Het wetenschappelijke cultuurbegrip van de culturele antropologie
18de &19de eeuw: cultuurgeschiedenissen vooruitgang van de mensheid (Montesqueue en Voltaire)
- Gustav Klemm, Allgemeine Kulturwissenschaft
Doel = ontwikkelen van een wetenschap van de cultuur (studie van menselijke verworvenheden)
~> beschrijven van de ‘opgang’ van de mensheid MAAR:
Cultuur is het resultaat van de wisselwerking tussen de mens en de natuur en van de wisselwerking tussen de mensen onderling (verruiming van het cultuurbegrip)
alle levensgebieden vallen eronder (ook de volksgebruiken)
- Goudsblom
Het begrip wordt ontdaan van zijn oorspronkelijke, sterk waarderende connotatie.
~> cultuur = feitelijk, empirisch bestudeerbaar gegeven
Cultuur = alles wat de mensen in confrontatie met de natuur en in interactie met elkaar tot stand brengen
deze opvatting ligt aan de basis van de culturele antropologie
bv. Tylor, Primitive Culture
De menselijke natuur is betrokken in een ononderbroken evolutieproces: Wildheid burgerlijke samenleving
MAAR: alles in de cultuur speelt een rol van betekenis en niets van de menselijke verworvenheden wordt ooit helemaal achterhaald
Survivals = elementen die in een rol in de vooruitgang blijven spelen, blijven bestaan
CULTUUR = Het complex geheel waaronder zowel kennis, geloof, kunst, recht, gewoonten
als gelijk welke andere vaardigheid of gewoonte valt, die de mens als lid van een maatschappij heeft verworven.
Conclusie
Humanistische opvatting over vorming neutrale notie van cultuur
Het wetenschappelijke cultuurbegrip heeft zich van de idealistische, normatieve connotaties
van cultuur bevrijd.
TOCH kan het er niet los van worden gezien WANT de cultuur veronderstelt de overwinning op de natuur; het culturele is als dimensie van het menselijke handelen altijd aanwezig. Toch houdt de cultuur altijd en onvermijdelijk een breuk in met de natuur, en dus transcendentie.
De logos vangt aan met de breuk met de mythos en de cultuur vangt aan met de breuk met de
Natuur.