Menu

De stamboom van het leven

  • Macro-evolutie: op grote schaal zijn zeer verschillende groepen organismen ontstaan, die divergeren vanuit een gemeenschappelijke voorouder. (onderzoek naar ‘missing links’)  verwantschapsdiagram (boom waarvan alle takken van bestaande groepen even hoog komen, maar niet even hoog vertrekken , ≠ hiërarchisch!)
  • Aan de wortel: 1 enkele vooroudergroep:

Eenvoudige anorganische moleculen + toevoer van energie  eiwitten en nucleïnezuren  bacteriën  eencellige levensvormen  meercellige organismen  weefsels  insecten  gewervelde dieren  vissen  amfibieën  reptielen  vogels  zoogdieren  primaten  mensapen

Lees meer...

Complexiteit, toeval en beperkingen

  • Niet-reduceerbare complexiteit (zie ID)?

! kleine opeenvolgende mutaties

! tijdsperspectief

  • Waarom onvolmaaktheden?

! als er toevallig geen mutaties ontstaan zijn in die richting, dan kan er ook niet geselecteerd worden voor dat kenmerk

! bestaande toestand kan een aantal beperkingen met zich mee brengen, waardoor de nieuwe kenmerken begrensd zijn in hun mogelijke variatie

! kenmerken kunnen in interne concurrentie komen met andere kenmerken.

Evolutie streeft niet naar een “verbetering” (niet gebaseerd op een inwendig streven naar hoger). Het is geen doelstelling op zich, maar door de natuur ontwikkelt dit proces zich vanzelf.

Lees meer...

Het mechanisme van biologische evolutie

Genetische variatie is een voorwaarde voor evolutie. Variatie kan het gevolg zijn van:

  • Mutaties (“kopieerfoutjes”)
  • Recombinaties (toevallige herverdelingen van erfelijk materiaal)

Natuurlijke selectie: bevoordeelt dus die kenmerken die een organisme beter laten overleven en voortplanten in zijn omgeving. Dit voordeel hangt niet alleen af van het kenmerk zelf, maar ook van de omgeving waar het individu leeft.

Co-evolutie: interacties tussen organismen zijn afhankelijk van elkaars kenmerken  natuurlijke selectie bij het ene organisme speelt dus in op de evoluerende kenmerken bij het andere organisme en vice versa.

Genetische drift:een ‘neutraal’ kenmerk (dus van weinig belang voor de voortplanting) dat ‘toevallig’ mee evolueert.

Lees meer...

Biologische evolutie

Pre-darwinisme, darwinisme en neodarwinisme

  • Studie van fossielen, geologie, kweken van gedomesticeerde planten- en dierenrassen  evolutiegedachte van Darwin
  • Charles Darwin (1809-1882)

Belangrijkste vernieuwingen:

  • Veranderende wereld (organismen die evolueren)
  • Gemeenschappelijke afkomst (gemeenschappelijke voorouder)
  • Multiplicatie van soorten (nieuwe soorten ontstaan door afsplitsing van bestaande soorten
  • Geleidelijke verandering
  • Natuurlijke selectie als mechanisme van evolutie (elke afwijking, waardoor een individu zich beter zou kunnen redden, zou bewaard blijven in de populatie)

+ in tegenspraak met het antropocentrische wereldbeeld

  • Neo-darwinisme: genetica (erfelijkheidsleer)
    • DNA als drager van de erfelijke informatie ( de opeenvolging van nucleïnezuren -die codeert voor een bepaald eiwit- noemt men een gen)
    • Binnen populaties: genetische verschillen
    • Sommige individuen bezitten bepaalde combinaties van genen  fitness↗  grotere kans om voort te planten en genen door te geven
    • De frequentie van die genen stijgt.
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen