Immunologie – Samenvatting H3: Principes van de adaptieve afweer
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 1066 keer
De aangeboren en verworven afweer verschillen op verschillende onderdelen van elkaar. De aangeboren afweer herkent lichaamsvreemd materiaal heel grof. De adaptieve afweer herkent lichaamsvreemd materiaal met zeer specifieke T-cel receptoren op T-cellen en B-cel receptoren (immunoglobulines) op B-cellen.
Er zijn miljoenen verschillende B- en T-cel receptoren in het lichaam aanwezig. Deze worden gevormd door ‘gene rearrangement’. Na ontwikkeling van de T- en B-cellen, met hun B- en T-cel receptoren worden deze gecontroleerd. T-cellen worden in de thymus gecontroleerd en B-cellen in het beenmerg. Belangrijk principe van de adaptieve afweer is klonale selectie van B- en T-cellen.
Antigeen presentatie
Onder de epitheelcellen bevinden zich veel DC’s. Als zij pathogeen opvangen presenteren zij een deel van dit pathogeen (een peptide) op hun MHC eiwit en migreren zij naar de drainerende lymfeklier. Zij laten het peptide zien aan naïve T-cellen die zich bij herkenning verder gaan ontwikkelen en verschillende processen in gang zetten.
Er zijn twee typen MHC-eiwitten:
o MHC-I: gebruikt voor de presentatie van intracellulair pathogeen
- Presentatie van het peptide vind plaats aan CD8 T-cellen (cytotoxische T-cellen). Voor volledige herkenning is naast binding van TCR aan MHC-I en peptide ook binding van CD8 aan MHC-I noodzakelijk.
- MHC-I wordt beladen met peptide in het ER. Peptide gemaakt voor het virus komen hier immers terecht.
- MHC-I komt tot expressie op alle kernhoudende cellen.
o MHC-II: gebruikt voor de presentatie van extracellulair pathogeen
- Presentatie van het peptide vind plaats aan CD4 T-cellen (T-helper cellen). Voor volledige herkenning is naast binding van TCR aan MHC-II en peptide ook binding van CD4 aan MHC-II noodzakelijk.
- MHC-II wordt met peptide beladen in ‘endocytic vesicles’.
- MHC-II komt tot expressie op alle Professional Antigeen Presenterende Cellen (APC’s).
Hieronder vallen DC’s, macrofagen en B-cellen.
In macrofagen kunnen zich levende pathogenen bevinden in intracellulaire vesicles. Na activatie van de macrofaag kan de macrofaag deze pathogenen doden. Ook DC’s kunnen geselectederd (maturatie) worden. Dit kan door binding van een TLR aan een pathogene structuur. Pas na maturatie, als een DC matuur is, kan deze peptide presenteren op MHC-moleculen. Verder komen door maturatie andere eiwitten op het celmembraan tot expressie. Onder andere het het B7 eiwit wat betrokken is bij co-stimulatie.
Er zijn drie signalen betrokken bij het selectedren van naïve T-cellen:
1. herkenning peptide aan MHC-I of MHC-II
2. co-stimulatie: hieronder valt onder andere de binding van B7 (op DC) aan CD28 (op T-cel)
3. afgifte cytokines door DC, hierdoor wordt differentiatie naïve T-cel bepaald
Een CD4-cel kan differentiëren in een Th1, Th2, Th17 en Treg cel. Proliferatie van een naïve T-cel vind alleen plaats als zowel signaal 1 als signaal 2 door de naïve T-cel ontvangen
is. Als alleen signaal één ontvangen wordt, wordt de naïve T-cel anerg. Als alleen signaal 2 ontvangen wordt, gebeurd er niets. Proliferatie van geselectederde T-cel vind plaats als gevolg van eigen cytokinesecretie (IL-2).