Logo
Print deze pagina

Monogene overervingspatronen

Deel dit artikel:

Inleiding

  • Veel van de wetten gebaseerd op theorie van G. Mendel (beschrijving dominante en recessieve
    overerving)
  • Allel: bepaalde verschijningsvorm van gen
    Mutante allel: fout in sequentie
    Wild type allel: normale sequentie gen
  • Per locus 2 allelen voor autosomale genen  heterozygoot of homozygoot
  • Dominant: fenotype eraan gekoppeld komt tot uiting in heterozygote toestand, onafh. van wat op
    ander allel ligt, in homozygote toestand sowieso tot uiting
  • Recessief: fenotype komt alleen tot uiting in homozygote toestand
  • Co-dominant: allebei tot uiting in heterozygote toestand, 2 ≠ allelen allebei tot uiting komen
    • vb. bloedgroepen ABO-gen (op Chr. 9)
    • A dominant tov. O
    • B dominant tov. O
    • A en B co-dominant
    • Mannen hebben maar 1 kopie specifieke regio’s van X- en Ychromosoom
      = hemizygoot
  • Stamboom:
    • Eerstgeborene -> links
    • 2eiige tweeling = dizygoot – 1eiige tweeling = monozygoot
    • aandoening -> ingekleurd (half = heterozygoot voor autos.rec.kenmerk, enkel in midden
      gekleurd = drager
    • propositus: persoon waarin we geïnteresseerd zijn
    • gesloten cirkel in stamboom igv consanguïniteit
Copyright © 2019. All rights reserved.