Menu

Het bevorderen van de volksgezondheid

De individuele interventies die in hoofdstuk 6 zijn besproken zijn duur en brengen slechts bij relatief weinig mensen een verandering teweeg. Ook is het onpraktisch om deze interventies op grote schaal aan te bieden. Daardoor is er een parallelle groep theorieën en onderzoeken ontwikkeld om te bestuderen op welke wijze het gedrag van grote groepen individuen kan worden veranderd. Interventies gericht op de hele populatie kunnen potentieel rendabel zijn.

Gedragsverandering is vaak niet populair onder de mensen waar het om gaat. Het brengt vaak onzekerheid met zich mee en onzekerheid veroorzaakt angst en vermijdingsgedrag. Bovendien vervullen sommige slechte gewoonten op korte termijn vaak een belangrijke behoeftegratificatie of een manier om een aversieve leefsituatie dragelijker te maken (zelfmedicatiehypothese).

Uit onderzoek blijkt dat of mensen ingaan op een boodschap afhangt van het gewenste vertrouwen in het eigen oordeel: als iemand de zaak niet belangrijk vindt, is overtuigen vrij kansloos. Gezondheidsboodschappen moeten dus belangrijk worden gemaakt. Verder hangt overtuiging af van het feitelijk vertrouwen in het eigen oordeel: als iemand erg overtuigd is van zijn eigen gelijk is proberen te overtuigen ook vrij kansloos. Een stevige boodschap kan de zekerheid van mensen aan het wankelen brengen. Hoe groter de kloof is tussen de gewenste gedragsverandering en het feitelijke vertrouwen dat betrokkenen met het bestaande gedrag goed kunnen leven, hoe minder kans een boodschap maakt. Een goede boodschap moet dan ook gericht zijn op het verminderen van feitelijk vertrouwen in bestaand gedrag en op het vermeerderen van vertrouwen in gewenste gedragsverandering. Goede boodschappers hebben een hoge status, behoren het liefst tot de eigen groep (in-group), nemen vaker een verrassend (nieuw) standpunt in, zijn zacht op de vorm (aardig), maar hard op de inhoud en vertonen qua boodschap consistentie in tijd.

Lees meer...

Populatiebenadering voor de volksgezondheid

In sociaal-wetenschappelijk onderzoek worden vaak meta-analyses gedaan die proberen de resultaten van alle beschikbare onderzoeken te bundelen. Er wordt gekeken wat de gemiddelde uitkomst is van al deze studies. Dit wordt uitgedrukt in ‘effectgrootte’ van bijvoorbeeld de interventie. Meestal worden hiervoor statistische maten gebruikt. De meest gebruikte zijn Cohens d, Pearsons r en de ‘Odds ratio’ (OR) voor dichotome (wel-niet) data. In de regel geldt een ‘d’ kleiner dan .5 als klein effect en groter dat .8 als groot effect. Voor de ‘r’ geldt dat kleiner dan .23 als klein effect wordt gezien en groter dan .37 als groot. Een OR van 3 betekent dat bijvoorbeeld een interventiegroep een drie keer kleinere kans heeft op een aandoening dan een controlegroep.

Lees meer...

Cognitieve strategieën ontleend aan de cognitieve wetenschap

Bij de vorige interventies wordt geprobeerd het gedrag direct te beïnvloeden. Bij cognitieve strategieën wordt geprobeerd om cognities direct te veranderen. Het centrale principe van cognitieve therapie is dat onze gedachten centraal staan bij het reguleren van gedrag. Het centrale idee bij elke interventie is dat de overtuigingen over gebeurtenissen in het verleden of in de toekomst, hypothetisch zijn. De rol van cognitieve therapie is het individu te leren de overtuigingen als hypothesen te behandelen en niet als feiten. In de therapie kan de therapeut met de patiënt een socratisch dialoog voeren (ook wel geleide ontdekking genoemd). Hierbij worden overtuigingen over bepaalde onderwerpen geïdentificeerd en door de therapeut ter discussie gesteld. Dit wordt toegepast om de patiënt te helpen bij het identificeren van verstoorde denkpatronen die de problemen verergeren. De patiënt wordt gestimuleerd om andere informatiebronnen te overwegen.

Een andere strategie is het instellen van huiswerkopdrachten waardoor vraagtekens worden gezet bij alle ongewenste cognitieve overtuigingen die iemand heeft. Bijv. als iemand niet een leuk feest kan hebben zonder alcohol, kan deze persoon als huiswerk krijgen om toch geen alcohol te drinken. Opdrachten dienen realistisch te zijn. Wanneer de patiënt succes heeft bij deze opdrachten, kunnen cognitieve en duurzame gedragsveranderingen worden bewerkstelligd.

Lees meer...

Gedrag in de praktijk

Een naderen uitbreiding van of alternatief voor strategieën voor probleemoplossing bestaat uit een praktische oefening met het nieuwe gedrag. Tijdens een trainingsprogramma kunnen hierbij oplossingen voor problemen en vaardigheden worden aangeleerd die nodig zijn om de verandering te bewerkstelligen. Hierdoor worden vaardigheden uitgebreid en neemt zelfredzaamheid toe.

Lees meer...

Verandering modelleren

Voor het verwezenlijken van verandering zijn vaardigheden nodig. Die vaardigheden kunnen worden aangeleerd via het observeren van anderen die deze vaardigheden al beheersen -> dit proces wordt indirect leren genoemd. De effectiviteit van het leren door observatie van anderen kan door een aantal factoren worden beïnvloed, bijv.:

  • Observatie van anderen die erin slagen relevante opdrachten uit te voeren, vooral wanneer deze mensen lijken op degene die de vaardigheid wil aanleren.
  • Coping: hierbij demonstreren de mensen die worden geobserveerd een vaardigheid of ander gedrag op zondanige wijze dat de waarnemer niet het gevoel krijgt dat hij onkundig is of dat hij niet in staat zal zijn de vaardigheden te verwerven. Dit kan bijv. via gebruik van video (bijvoorbeeld filmpje over seksueel overdraagbaren aandoening en condoomgebruik). De effectiviteit van video-interventie kan worden verhoogd door deze uit te breiden met andere technieken voor gedragsverandering.
Lees meer...

Strategieën voor het veranderen van risicogedrag

Alleen informatie geven over gezondheidsrisico’s is niet meer voldoende om gedragsveranderingen teweeg te brengen. De meeste interventies bestaan uit individuele therapie, gericht op mensen die relatief gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen. Dit is niet altijd zo, dus daarom zijn er interventies ontwikkelt waarbij ze rekening houden met verschillende mate van motivatie om verandering te overwegen. Prochaska en Di Clemente kwamen met het model van veranderingsfasen. Aangenomen wordt dat deze worden doorlopen door mensen die een verandering overwegen:

1) Precontemplatie: ze overwegen geen verandering.

2) Contemplatie: ze overwegen verandering, maar er verder nog niet over nagedacht.

3) Voorbereiding: ze plannen hoe de verandering te bewerkstelligen.

4) Verandering: ze zijn actief bezig met verandering.

5) Onderhoud of terugval: ze houden de verandering vol of ze vallen terug.

Heckhausen ontwikkelde ook een veranderingsmodel en identificeerde 4 fasen van verandering:

1) Prebeslissingsfase: gedachten over de wenselijkheid en haalbaarheid van de verandering.

2) Beslissingsfase: overwegen van plannen over de wijze waarop het zal worden uitgevoerd.

3) Veranderingsfase: gedachten over de wijze waarop de initiële verandering kan worden geïnitieerd en in stand gehouden overheersen.

4) Evaluatiefase: overweging in hoeverre de bereikte resultaten overeenkomen met de aanvankelijke doelstellingen.

Voor mensen die zich in de precontemplatie of contemplatie bevinden heeft het weinig zin om te proberen te laten zien hoe ze verandering kunnen bewerkstelligen. In de plannings- of actiefase zijn ze mogelijker gemotiveerder om zich te gaan verdiepen.

Motiveringsgesprek

Het doel van een motiveringsgesprek is een versterking van de motivatie om een verandering te overwegen en niet om te laten zien op welke wijze deze verandering tot stand zou moeten worden gebracht. Mensen die met de noodzaak tot verandering worden geconfronteerd hebben vermoedelijk zowel positieve als negatie overtuigingen en attitudes over de verandering. De betrokkene wordt in een toestand van cognitieve dissonantie gebracht. Dat is een toestand waarin tegenstrijdige of inconsistente cognities een toestand van spanning of ongemak teweegbrengen. Die toestand kan worden opgeheven door één groep opvattingen te verwerpen ten gunste van de andere. Dit kan een gedragverandering bevorderen. Belangrijke elementen en strategieën bij zo’n gesprek zijn onder meer:

  • Het uiten van empathie door het toepassen van reflectief luisteren.
  • Het vermijden van meningsverschillen door aan te nemen dat de betrokkene verantwoordelijk is voor de beslissing om te veranderen.
  • Meegaan met weerstand i.p.v. de betrokkene hiermee te confronteren of tegen in gaan.
  • Zelfredzaamheid en optimisme voor verandering ondersteunen.

Een motiveringsgesprek is acceptabeler en minder stressvol dan de confronterende benadering, zowel voor de therapeut als voor patiënten.

Informatieverstrekking

Bij een programma dat op informatieverstrekking is gebaseerd wordt er vaak van uitgegaan dat mensen de noodzakelijke veranderingen zullen aanbrengen als ze is verteld dat het noodzakelijk is dat ze veranderen en als ze worden geïnformeerd over de aard van de veranderingen die ze moeten aanbrengen. Het effect van alle informatie over wat te veranderen, kan aanzienlijk worden verbeterd door de patiënt te informeren over de wijze waarop dit kan worden veranderd.

Benaderingen via probleemoplossing

Probleemgerichte interventies kunnen het best worden toegepast op mensen die bereid zijn een gedragsverandering te overwegen en die hulp nodig hebben om te bedenken hoe ze dat moeten doen. De duidelijkst beschreven benadering voor probleemgerichte therapie werd ontwikkeld door Egan. Er wordt benadrukt dat een juiste analyse van het probleem waarmee de betrokkene te maken heeft een cruciaal element van het counselingproces vormt. Pas nadat de analyse is uitgevoerd, kan een geschikte oplossing voor het probleem worden bedacht. Het proces heeft drie fasen:

1) Probleemverkenning en -verheldering
à betrokkene helpen de problemen te identificeren. De informatie die nodig is om te bedenken met welk soort problemen iemand mogelijk te maken krijgt, kan worden verkregen door:
- directe vragen (open)
- prompting (op gang helpen: vertel eens…)
- empathische feedback (reflecteren van inzicht in de situatie en van de gevoelens)

2) Formulering van een doel
à eerst moet je de patiënt helpen te besluiten welk doel hij wil bereiken en dit doel in specifieke termen te formuleren. Als het te moeilijk lijkt het uiteindelijke doel in één stap te realiseren, moet de patiënt ertoe worden aangezet over subdoelen na te denken (succes op korte termijn -> motivatie tot verdere verandering meer verhoogd). Bij stellen aan doelen moet aandacht worden besteed aan de vermogens van de betrokkene, aan de sociale omstandigheden en aan de omgeving.

3) Facilitatie van handeling
à overdenken van de wijze waarop de gewenste veranderingen dienen te worden verwezenlijkt. Een nuttige strategie is brainstormen.

Het is belangrijk dat deze in fasen in de juiste volgorde en grondig worden doorlopen. De tijd die daarvoor nodig is kan bij iedereen verschillen.

De probleemgerichte therapie is veel effectiever dan alleen voorlichting omtrent risicofactoren.

Blz. 159 en 160 even doorlezen -> voorbeeld: stoppen met roken als vorm van probleemoplossing.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen