

Diagnostisch verslag als voorbereiding op behandeladvies

Een inventarisatie moet gemaakt worden als voorbereiding op de behandelbaarheid van de problematiek. Het gaat hier om een cliënt van vijf jaar die door school is aangemeld vanwege passiviteit en een vertraagde cognitieve ontwikkeling. Hiermee wordt met name de woordenschat genoemd. De zorgen gaan ook over de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind, waarbij de motivatie ook een rol speelt. Taken worden niet afgemaakt en er wordt geen initiatief getoond tot contact met anderen. Wel houdt het kind vast aan een speelmaatje van vroeger. Er wordt hulp geboden door de klassen assistent en door stimulering door de leerkracht, maar er wordt nauwelijks op gereageerd door het kind. Er worden geen bijzonderheden gerapporteerd over de vroege ontwikkeling. Wel wordt gezegd dat het kind ’s nachts angstig is en dan naar ouders toetrekt. De ouders worden vanuit school als weinig betrokken gezien, wat een risicofactor kan zijn. Een sociaal netwerk en een veilige basis worden als voorwaarden gezien voor het welzijn van het kind. Daarbij komt dat ouders onregelmatig en weinig thuis zijn, moeder neemt de meeste zorgtaken op zich. Thuis wordt geen Nederlands gesproken wat van invloed kan zijn op de cognitieve ontwikkeling van het kind. Er is meer risico op taalproblemen omdat het vanuit thuis geen stimulering plaats vindt. Het kind zelf is weinig spraakzaam maar geeft aan dat vermoeidheid een rol speelt en dat het moeite heeft met opletten in de klas.

Als gekeken wordt naar de toetsresultaten, is het duidelijk dat het kind ondermaats scoort. Voor taal is dit zwak-voldoende en voor rekenen onvoldoende. De non-verbale intelligentietest laat een gemiddelde score zien, waarbij de woordenschat laag-gemiddeld is in vergelijking met andere kinderen. De risicofactoren zijn te vinden in de thuissituatie waarin geen Nederlands wordt gesproken, waarbij het gedrag op school als niet passend bij de leeftijd kan worden gezien. Er wordt geen contact gezocht met andere kinderen wat het eigen functioneren beïnvloedt. Ook de weinige betrokkenheid van de ouders bij school is een risicofactor. Verder is er een stagnatie te zien in de ontwikkeling. Beschermende factoren hierbij zijn wel de extra hulp in de klas en de betrokkenheid van de leraar. Ook heeft het kind een gemiddelde intelligentie, waarmee kan worden verwacht dat de cognitieve prestaties gemiddeld zouden zijn. Verder zijn de ouders van het kind nog bij elkaar, en zijn het tweeverdieners. De onregelmatige werktijden zorgen echter voor een mogelijk onveilige hechtingssituatie voor het kind.

Wanneer gekeken wordt naar diagnoses kunnen enkele kenmerken worden gezien bij het kind. Selectief mutisme past in die zin, vanwege het in de weg staan van het bereiken van resultaten in de opleiding en sociale communicatie. Het houdt in dat er sprake is van een consequent falen te spreken in bepaalde sociale situaties. Het is niet van toepassing omdat het kind er wel in slaagt om te spreken, en het is ook niet consequent in wanneer dit wel of niet gebeurt. Een separatiestoornis is niet te herkennen bij dit kind omdat het geen symptomen laat zien die te maken hebben met (onveilige) hechting. De gegeneraliseerde angststoornis komt het meest overeen met symptomen van het kind.

Lees meer...

Toepassing in andere populaties (regel van Bayes)

Wanneer de totale N bij alle groepen gelijk is, hebben de voorspellingen maximale precisie en maximale statistische power. Hoe schever een verdeling is (bijvoorbeeld wanneer je spreekt over een zeldzame ziekte: er zijn veel meer mensen die niet ziek zijn dan mensen die wel ziek zijn), hoe groter het aantal valso positieven wordt (in verhouding tot het aantal ware positieven). De formule wordt dan:

Dit is de stelling van Bayes (in het geval dat er maar twee mogelijkheden zijn). Bekijk pagina 13 voor een rekenvoorbeeld.

Lees meer...

Hoe accuraat is de voorspelling?

Om de accuratesse van een voorspelling te bepalen, gebruik je een classificatietabel. In deze tabel staan de voorspelde waarden en de geobserveerde waarden tegen elkaar uitgezet.

De kwaliteit van de voorspelling kun je berekenen met de PAC:

In veel situaties is PAC een te grove schatting om te kunnen gebruiken. Om een betere kwaliteit van de voorspelling te krijgen, kun je de sensitiviteit en de specifiteit gebruiken. Deze geven de kwaliteit van het instrument weer. De algemene vraag hierbij is: hoe groot is de kans voor elk van de betrokken groepen dat een individu uit een bepaalde groep als lid van die groep wordt herkend? De sensitiviteit (de kans dat een lid van groep A inderdaad in groep A wordt geclassificeerd) kun je berekenen: Een hoge sensitiviteit is erg belangrijk, maar het is pas iets waard als ook de specificiteit hoog is:

Deze twee begripppen beschrijven de conditionele kans (de kans op gebeurtenis A wanneer gebeurtenis B heeft plaatsgevonden). Een conditionele kans geef je weer als: p(A|B). Voor de individuele diagnostiek is het niet zo van belang hoe groot de sensitiviteit en de specificiteit zijn. Je wilt weten hoe groot de kans is dat jij zelf een bepaalde diagnose hebt (wanneer die diagnose is gesteld) en hoe groot de kans is dat jij die diagnose niet hebt (wanneer de diagnose is gesteld dat je het niet hebt). De percentages die hierbij horen, zijn de positive en negative predicted value. Ook dit zijn conditionele kansen.

Lees meer...

Discriminantanalyse (DA)

Je wilt op grond van een aantal intervalvariabelen (p≥2) voorspellen tot welke groep uit een set van k groepen iemand behoort. Je kunt onderscheid maken door te kijken vanuit de groepen (descriptieve DA) of vanuit de individuen binnen die groepen (predictieve DA).

Bij het doen van DA moet je jezelf afvragen of je voorspelling zin heeft. Da leidt altijd tot een optimale voorspelling van de nominale variabele vanuit de intervalvariabelen. Een voorspelling stelt iets voor als deze beter is dan wat je op basis van toeval mag verwachten. Dit kun je berekenen met behulp van Wilk’s lambda. Hierbij geldt H0: de groepen verschillen op geen enkele manier op de intervalvariabelen. Wanneer Wilk’s lambda niet significant is, kun je niets voorspellen. Wanneer deze wel significant is, kun je een voorspelling doen die beter is dan je toevalsverwachting. Het is geen garantie voor een goede voorspelling of voor een sterke samenhang tussen de groepsindeling en de intervalvariabelen.

Voor predictieve DA hoef je eigenlijk niet te weten hoe de groepen van elkaar verschillen. Toch wil je vaak graag weten hoe en waarom een voorspelling werkt. Dit kun je bekijken met behulp van de descriptieve DA (komt bij de cursus MVDA aan bod).

Wanneer je een p-dimensionale ruimte hebt waarin je de scores van de verschillende proefpersonen aftekent, die je vervolgens verbindt met de verschillende groepen, kun je achterhalen bij welke groep welke proefpersoon hoort. Dit is namelijk de groep waar de proefpersoon het dichtst bij in de buurt staat. Zie ook figuur 3 op pagina 5. Je kunt de afstand berekenen met de stelling van pythagoras:

Bekijk pagina 6 voor een rekenvoorbeeld. De algemene formule is als volgt:

Wanneer de variabelen verschillende standaarddeviaties hebben, moet je de variabelen standaardiseren (omzetten in z-scores). Als variabelen onderling gecorreleerd zijn, moet je werken in de ruimte van de discriminantfunctievariaten. Wanneer de groepen verschillen in spreiding rondom het gemiddelde moet je de groepspunten wegen naar de standaarddeviaties van de groepen (de afstand wordt kleiner bij een hoge standaarddeviatie).

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen