Plato (4de eeuw v.C.): absolute zijnden (tijdloze realiteiten), vorm van een mythe (demiurg). De ziel is in staat tot ‘kennen’
- a. Mythos en logos
Mythos: gesproken woord, vertelling. Het denken in termen van beelden en verhalen. De geschiedenis van het heelal was een genealogie van de goden en het epos van hun heldendaden.
Logos (6de eeuw v.C.): “gesproken woord” “”geschreven woord” gedachte, redenering. Het denken volgens de rede. De wereld werd toegeschreven aan eenvoudige en algemene beginselen, volgens welbepaalde, rationele principes.
2. Kosmogonische mythen
b.i. Hesiodos
Chaos (de afwezigheid van vorm en volheid), Gaia (oerstof, de bodem waarop alles steunt en de vruchtbaarheid zelf) en Eros (de primordiale drang tot bestaan) voortdurende strijd om de macht over het heelal.
b.ii. Babylonische beschaving
Enuma Elish (18de eeuw v.C.)
b.iii. Egyptische beschaving
b.iv. Oud-Indische cultuur
b.v. Hebreeuwse cultuur
Genesis I: de mens krijgt de opdracht te heersen over de schepping van God
Genesis II: God schiep de mens om te genieten van het paradijs diepe existentiële ervaring: de consequenties van het bezit van kennis worden door de mens als een straf ervaren.