Glucosemeters zijn vrij nauwkeurig in dat een bepaalde lezing over hetzelfde bloedmonster mag alleen variëren door een paar procentpunten (dwz, 5-10). Om goedkeuring van de Food and Drug Administration verkrijgen, zoals medische hulpmiddelen moeten laten zien dat ze zowel nauwkeurig en accuraat. Dit betekent dat ze een vergelijkbaar resultaat onder soortgelijke omstandigheden en die het resultaat zal verkrijgen die de reële werkelijke waarde, zo goed mogelijk te kunnen bepalen, dat wil zeggen, volgens de geaccepteerde gouden standaard, die glucose gemeten in de laboratorium. Indien dergelijke inrichting wordt vergeleken met de gouden standaard meting klinische studies een bepaald aantal metingen zeer dicht bij de door de gouden standaard apparaat afgelezen waarden vallen. Deze waarde is meer dan 95%. De regels voor de erkenning van dergelijke apparaten zijn gepubliceerd door de FDA en kan op http://www.fda.gov/cdrh/oivd/guidance/ 1171.pdf worden bekeken. Hoewel gebruikers zijn vaak verrast door de variatie in de resultaten die ze op het verkrijgen van een lezing binnen een zeer korte tijd van een vroegere lezing zal zien, moet worden erkend dat de variatie is zelden zo dat een andere manier van handelen zou worden genomen . Bijvoorbeeld, insuline worden gegeven of niet gegeven of een lage bloedsuikerspiegel zou worden behandeld of niet behandeld. Werkelijke numerieke nauwkeurigheid neiging minder wanneer het glucosegehalte zeer laag. Aangezien dergelijke lage waarde altijd moet worden behandeld, de nauwkeurigheid van het eigenlijke gerapporteerde aantal is niet kritisch.

Wanneer een verrassende glucose waarde die niet past bij de verwachte omstandigheden wordt verkregen, is het altijd verstandig om dat lezen opnieuw te controleren, op dezelfde of een andere monitor. Ook is het raadzaam om te controleren dat de monitor goed functioneert, door het controleren van de batterij-indicator, ervoor te zorgen dat de juiste codering is ingevoerd en dat de teststrips zijn binnen de datum en goed geplaatst. Soms variatie in techniek de gebruiker accounts, tenminste gedeeltelijk, voor variatie in het verkregen resultaat. Dit kan onder meer vloeistof op de prikplaats, verontreiniging met glucose, overmatig knijpen van de vinger, en zweten.

Er zijn nu drie soorten continue glucose monitors beschikbaar. Ze zijn allemaal te zenden glucose resultaten draadloos van een kleine sensor geplaatst net onder de huid via een zender waarvan het signaal wordt door de monitor overal geplaatst 5-10 meter afstand ontvangen. De resultaten zijn van elke minuut verzonden naar om de 5 minuten en de trend van de metingen kunnen op grafieken worden getoond. Een, de Medtronic Realtime System ®, kunnen de resultaten doorgeven aan dezelfde eenheid die wordt gebruikt als de insulinepomp. Echter, hoewel dezelfde eenheid fungeert als monitor pomp is nog voor de gebruiker te programmeren en stel de hoeveelheid insuline te leveren. Studies hebben aangetoond dat de aanvullende informatie die door de vaak geleverde waarden en de grafiek trends vermindert hoge en lage glucose gebeurtenissen in de drager met ongeveer de helft. Het is belangrijk op te merken dat alle huidige continue glucose monitors zijn alleen goedgekeurd voor gebruik met en naast de conventionele glucose meter. Dit houdt in dat voordat u op de informatie die de continue monitor geeft, moet u dit controleren door het verkrijgen van een lezing met uw gewone monitor. Ook de twee technologieën soortgelijke maar iets andere gegevens. De conventionele monitor meet bloed glucose uit het bloed druppel die voortvloeien uit de vingerprik. De continue meter geen bloed te gebruiken. In plaats daarvan meet het glucosegehalte in het vocht baadt het weefsel onder de huid. Dit is immers uit het bloedplasma zelf, maar duurt het enkele minuten te passen aan de bloedspiegel geven. De beschikbare continue meters moeten tweemaal per dag worden gekalibreerd (Medtronic Guardian ®, Dexcom 7 ®) met een conventionele vingerprik lezen, hoewel de nieuwere Abbott Freestyle Navigator ® heeft slechts vier kalibratie metingen in een periode van 5 dagen. Eenmaal ingevoerd, kan de sensor / zender worden gedragen voor 3 (Guardian), 5 (Navigator), of 7 (Dexcom-7) dagen voor de sensor moet worden veranderd. Kenmerken van een beschikbare permanente controle worden getoond in Figuur 7 en Tabel 12.

De beslissing om al dan niet een van deze monitors te krijgen, hangt af van de waarde die de drager van het kennen van zijn of haar waarden op basis van minuut tot minuut. Voor mensen vroeg in het verloop van diabetes op orale medicatie, en goede controle, zijn ze waarschijnlijk niet nodig. Voor mensen op insuline, met een voorgeschiedenis van lage en hoge waarden, vooral als ze zijn moeilijk te voorspellen of te verklaren, kan de door continue glucose sensing informatie zeer waardevol zijn. Echter, is de goedkeuring van de verzekering vaak beperkt tot specifieke omstandigheden, zoals het veelvuldig voorkomen van zeer hoge of lage bloedsuikers die anders niet worden voorkomen.