Elementen
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 978 keer
Atoom heeft een kern met een wolk van elektronen erom heen. Tweede sheet is een ouder model klopt eigenlijk ook niet! Er zijn geen vaste banen.
Samenstelling van onszelf vergelijken met samenstelling van de planeet, je ziet dat er een groot verschil in zit! Er zijn elementen op de aarde in overvloed waar je lichaam helemaal niks mee doet.
Atomen streven altijd naar een opgevulde schil! Koolstof heeft bv de neiging om 4 elektronen erbij te pakken of er 4 af te staan.
Waterstof komt altijd voor met zn 2en, ze delen 2 elektronen, is een covalente chemische binding. Deze binding gaat altijd om het delen van elektronen. Er zijn nog veel meer bindingen, deze heten interacties of non-covalente bindingen, hierbij gaat het niet om het delen van elektronen!!
Meest belangrijke element: koolstof. Heeft 4 elektronen in zijn buitenste schil. Een koolstofatoom van 4 covalente bindingen aangaan (zie streeptjes). Heeft altijd de kleur of grijs in een molecuulmodel. Omdat koolstof 4 bindingen aan kan gaan heeft hij heel veel mogelijkheden om moleculen te maken. Daarom bestaan wij voor het grootste gedeelte uit C. Met geen andere stof op aarde kan dit.
Een koolstofmolecuul blijkt er microscopisch net zo uit te zien als een model. Zuurstof is ook belangrijk. Zuurstof heeft 6 elektronen, hij heeft er dus nog twee nodig. Hij kan dus een verbinding aangaan met waterstof, denk aan water H2O. Dit molecuul heeft 2 covalente bindingen.
Hoort niet bij een element: Electronegativiteit = hoe sterk een atoomkern aan elektronen trekt. Zuurstof is behoorlijk sterk, hij trekt hard aan elektronen die in zijn buurt komen en houdt zijn eigen goed vast.
Drie factoren die dit beïnvloeden (zie ppt.):
- de grootte van de elektronenwolk;
- de afstand van de buitenste schaal naar de kern;
- ‘charge density’ binnen de kern.
Ionisch karakter: Na-Cl, een negatieve pool en een positieve. Cl trekt veel harder dan N. Als je een molecuul maakt uit 2 gelijke atomen dan ontstaat er geen polariteit. Polariteit is ontzettend belangrijk. Dit betekent dus dat op een eind van zo’n molecuul per tijd meer elektronen aanwezig zijn dan aan het andere eind. Chemische reacties kunnen eigenlijk alleen plaats vinden in oplossing. Oplossing betekent dat je twee polaire stoffen met elkaar mengt.
Een ionenbrug ontstaat als een atoom veel sterker is dan het andere atoom. Positief en negatief trekken elkaar aan en om ze echt uit elkaar te halen moet je ze oplossen in water. Waterstof is een proton en een elektron, die hij ook nogal vaak kwijtraakt. Hij raakt eigenlijk altijd zijn elektron kwijt bij een binding. Koolstof en waterstof verschillen niet heel erg in elektronegativiteit. Er wordt niet getrokken de elektronen kunnen gewoon hun gang gaan. Molecuul op sheet is olie, kan geen interactie aangaan met water, is een a-polaire stof, die mengen niet met water en die kun je ook niet oplossen in water. Zuur-base-reactie: protonen kunnen worden afgestaan of opgenomen. Berekening bestuderen!!
Metalen hebben hele grote kernen en hele grote elektronenwolken. Een metaal leidt. Een ijzeratoom kan twee verschillende toestanden hebben. Zo’n reactie noem je een redoxreactie: reactie waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt.