Menu

Achtergrond: Het idee van de natiestaat

- Voor 1860: 2 prominenten natiestaten = Frankrijk en GB

- Nationalisme  kern idee = natie heeft recht op eigen staat ( Realisatie = natiestaat)

- De politieke organisaties   multinationale staten: meerdere naties

 geraken in moeilijkheden als een natie een nationalistisch programma ontwikkelt.

 vaak 1 natie dominante waardoor je nationale ‘minderheden’ hebt

 ministaten: staten die meer deel van de natie omvatten

 het idee van natiestaten: samenbrengen maar ook verdelen van gehelen.

- ‘Het volk’: moet iets gemeenschappelijk voelen voor men een natie kan vormen

 meestal gaat het om taal.

- De consolidatie van een natiestaat: 2 fasen  Territoriaal en psychologisch

- Natievorming = geen natuurlijk proces maar werk van mensen + afhankelijk van de omstandigheden

het is dus berust op toeval en omstandigheden (contingent)

- Sommige eisen van de revolutie in 1848 worden nu overgebracht door de gevestigde autoriteiten!s

De Krimoorlog, 1854-1856

- Krim = schiereiland in de zwarte zee; behoort tot Rusland (gaat de krimoolog aanwakkeren)

- De oorlog gaat het succes van sommige nationalistische bewegingen helpen

 Het verzwakt Oostenrijk en Rusland

- Tsaar: wil ijsvrije havens (= permanent streefdoel)  via de zwarte zee

 wordt geblokkeerd door het Ottomaanse Rijk (= Ottomaanse Rijk)  heeft het intern moeilijk ; Griekenland

- Tsaar Nicolas I: binnenvallen van Moldavië en Wallachije  claim = beschermen van de Christenen tegen de Islam in het Ottomaanse Rijk.

MAAR GB en Frankrijk verlenen steun aan Ottomaanse Rijk  beiden willen niet dat Tsaar invloed zal uitoefenen

 GB door Balance of power; Frankrijk om economische belangen

 GB gaat de Russische vloot blokkeren in de Zwarte zee + samen met Frankrijk invallen in Rusland

 Ook interventie van het Oostenrijk: speelt af aan eigen grenzen  zelf Moldavië en Wallachije bezetten.

- Tsaar Alexander II aanvaardt de vrede op een congres in Parijs

 Behouden van de integriteit van het Ottomaanse Rijk

Moldavië Wallachije worden een autonoom gebied in Ottomaanse Rijk

Lees meer...

Bonapartisme: Het Tweede Franse Keizerrijk (1852 – 1870)

Politieke instellingen

- Belang van de economische en sociale realiteit > politiek (cf. Realisme)

- Napoleon III als social engineer

  • § Wetenschap gebruiken om sociale omstandigheden te verbeteren (vb: saneren van Parijs)

Economie

- Actieve staatsinterventie

- Pro internationale vrijhandel

  • § 1860: vrijhandel met GB

Sociaal

- Vooral humanitaire beslissingen

  • § Ziekenhuizen, asielen, gratis medicijnen, …

- Eerste stappen richting een welvaarts- en verzorgingsstaat

Internationale politiek

- Desastreus

  • § Domme oorlogsbeslissingen
  • § Internationale vrijhandel zorgde voor  oppositie (industriëlen)
  • § Oorlog tegen Pruisen in 1870: doodsteek
Lees meer...

Nieuwe denkstromingen: Realisme, positivisme, Marxisme

- Het mislukken van de revoluties van 1848

  • ° Intellectueel en politiek realisme (ipv idealisme of romanticisme)

Materialisme, Realisme, Positivisme

- Kunst: weg van de romantiek

  • Nood aan helder taalgebruik

- Vertrouwen in de wetenschap 

  • Het ware nut van het leven te achterhalen
  • Religie was niet wetenschappelijk en slechts figuurlijk te interpreteren

- Positivisme

  • Nood aan controleerbare feiten
  • Vermijden van wishful thinking
  • Bevragen van veronderstellingen en veralgemeningen

- Realpolitik

  • Geen utopische politieke ideeën (=ideologieën), maar eigen belang nastreven (strategische keuzes maken)
  • Oorlog werd geaccepteerd als het “nodig” was
  • Gevolgd door Bismarck, Marx en Napoleon III

Marxisme

- 3 stromingen samengevoegd:  Duitse wijsbegeerte

 Franse Revolutionaire ideeën

Britse industriële revolutie

- Marx geloofde in de samenzwering van de werkende klasse

  • Echte vrijheid kon enkel gerealiseerd worden indien privébezit werd afgeschaft
  • Groeperen van arbeiders over de grenzen heen
  • Enkel trouw zijn aan de eigen klasse (proletariaat)

- De waarde van een product wordt bepaald door de hoeveelheid arbeid erin kruipt

  • § De arbeider verdient hier echter slecht een fractie van
  • § De bourgeoisie wordt hierdoor rijker (these)
  • § Het proletariaat ontstaat (antithese)

- Concurrentie tussen bourgeoisie: macht komt in handen van een steeds kleinere groep

  • § De rest wordt proletariër (proletariaat )

- Tot op het punt dat het proletariaat zodanig talrijk is dat het de macht grijpt

- Dialectisch materialisme: vooruitgang in de geschiedenis bepaald door clash tussen these en antithese

  • § Hegel: nadruk op sociale veranderingen
  • § Marx: nadruk op materiële omstandigheden

- De proletariër mag niet “meedoen” met de staat (onderhandelen, betere lonen eisen, …)

  • § De staat kan nooit een element van welvaart worden

- Voordelen

  • § Wetenschappelijke claim

- Nadelen

  • § Te radicaal voor de meeste mensen
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen