Plato (427-347 B.C.) (filosoof) (leerling van Socrates) nativism
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 909 keer
Evenals Zeno en Socrates erkende hij de onbetrouwbaarheid van zintuiglijke informatie. Volgens hem werd kennis ("Ideeën) verkregen tijdens te redeneren over gewaarwordingen. Vanuit zijn visie werd het vermeerderen van kennis en het vinden van de waarheid d.m.v. meten en deductie verkregen. Pythagoras had laten zien dat sommige aspecten van de psychologische menselijke ervaring kunnen worden gemeten. Plato ontdekte dat mensen verschillen in hun vaardigheden, mogelijkheden, talenten en neigingen. Volgens Plato zijn deze eigenschappen in verschillende gedeelten van het lichaam gelokaliseerd: de rede in het hoofd, de moed in de borst en de begeerte in de buik. Door het meten van de verschillenden lichaamsdelen, kwam hij tot individuele verschillen (meetbaarheid van menselijke eigenschappen). Met deze verschillen als uitgangspunt categoriseerde hij hen in individuen van goud, zilver, koper en ijzer (psychologische sterkte). Deze verschillen moesten hun weerslag vinden in de maatschappelijke organisatie. Sommigen moesten regeren anderen dienen. Om voor de maatschappij noodzakelijke kwaliteiten te selecteren moesten huwelijken worden gearrangeerd en bevruchtingen gecontroleerd. (psychometrie met politieke consequenties). Zijn opstelling kwam vanuit het idee dat het karakter en de intelligentie van de mens door erfelijkheid wordt bepaald (nativisme).