Menu

Peesletsel

Er zijn 4 soorten letsel aan een pees mogelijk: peritendinitis, ruptuur, bursitis of tendinosis. Tegenwoordig worden ze samen genoemd als tendinopathie. Eerst is er devitalisering, dan focale degeneratie waardoor er (micro)laesies kunnen ontstaan.

De kans op peesletsel wordt hoger bij het ouder worden. Vooral herstarters en mensen met explosieve sporten krijgen peesletsel. Het principe ‘too much, too soon’ (na operatie, blessure of ziekte) is vaak van toepassing en het gebeurt vaak na veranderingen in de training. Verder hebben mensen met hypermobiliteit en gebrekkige actieve stabiliteit last van peesletsel en mensen met een holvoet krijgen sneller achillespeesklachten.

Symptomen en klachten bij pees letsel: lokale drukpijn, rekpijn, (start- en ochtend)stijfheid, zwelling, crepitaties en/of specifieke pijnprovocaties. Kenmerkend is een ‘painful arch’, heb begin van het bewegingstraject is pijnlijk, maar het laatste stuk niet.

Vaak is aanvullend onderzoek niet nodig, indien gewenst kan er een röntgenfoto, echogram of MRI gemaakt worden. Op een echogram of foto kunnen verkalking, vervetting, dikte, scheurtjes en neovascularisaties gezien worden.

Therapie in de acute fase bij peesletsel: ICE, medicatie, tape/bandage. Ook hier kan een hakje verlichting geven. Bij een ruptuur moet er gehecht worden, bij de achillespees kan de voet gegipst worden in spitsstand. Revalidatie gebeurt met oefentherapie en excentrische oefeningen, trainingsadviezen, shock wave therapy (ultrasounc, stimulatie herstel en verbrijzelen kalk) of autologe bloedinjectie (groeifactoren uit eigenbloed).

Lees meer...

Spierletsel

Spieren zijn niet alleen de motor van het steun- en bewegingsstelsel, ook de rem en de vering. Van alle sportblessures is 25% spierletsel. Bij spierletsel is er een hoog recidiefkans (10-30%) en herstel duurt tussen de 2 weken en 6 maanden. Voorkeursplaatsen zijn de m. rectus femoris, m. biceps femoris en de m. gastrocnemicus.

Spierletsel kunnen naar ernst worden ingedeeld:

  • spierpijn: microlaesies
  • Overrekking (strain): komt voor in spieren met veel fast twitch fibers, bij sterk excentrische belasting en dus vooral bij explosieve sporten.
  • Ruptuur: compressieruptuur na exogeen trauma (“knieetje” in been) of distractieruptuur na ernstige overrekking. Ernst van ruptuur in graden: 1 bij <5% doorgescheurd, 2 bij >5% en 3 bij een totaalruptuur.


Na overrekking of een graad 1 ruptuur wordt spier omgezet in collageen. Collageen is veel minder rekbaar en daardoor ontstaat er een zwakke plek.

De kans op spierletsel wordt groter bij: eerder letsel (littekenvorming), slechte warming-up, overbelasting/overtraining, beperkte gewrichtsfunctie en verminderde weerstand (infectie).

Symptomen en klachten bij spierletsel: lokale heftige pijn, delle, ‘knapje’ gevoeld, beperkte range of motion (ROM), hematoom/ecchymose, hypertone en verdikte spier, verkorte spier en/of pijn bij aanspannen en rekken.

Spierletsel kan met de anamnese en lichamelijk onderzoek vastgesteld worden. In sommige situaties is extra aanvullend onderzoek gewenst. Dit kan met echografie, MRI (zegt iets over prognose) of bloedonderzoek (CPK: creatinefosfokinase) gedaan worden.

Therapie bij mild letsel bestaat in eerste instantie uit ICE: immobilisatie, compressie, elevatie en ijs.

Medicamenteus kan gedacht worden aan antiflogistica (ontstekingsremmer), analgetica of spierrelaxantia. Tijdige mobilisatie is ook erg belangrijk, na de acute fase moet er in het pijnloze traject bewogen worden. Na 2-3 dagen kunnen rekoefeningen gedaan worden. Verder helpt intapen/bandage en bij kuitletsel helpt hakelevatie.

Bij een totaal ruptuur moet een chirurg de spier hechten.

Verder wordt er gerevalideerd met oefentherapie en excentrische oefeningen.

Lees meer...

Beweging

Men kan in zijn bewegingen beperkt zijn. Bij actieve insufficiëntie is de bewegingsuitslag passief groter te maken. Bij passieve insufficiëntie is er een beperking in het strekken van de spier. Er zijn 3 soorten actieve beweging: isometrisch (spier blijft aangespannen even lang), concentrisch (spier wordt korter), excentrisch (spier wordt langer).

De effectiviteit van een spier is te bepalen door een werklijn te trekken over het traject waarin de spier trekt (in principe tussen origo en insertie) (kracht) en de afstand tussen die werklijn en het centrum van het gewricht (arm, d). Er geldt moment = kracht x arm, des te groter het moment, des te groter de effectiviteit. Bij standsverandering verandert de arm en de hoek van de werklijn, dus de effectiviteit.

Lees meer...

Spieren

De spier wordt opgebouwd uit allerlei bundels. Om een spiervezel/vasciculus zit endomysium, om een spierbundel zit perimysium en om de spier zelf zit epimysium. Spieren hechten aan met een pees (tendo). Er zijn ook peesplaten, ofwel aponeuroses. Om delen van de pees zit peesschede. Dit is een dubbelgevouwen vlies dat om de pees heen gaat en aan de andere kant tegen het bot zit. Hiertussen zit synovia, het zijn de kleine synoviale bursea. De peesschede zorgt voor bescherming tegen schuren. Bij de aanhechting van een pees zit vaak een grotere bursa.

Er zijn verschillende typen spier:

  • parallelvezelig: in serie geschakeld, geven weinig kracht, maar een grote beweging
  • pennaat: als een vogelveer met de contractiele delen schuin vast aan een pees, parallelschakeling, veel kracht, weinig beweging
  • waaiervormig: vezels in verschillende richtingen.


Daarnaast maakt de hoeveelheid motor units op een spiervolume uit in de functie van een spier: veel motor units/spiervolume eenheid geeft stuurspieren; weinig motor units/spiervolume eenheid geeft krachtspieren.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen