Klein, kleiner, kleinst
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 846 keer
Enzymen zijn eiwitten die bepaalde reacties kunnen versnellen door verlaging van de selectedringsenergie. Ze binden zich aan de om te zetten stof (substraat,) waardoor kleine wijzigingen in de moleculen ontstaat en ze gemakkelijker reageren. Als de ruimtelijke vorm van een enzym verandert past het substraat niet meer en gaat de enzymwerking verloren. Als ze verhit worden gaan ze denatureren. Ook als de optimum-pH verandert heeft dit gevolgen tot de vorm en werking.
Speeksel is een mengsel van o.a. water, slijm en het enzym amylase. Amylase breekt het zetmeel, een polysacharide, af. Afhankelijk van de plaats waar amylase inwerkt, ontstaan er disachariden, kleinere polysachariden en glucose. Bepaalde slijmvliescellen in de maag maken pepsinogeen, een inactieve vorm van het eiwitsplitsende enzym peptase. Andere cellen produceren slijm, dat de maagwand tegen de inwerking van peptase en zoutzuur beschermt. Je alvleesklier produceert natriumbicarbonaat ( ), wat het maagzuur neutraliseert. In de twaalfvingerige darm worden de vetten geëmulgeerd (uiteenvallen in kleine druppeltjes) met gal uit de galblaas. Gal bestaat o.a. uit afbraakproducten van hemoglobine en cholesterol. Lipase uit het alvleessap breekt vetmoleculen af en andere enzymen uit de alvleesklier zetten de koolhydraat/eiwitvertering voort. In de dunne darm voltooien enzymen uit het darmslijmvlies de vertering. In de dikke darm zetten darmbacteriën een klein deel van de cellulose uit plantaardige celwanden om en colibacteriën maken vitamine K.