Zaadcel/eicel
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 1013 keer
Geslachtscellen van de mens zijn haploïd. Door bevruchting ontstaat er een diploïd. Voor een chromosoompaar geldt dat er altijd één chromosoom van de moeder is en één van de vader en dat ze dezelfde erfelijke informatie bevatten. Bij vrouwen begint de meiose al in het foetale stadium. Onder invloed van hormonen voltooit tijdens elke menstruatiecyclus meestal één follikel de meiose. Pas als er bevruchting optreedt, wordt meiose II afgemaakt. Dan zijn er uiteindelijk drie poollichaampjes en één eicel gevormd. In de eierstok (ovarium) zijn eicellen omgeven door follikencellen. Eicellen ontstaan uit oöcyten. Bij de geboorte van een meisje zijn zo’n 400 000 follikels aanwezig waarvan er maar zo’n 400 tot rijping komen. Als er 2 eicellen tegelijk uit follikel komen ontstaat er een twee-eiige tweeling. Dit kan ook ontstaan door een gelijktijdige rijping van twee follikels. Meiose begint bij mannen in de pubertijd in de testes. De wanden van zaadbuisjes bestaan uit oerkiemcellen en deze delen steeds mitotisch. Elke deling levert een spermaocyt plus kiemcel op. Na meiose 1 en 2 blijven de 4 haploide cellen even met elkaar verbonden (cytoplasma bruggen). Vervolgens differentiëren cellen zich tot zaadcellen. Bij de differentiatie stoten cellen bepaalde delen af en krijgen ze een staart. De vorming van een zaadcel duurt ong. 24 dagen.
Geslachtscellen: Gameten, een eindproduct van de meiose.
Haploïd: Set van 23 chromosomen.
Diploïd: Set van 2 x 23 chromosomen.
Meiose: Bij meiose 1 gaan de chromosomen van een paar uit elkaar en bij
meiose 2 gaan de chromatiden van elk chromosoom uit elkaar.
Bijbal: Onderdeel van de zaadbal waar de rijpe zaadcellen worden opgeslagen.