Logo
Print deze pagina

Van DNA naar eiwit

Deel dit artikel:

Transcriptie

  • = synthese van mRNA
  • RNA-polymerase (enzym) trekt dubbelstreng uit mekaar DNA: coderende streng – niet-coderende streng (matrijs, vb. Waaraan RNA complementair wordt gemaakt, bevat dan zelfde info als coderende streng van DNA)
  • RNA-moleculen :
  • rRNA : ribosomaal RNA, opbouw ribosomen
  • tRNA : transfer-RNA, aanvoer en positionering aminozuren


mRNA : mesenger/boodschapper RNA, genetische info kern naar ribosomen in cytoplasma pre-mRNA = molecuul dat het hele gen heeft afgelezen inclusief de niet-coderende intronen (RNA begint ah begin vh gen en stopt met lezen ah einde)

-> pre-mRNA moet nog modificaties ondergaan

  1. CAPPING : ah 5’ uiteinde wordt guanine gekoppeld (begin streng)
  2. Poly-A-staart : enzym poly-A-polymerase maakt poly-A-staart ah 3’ uiteinde (einde)
  3. SPLICING : intronsequenties verwijderd (cf. film met reclame, doorspoelen)

Translatie

  • rRNA = afgewerkt product
  • mRNA moet worden omgezet in eiwit
  • tRNA en ribosomen nodig !
  • tRNA : lang RNA-molecule met complementaire stukken die dubbele bindingen maken (klaverbladstructuur)
  • rRNA (ribosoom): in de groeve komt de mRNA-streng, hierop kunnen 6 nucleotiden
    • met 2 tRNA moleculen H-bruggen maken, want basen van tRNA complementair aan basen van mRNA (enkelstrengig)

Translatie (proces):

  1. Ribosoom bindt met tRNA aan mRNA
  2. Binding met startcodon (methionine, AUG): begint ribosoom genetische code mRNA te lezen
  3. tRNA bindt met AUG  TAC
  4. Ribosoom schuift op (van 5’ naar 3’)
  5. Volgend tRNA-molecule bindt aan volgende 3 basen. Vorig tRNA-molecule komt vrij, maar aminozuur blijft aanwezig
  6. Telkens verschuiving van ribosoom + nieuwe tRNA tot stopcodon (UAG, UAA, UGA) bereikt
  7. Aminozuren worden aan elkaar gelinkt door peptidebindingen = polypeptide (van aminozuren) = EIWIT = proteïne

Genregulatie

Alternatieve splicing = -> mRNA’s (isovormen), doordat per mRNA-isovorm -> exonen aan elkaar gezet worden

1 gen kan leiden tot -> eiwitten

  • Aminozuur = NH2 COOH – amino zuur -> aminocarboxyl
    • Aan C-atoom : zijketen, telkens anders voor -> AZ
  • Tijdens peptidebinding : koppeling van AZ met afsplitsing H2O polypeptide :

- amino-uiteinde = N-terminus
- carboxyl-uiteinde = C-terminus

  • In alle processen telkens = oriëntatie !, van 5’ naar 3’ OF
  • In ER of GA : eiwit draait nog + evt. Vetten erop

  • vesikels/blaasjes komen los van GA -> naar cytoplasma
  • Regeling van de mate van transcriptie van een gen = genregulatie
  • NTR = niet-getransleerde regio -> ondergaat geen translatie naar eiwit


P = promotor (regio), hieraan kunnen transcriptiefactoren (eiwitten) binden die samen met evt andere eiwitten en RNA-polymerase een complex vormen dat RNA-synthese remt of stimuleert

cf. aan/uit-knop : ad promotor komt reeks genen, of deze actief zijn, is afh. van transcriptiefactoren

E = silecver/enhancer (regio), binden ook met transcriptiefactoren, maar nu gaat het om hoeveelheden die gemaakt worden

cf. volumeknop : enhancers bepalen hoeveel genen actief zijn  hoeveel RNA w. gemaakt

Copyright © 2019. All rights reserved.