Onderzoeksmethoden van de psychologie
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 2745 keer
- Onderzoeksmethoden
Kwantitieve methoden
= meten, voorspellend
Kwalitatieve methoden
= beschrijven, interpreteren, begrijpen - De observatie
Wanneer voor een bepaald onderwerp geen gegevens voorhanden zijn, moet de onderzoeker ze systematisch gaan opzoeken.
Met de observatie kan met gedrag onderzoeken in een natuurlijke omgeving of in kunstmatige situatie.
Bv. natuurlijke omgeving: Observatoren observeren Jan terwijl hij speelt op de
speelplaats.
kunstmatige situatie: Observatoren bekijken jan van achter onewayvenster
in een labspeelruimte.
Knelpunten die zich kunnen vooroden bij het observeren
- tijdverslindend
- onderzoekers zijn vaak geneigd dingen te zien die ze willen zien
- moeilijk om alles waar te nemen
- moeilijk voor herhaling, dus moeilijk voor controle
- gedrag word beïnvloed als mensen weten dat ze geobserveerd worden - Interview en de enquête
Het is niet altijd mogelijk om gedrag van mensen te observeren.
Soms hebbe we te maken met gdrag dat zich in de privésfeer bevindt.
Om over dergelijke aspecten van het menselijke handelen toch betrouwbare gegevens te verzamelen, kan men aan de proefpersonen vragen stellen.
Dit kan mondeling of schriftelijk:
Mondeling
Door interview af te nemen
Altijd direct mondeling contact
We maken onderscheid tussen: - checklistgesprek
- open interview
Schriftelijk
Door een enquête.
Onderzoeker hoeft niet aanwezig te zijn.
Altijd vaste vragenlijst.
Goedkope manier om op korte tijd informatie te verzamelen over een grote
groep mensen. - De test
We kunnen de testmethode als een specifieke vorm van interviewen of enquêteren beschouwen.
Een instrument om op korte tijd en op systemtische wijze veel informatie te verwerven
Hoe werkt een test?
bij het afleggen van een test moeten proefpersonen een aantal problemen
trachten op te lossen. Voor elke oplossing krijgen ze een score. De totale
score biedt informatie over wat de test tracht te meten.
Kenmerken van de psychometrische test
- betrouwbaarheid
(= een test moet bij een eerste en bij een tweede afname dezelfde uitslag
hebben)
- validiteit
(= een test moet meten wat hij zegt te meten)
- ijking
(= een test wordt geijkt voor een bepaalde groep)
- objectiviteit
(= eigen mening van de onderzoeker wordt uitgesloten) - Experiment
Om de oorzaken van een fenomeen op controleerbare manier na te gaan, gebruikt de wetenschapper de experimentele methode.
onafhankelijke variabele
= de manipulatie zelf
De variablelen die metn wijzigt
afhankelijke variabele
= resultaat manipulatie reactiesnelheid
Hun verandering is afhankelijke van de onafhankelijke variabele
experimentele situatie
= experimenteer groep
bekijkt de reactie van de onafhankelijke variabele die hier ofwel afwezig
is ofwel ongewijzigd blijft, op de afhankelijke variabele.
controlegroep
hier kunnen oorzakelijke verbanden tussen factoren vastgesteld worden
Bv. Onderzoek tussen twee variabelen: de voedingsgewoonten van leerlingen
en hun verstandelijke prestaties.
1) Onafhankelijke variabele worden hier de hoeveelheid mineralen en
vitaminen.
2) Na 9 maanden neemt de onderzoeker een test af om te zien of de
afhankelijke variabele (de verstandelijke prestatie) wijzigingen heeft
ondergaan
3) De experimenteergroep krijgt pillen met inhoud(mineralen en
vitaminen) de controlegroep krijgt een placebo.
4) De onderzoeker kon een verband vaststellen tussen
voedingsgewoontes en verstandelijke prestaties bij leerlingen