Waarde als maatstaf: Parsons patroonvariabelen
Ieder die handelt, moet keuzes maken. Hierdoor doet men beroep op waarden die als maatstaven worden opgevat. Zonder hen zou de handelende aan vertwijfeling en besluiteloosheid tenonder gaan.
Er zijn een aantal basiskeuzeproblemen die telkens opnieuw terugkomen, in welke handelingssituatie dan ook, en in eender welke culturele en historische context. Ze liggen aan de basis van de patroonvariabelen: variabelen die de keuzemogelijkheden van de actor vastleggen.
Iedere variabele geeft twee keuzemogelijkheden aan (dichotoom). Culturen, groepen en individuen kunnen getypeerd worden volgens fundamentele keuzes die ze gemaakt hebben.
Drie basiskeuzen:
- affectiviteit (emotionele dimensie is overal aanwezig) en affectieve neutraliteit (bureaucratie) (emoties worden onderdrukt; vaak bij grotere formele groepen)
- diffuse (geen onderscheid tussen verschillende domeinen, vaak informeel; vrienden) en specifieke (blijft beperkt tot een domein; tandarts) interactie
- particularisme (rekening houden met bepaalde persoon waarmee men interageert) en universalisme (elk individu wordt op dezelfde manier behandeld)
- afkomst (toegeschreven, “ascribed status”, geslacht) en prestatie (verworven, pianist)
Men kan individuen en culturen vergelijken op basis van deze vier beperkte keuzemogelijkheden. Dit is niet zo evident. Het is mogelijk dat culturen niet zozeer verschillen in de keuzes tussen de genoemde opties maar meer in de soort van keuzes waarvoor ze gesteld worden.
Parsons veronderstelt ten onrechte dat het universele waardensysteem beschreven kan worden a.d.h.v. een beperkte reeks basisdimensies. Hij ziet over het hoofd dat ook de keuzevragen zelf historisch en cultureel bepaald zijn. Toch kreeg zijn model heel wat empirische navolging, bv. Hofstede.