De Evolutietheorie: (Kleitman, 1963 Webb, 1974)
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 942 keer
De functie van slaap is vergelijkbaar met die van winterslaap; een speciale aanpassing van de soort aan de omstandigheden. Slaap dient er voor om onze energie te bewaren en niet te verspillen op een tijd dat we niet efficient kunnen zijn (nacht).
Zoogdieren verlengen hun slaaptijd of verlagen hun lichaamstemperatuur wanneer er voedseltekort heerst.
De evolutietheorie ontkent niet dat we slaap nodig hebben. Hij beweert slechts dat de evolutie deze behoefte bij ons heeft ingebouwd om er voor te zorgen dat we energie kunnen bewaren voor momenten dat we die het meest nodig hebben.
De verschillende slaapbehoefte per soort wordt bepaald door b.v.:
- Hoeveel tijd hebben we nodig om voldoende voedsel te zoeken.
- Hoe veilig zijn we wanneer we slapen.
- En andere aspecten van de manier van leven.
Sommige zoogdieren (katten, vleermuizen) eten voedzame maaltijden en hoeven weinig te vrezen in hun slaap. Daarom slapen ze relatief lang. (vleermuis slaapt 19,9 uur)
Dieren die kort en licht slapen zijn b.v herbivoren (planteneters) die veel moeten grazen om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen en alert moeten zijn wegens gevaar voor vijanden. (paard slaapt maar 2,9 uur)
De beide theorieën sluiten elkaar niet uit.