Information-Processing Analyses (IPA)
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 1007 keer
Al het eerdergenoemde leidde tot IPA: probeert cognitie te verklaren in setjes stappen, waarbij een abstracte entiteit, genaamd informatie, wordt gevolgd: Sternberg paradigm: Mensen moesten setjes van getallen (1-6) in een bepaalde volgorde onthouden en dan zo snel mogelijk antwoord geven als een gevraagd getal voorkwam in die reeks. Hij vond een lineair verband tussen de grootte van het te onthouden setje en de responstijd op de vraag.
Volgens hem moet 1) de stimulus gedecodeerd worden en 2) het vergeleken worden met de opgeslagen set. (kost ongeveer 38ms). Tegenargumenten van deze onderzoeksmethode:
1. moet IPA wel geconceptueerd worden in termen als breinlocatie en breinprocesgang
2. de manier van werken werd voornamelijk uitgevoerd met symbolen als ‘9,7,3’
3. Sternberg legde een relatie met de hogesnelheidsscans van een computer
4. metingen met tijdsverloop is een kritieke variabele: dit suggereert dat het verwerken van informatie in begrensbare stappen plaatsvindt.
Na 1970 werden 3 kwesties overheersend:
1. Relevantie: hieruit kwam na voren dat laboratorium onderzoek wel degelijk helpt bij het verklaren van bepaalde werkelijke fenomenen, maar niet altijd bij praktijksituaties aansluit: Neisser is hier een belangrijke schrijver bij geweest.
2. Sufficiency (hier +/- bekwaamheid): Sternberg verklaarde simpele processen: is men ooit in staat dergelijke complexe processen te verklaren? Volgens Newell moest men zich meer gaan weiden aan menselijke cognitie. Als antwoord hierop hebben psychologen als Anderson (1983) getracht meer begrijpelijke theorieën te ontwikkelen, genaamd: Cognitive architectures, daar het beschrijft hoe een compleet cognitief systeem functioneert.
3. Necessity: is de Sternberg-theorie wel de manier waarop het menselijke brein functioneert? Anderson schreef een artikel in 1973 waarin hij Sternberg en andere modellen onderuithaalt en pleit voor het toenemende geloof in theorieën die verenigbaar zijn in wat ook wel bekend is als “brain functioning”. In het laatste tiental jaren van de 20e eeuw werd Cognitive Neuroscience belangrijk. Om de menselijke cognitie (het kennen) te begrijpen is het noodzakelijk om basiskennis te verwerven van de structuren en processen in het brein.