Menu

De Specifieke Afweer

Deel dit artikel:

Gewervelde dieren hebben beschikking over een afweersysteem dat voor elke indringer een eigen specifiek antwoord in petto heeft.

Humorale en cellulaire afweer vormen specifieke afweersysteem. Beide systemen werken niet los van elkaar.

Witte bloedcellen spelen een hoofdrol bij specifieke afweer. In beenmerg worden de Blymfocyten gemaakt. Zij produceren antistoffen, die terecht komen in je bloed, de lymfe en de weefselvloeistof. De antistoffen verzorgen de humorale afweer. Andere witte bloedcellen die een rol spelen bij de specifieke afweer, zijn de T-lymfocyten.

Omdat de cellen zelf een rol spelen bij de binding met de antigene determinant, noemen we dit de cellulaire afweer. De T-cellen komen oorspronkelijk uit de zwezerik. Het specifieke afweersysteem wordt gekenmerkt door het volgende:

1. Afweer is specifiek voor elke ziekteverwekker. Alle objecten waartegen een afweerreactie wordt gestart, noemen we antigenen (zowel intacte cellen, als gedeelten van cellen). De bepaalde delen van het antigeen die herkend worden, noemen we de antigene determinant (epitoop). Een antigeen heeft vaak meerdere antigene determinanten.

Eiwitten in de celmembraan van de T-cellen en antistoffen (door B-cellen gemaakt) binden aan antigene determinanten.

2. In het lichaam komen duizenden chemische verbindingen en honderden verschillende cellen voor. Het is belangrijk dat onze afweer al deze verbindingen en cellen herkent als wel of niet lichaamsvreemd. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd.

3. Ziekteverwekkers kunnen allerlei verschillende vormen aannemen. Naast bacteriën en virussen moeten ook allerlei andere dingen (stuifmeelkorrels, andermans cellen enz.) als lichaamsvreemd herkend worden.

4. Wanneer een ziekteverwekker eenmaal door ons afweersysteem is herkend, wordt die antigene determinant in een immunologisch geheugen opgeslagen. Er worden speciale geheugenlymfocyten, de T- en B-geheugencellen, gevormd, die soms een leven lang aanwezig blijven.

Als de antistoffen op de membraan van de B-cel met een specifiek antigene determinant koppelen, verandert de B-cel in een plasmacel, die vervolgens nieuwe antistoffen gaat uitscheiden in de lichaamsvloeistof.

De cellulaire afweer is gericht tegen antigenen die binnen in de cellen van de aangevallene zijn gekomen: virussen of mutaties in cellen (kanker).

T-cellen in de lymfeknopen, de bloedvloeistof en in de weefselvloeistof herkennen met behulp van specifieke T-cel receptoreiwitten de antigene determinanten.

B- en T-cellen kunnen zich, na kennismaking met een antigene determinant, specialiseren in geheugencellen. Op die manier ontstaat het immunologische geheugen.

Ben je eenmaal hersteld van een kinderziekte, ontstaat er natuurlijke immuniteit. Door inenten met verzwakte of enigszins veranderde ziekteverwekkers kun je ook een kunstmatige immuniteit opbouwen.

Wanneer ons lichaam zelf antistoffen tegen de antigene determinant van de ziekteverwekker gaat maken, spreken we van actieve immunisatie. Als er antistoffen worden ingespoten, spreek je van passieve immunisatie.

Eén B-cel maakt maar één soort antistof en één T-cel heeft maar één type T-celreceptor in zijn membraan, waardoor de diversiteit aan cellen heel erg groot is. Door een uitgekiend selectiemechanisme worden in de lymfeknopen en het beenmerg de B-cellen en de Tcellen die lichaamseigen eiwitten herkennen, vernietigd.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen