Continue modellen van gedragsverandering
- Gepubliceerd in Psychologie
- Lees 2040 keer
Volgens het HBM is de kans dat iemand een bepaald gezondheidsgedrag zal vertonen afhankelijk van demografische factoren deze kunnen bijvoorbeeld sociale klasse, sekse, leeftijd en uiteenlopende opvattingen zijn. Deze factoren kunnen het gevolg zijn van een bepaalde interne of externe cue (aansporing) tot handelen.
Veronderstelde kwetsbaarheid
Vermeende ernst
Demografische variabelen Mogelijke voordelen Kans op
Mogelijke barrières gedrag
Cues voor handelen
Gezondheidsmotivatie
Veel mensen worden nauwelijks beïnvloed door voorlichting en al helemaal niet door publiekscampagnes. Kan komen door onrealistisch optimisme of met dissonantiereductie.
Het HBM is een overwegend cognitief model dat is ontleend aan theorieën over subjectief nut, dat wil zeggen dat individuen actieve en meestal rationele beslissing nemen en worden beïnvloed door het vermeende nu van bepaalde handelingen of bepaald gedrag.
De theory of reasoned action (TRA) en de theory of planned behaviour (TPB)
De TRA en TPB worden sociale cognitiemodellen genoemd. Bij deze modellen wordt aangenomen dat sociaal gedrag niet eenvoudigweg door individuele cognities of attitudes wordt bepaald, maar door individuele opvattingen over gedrag binnen een bepaalde sociale context en door sociale percepties en verwachtingen.
TRA: bij dit model wordt aangenomen dat individuen zich op doelgerichte wijze gedragen en dat de implicaties van hun handelingen (verwachte uitkomsten) op rationele wijze worden afgewogen voordat wordt besloten of het gedrag wordt overgenomen of niet. Gedacht wordt dat gedrag proximaal door intentie wordt bepaald; deze wordt op haar beurt beïnvloed door iemands attitude tegenover het objectgedrag en de perceptie van sociale druk met betrekking tot het gedrag (subjectieve norm).
Subjectieve norm: iemands opvattingen met betrekking tot de vraag of dierbaren (referenties) van mening zijn dat het individu een bepaalde handeling al dan niet zou moeten uitvoeren. Een index van sociale druk, meestal gewogen door de motivatie van het individu om zich naar de wensen van anderen te voegen.
Verschil TRA en HBM: bij het HBM wordt eenvoudigweg gesteld dat een combinatie van motivationele overtuigingen een grotere of kleinere kans op handelen voorspelt, zonder dat ooit een intentie is geformuleerd. Bij de TRA wordt intentie als de proximale determinant van gedrag beschouwd en deze vormt een afspiegeling van zowel de individuele motivatie zich op een bepaalde manier te gedragen als van de mate waarin het individu wil proberen dat gedrag uit te voeren.
Beperkingen van de TRA:
- het is aanvankelijk ontwikkeld voor toepassing op bewust (volitioneel: handelen of doen) gedrag (gedrag waarover de betrokken controle heeft) en als zodanig niet onderzocht of het individu ervan overtuigd is dat het in staat is het desbetreffende gedrag uit te voeren. Veel gedrag is echter niet volledig volitioneel en wordt door de emoties van het moment bepaald.
- Bij de TRA wordt geen rekening gehouden met de potentiele interactie tussen de voorspellende variabelen (attitudes en subjectieve normen) en de resultaten van intentie of gedrag.
TPB: TRA met daaraan toegevoegd het concept van vermeende controle over het gedrag.
Percieved behavioural control (PBC: vermeende controle over het gedrag) wordt gedefinieerd als het geloof van het individu dat het in bepaalde situaties controle heeft over het eigen gedrag, zelfs als dit individu met bepaalde barrières wordt geconfronteerd.
Sommigen vinden dat er andere factoren bestaan waarmee additionele variantie van intentie en van daaropvolgend gedrag kan worden verklaard:
- morele normen: een gedraging wordt niet alleen door subjectieve normen beïnvloed, maar ook door morele normen
- geanticipeerde spijt: het feitelijke gedrag wordt beïnvloed wanneer wordt verwacht dat een bepaalde beslissing door spijt zou worden gevolgd
- zelfidentiteit: de wijze waarop iemand zichzelf waarneemt en het etiket dat iemand zichzelf opplakt is mogelijk een veel sterkere invloed op de intenties en sterker dat het effect van de belangrijkste TPB-variabelen
- intentie tot implementatie: gedacht wordt dat het formuleren van een intentie deel uitmaakt van het omzetten van deze intentie tot een handeling, dat wil zeggen van het overbruggen van de kloof tussen intentie en gedrag
- aannamen over zelfredzaamheid zijn sterker gerelateerd aan gedrag dan aannamen over controle over het gedrag
Een van de redenen waarom mensen hun intenties mogelijk niet altijd in handelingen omzetten, is dat ze geen adequate plannen hebben gemaakt over de wijze en het tijdstip waarop en de plaats waar ze hun intentie zullen uitvoeren.
Het publiek maken van intenties en plannen leidt tot een grotere implementatiekans.
Doelintenties kunnen worden onderscheiden van intenties tot implementatie. Bijv.:
- doelintentie: ‘ik ben van plan op dieet te gaan’(motivationeel, deel van TPB)
- intentie tot implementatie: ‘ik ben van plan maandag na het feestweekend op dieet te gaan’ (planning, geen deel van TPB).
Goede implementatie-intenties maken dat mensen zich beter aan hun voornemens houden. Intenties bereiken hun effect door de handeling automatischer te maken, door een specifieke handelwijze te binden aan een externe omstandigheid.
Het opstellen van proximale (meer onmiddellijke) doelen leidt tot een betere verwezenlijking van het einddoel dat het opstellen van distale (lange termijn) doelen.
Bij het doen van onderzoek moet er altijd rekening mee gehouden worden dat de manier van vragen en de volgorde van vragen van invloed kunnen zijn op de resultaten. Ook kunnen methoden voor het meten van opvattingen of gedrag werken als onbedoelde cognitieve interventie.