Literatuurgeschiedenis Middeleeuwen – Tweede wereldoorlog
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
Middeleeuwen
Middeleeuwen: eeuwen tussen de Oudheid en de Renaissance (nieuw Oudheid)
476 -> Val West-Romeinse rijk
1150 -> Sint-Servaas legende (Hendrik van Veldeke): oudst bekende Middelnederlandse werk ‘begin van onze literatuur’
In de middeleeuwen was België het middelpunt wat literatuur betreft, vooral Leuven (zwaartepunt), maar deze universiteit is in WOII in brand gestoken.
Feodale stelsel
In de middeleeuwen stond het feodale stelsel centraal. Bovenaan stond God, gevolgd door de koning/leenheer die stukken land aan de adel/geestelijkheid gaf, die de horigen vervolgens bewerkten. Een deel van het voedsel ging naar de leenheer en het systeem is gebaseerd op trouw. Zo werd ook verwacht dat er voor de leenheer werd gevochten als dat nodig was. Op een hofdag kwam een deel van het volk naar het hof om bijvoorbeeld recht te spreken.
Kenmerken middeleeuwse literatuur
-> Didactisch: het was om van te leren
-> Theocentrisch: god stond centraal
-> Ridderlijk: het waren ridderverhalen, gebaseerd op types
De literatuur werd voornamelijk verteld omdat er nog geen boeken e.d. waren. Vandaar dat het ook vaak in rijm is geschreven, dan was het makkelijker te onthouden.
Bekendste werken Karel ende Elegast -> Propaganda voor het feodale stelsel Het feodale stelsel werkt volgens de schrijver -> conservatief Van den vos Reynaerde
-> Satire Het kraakt het feodale stelsel af, laat zien dat het niet werkt, spot
-> Progressief > opkomst steden
1300: opkomst steden
Prille begin van de Renaissance (hij komt in Nederland echt op rond 1450, dan ontstaan ook de wiegedrukken)
Men wil terug naar de Klassieke Oudheid, omdat dat een beter systeem zou zijn dan het feodale stelsel. Schrijvers gaan Romeinse werken herlezen en herschrijven (imitatio).
Het toneel komt weer op, het dient meer als vermaak.
Kenmerken
-> Antropocentrisme -> Humanisme -> Personage’s i.p.v. types* (dus gevoel, gedachtes, psyche)
-> Ultile dulci -> Leer & vermaak (het was dus niet meer alleen om iets van te leren)
-> Burgerij
* Dit zie je goed bij Warenar, hier worden zelfs abstracte begrippen als ‘liefde’, ‘gulzigheid’ en ‘jaloezie’ als personage op het toneel gebracht.
±1400: Abele Spelen
Dit is de overgangsperiode naar de echte Renaissance, werken bevatten kenmerken van zowel de
Middeleeuwen als de Renaissance
Mariken van Nieumeghen is een overgangswerk: het bevat veel kenmerken richting de Renaissance, maar is geschreven aan het eind van de Middeleeuwen en is vooral nog theocentrisch.
Elkerlyc: Allegorie, tussen de Middeleeuwen en Renaissance
±1500: begin Renaissance
Een belangrijkere periode voor Vlaanderen dan voor Nederland
1517: Hervorming (reformatie), het woord ‘Sola scripturum, sola fidela’ -> 1545 contrareformatie (reactie van de kerk op de hervorming) -> Barok (protserig) -> P.C. Hooft etc., calvinisten ->
Noord-Nederland Calvinistich
1469-1536: Desiderius Erasmus -> Humanisme -> De lof der Zotheid
1550: ‘Renaissanse’ door Vasari
1568: Begin 80-jarige oorlog -> “De opstand”
1585: Val van Antwerpen -> Kapitaal naar NL -> Culturele zwaartepunt slaat om
1609: 12-jarig Bestand -> Consolidatie van de Republiek der Verenigde Nederlanden -> Hoogbloei
Renaissance (gouden eeuw)
Politiek heel belangrijk -> Gijsbrecht van Aemstel
16e en 17e-eeuwse literatuur gaat over de opstand en het zelfstandig worden van Nederland
Belangrijke literatuur Renaissance:
- P.C. Hooft -> Warenar (betekent ‘echte gek’)
- Bredero -> De Spaanse Brabander
- Huygens
- Cats
- Vondel (katholiek) -> Gijsbrecht van Aemstel
1673: Eerste schouwburg in Amsterdam, en voor die opening is dus de Gijsbrecht van Aemstel
Verlichting
Reactie op de ‘donkere Middeleeuwen’
1669: Nil volentibus arduum (niets is te moeilijk voor hen die willen) -> Dichtgenootschap
Schrijvers als Langendijk en Poot
J.A. Schasz (Gerrit Paape) -> Reize door het Aapenland
-> Nieuw genre: imaginaire reisverhaal -> verzonnen reisverhaal, kritiek op eigen land Verlichting -> Verstand (ratio), rede, empirie
Filosoof: Spinosa
Opkomst Bèta-wetenschappen (contadictio in terminis) -> Encyclopedie, tijdschriften
-> Tolerantie, optimisme, opvoeding
1766: Pre-romantiek / Gevoelige verlichting
Kenmerken
- Pessimisme
- Gevoel (sentimentalisme)
- Originaliteit -> Afkeer van de imitatie van de oudheid (Renaissance) -> Fantasie, creativiteit
- Onburgerlijk (in tegenstelling tot bijv. P.C. Hooft, zoon van de burgermeester)
- Maatschappijkritisch
±1800-1880: Bloeiperiode Romantiek
Voortzetting op Pre-Romantiek
- Calvinistische burgaard -> Geen overdrijvingen
Onvrede met het hier en nu -> escapisme -> afstand van de realiteit, uitvluchten in
- Zelfmoord (extreem)
- Humor, zelfspot (Hildebrand, Paaltjens, Klikspaan)
- Geloof
- Exotische streken (‘Utopia’)
- Historische roman
Er werd veel gebruik gemaakt van pseudoniemen (andere namen)
Belangrijke schrijvers:
Wolff en Deken -> Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart
Van Alphen
1840: Realisme -> Werkelijkheid (1859: Max Havelaar, kenmerken van beide)
Naturalisme
Uitwerking van realisme dat omstreeks 1840 intrede doet in literatuur. Naturalisme (omstreeks 1875 in de Nederlandse letteren) wil niet alleen laten zien, maar ook verklaren. Hiervoor gebruikte men 3 factoren:
- erfelijke aanleg van iemand (race)
- het milieu waarin iemand opgroeit (milieu)
- de tijd waarin men leeft (moment)
Naturalisten lieten in romans zien hoe de mens bepaald werd door deze drie factoren (vaak was er sprake van dikke romans waarin men generaties in families kon volgen). Er was vaak sprake van familieromans; psychologische romans en sociale romans.
Naturalistische romans zijn vaak somber en pessimistisch.
- Leven wordt ervaren als uitzichtloos
- Mens wordt bepaald door het noodlot (fatalisme)
- De mens is geneigd tot het kwade
Veel naturalistische romans werden geschreven in een impressionistische schrijfstijl.
Belangrijkste auteurs: Emants, Buysse, Couperus, Van Eeden, Van Deyssel
Beweging van Tachtig
Impressionisme en naturalisme kwamen in Nederland naar voren in het werk van een groep
Amsterdamse schrijvers die rond 1880 debuteerden (de Tachtigers):
* J. Perk (voorloper)
* W. Kloos, F. van Beden, A. Verwey, L. van Deyssel, H. Gorter (belangrijkste auteurs)
* Blad: De Nieuwe Gids (vanaf 1885)
Werk van de Beweging van Tachtig is een reactie op de domineespoëzie die in de 19e eeuw de literatuur beheerste (vooral godsdienstige inhoud/geen of weinig aandacht voor de vorm). Principes van de Beweging van Tachtig:
- Vorm en inhoud dienen één te zijn (een bepaalde vorm brengt een bepaalde vorm met zich mee).
- Kunst dient een persoonlijke uiting te zijn (individualisme).
- Estheticisme ( schoonheidsopvatting)
- L'art pour !'art (kunst omwille van de kunst. Kunst dient geen maatschappelijk doel en heeft geen verantwoordelijkheid)
de echte of de hele werkelijkheid is, maar een afspiegeling van een “hogere” of “diepere” realiteit. De ware werkelijkheid kan alleen uitgedrukt worden door middel van een symbolische taal die iets oproept van de andere werkelijkheid. (p.s. symbolen zijn soms algemeen - denk aan verkeersborden - maar vaak ook particulier; zo is dat bij de symbolistische schrijvers ook) (symbolisten zijn auteurs die zich “verschuilen” -> Isolement)
Sommige dichters beschrijven niet alleen een hogere realiteit maar “scheppen” die. Wat ontstaat is dan een nieuw: verzonnen, bovennatuurlijk wereldbeeld dat een verklaring moet bieden voor de wereld en het leven een diepere zin moet geven. Auteurs
P.C. Boutens, J.H. Leopold, A. Roland Holst
Aanvullingen:
- In 1886 schreef Jean Moréas het artikel Le Symbolisme in La Figaro. Dit artikel wordt beschouwd als het manifest van de stroming. Kenmerken
- Gerichtheid op een “hogere” wereld. Auteur wil niet het realisme maar het absolute, de idee, het oneindige, onuitsprekelijke, het mysterieuze, de ziel. Vandaar dat de symbolist al te precieze uitdrukkingen vermijdt en plaats inruimt voor de “suggestie”.
- Het symbool speelt een belangrijke rol (het symbool is niet altijd eenduidig).
- Afstandelijkheid van het “volle leven”. De auteur kiest welbewust voor een “ivorentorenpositie”. De gerichtheid op het “hogere” impliceert verachting voor alledaagse beslommeringen en betekent dus isolement.
- Verinnerlijking (vergeestelijking van de dichter). Waarneembare werkelijkheid levert materiaal voor die verinnerlijking. dichter is vaak bezig met het opsporen van de relatie tussen binnen- en buitenwereld. in veel gedichten wordt gesproken over de (on)mogelijkheid van het dichten. (Voorbeeldgedicht: “Ik sloot de blinkevenstren van mijn Ziel” van P.C. Boutens)
Neoromantiek
Neoromantiek betekende deels een terugkeer naar de romantische kunst uit het begin van de 19e eeuw. De neoromantiek was ook een reactie op het realisme en het impressionisme.
Neoromantische schrijvers schreven zowel proza als poëzie.
Kenmerken
- het fantasievolle
- wonderlijke,
- lieflijke,
- geheimzinnige (ook het noodlot)
- verleden
-exotische streken
Thema' s
- eenzaamheid,
- zwerflust
- verzet tegen de maatschappij,
- onvervulde verlangens,
- dood,
- verval
Auteurs
- J.H. Leopold (Verzen)
- J.C. Bloem (Het verlangen, Media Vita, De Nederlaag)
- A. van Schegdel (Een zwerver verliefd, Een zwerver verdwaald, Het fregatschip Johanna Maria, De
Waterman, Een Hollands drama, De wereld een dansfeest).
- JJ. Slauerhoff (Een eerlijk zeemansgraf)
- A. van der Leeuw (De kleine Rudolf, Ik en mijn speelman)
- Nescio (De Uitvreter, Dichtertje, Mene Tekel, Titaantjes)
Nescio en Elsschot
Auteurs hadden nogal wat overeenkomsten: ze waren zakenman en auteur; beider eerste werk werd miskend. Ze werden allebei zeer gewaardeerd door de redacteuren van Forum. Het werk van beide auteurs kende een sterke herwaardering in de jaren '60. Zowel Nescio als Elsschot zijn niet meer weg te denken uit de (hedendaagse) Nederlandse literatuur.
Nescio
Nescio publiceerde in 1918: De Uitvreter, Titaantjes en Mene Tekel. Deze novellen werden lauw ontvangen. In 1932/33 volgde een herwaardering door Forum (vgl. de tegenbeweging tegen dictaturen). In de jaren '60 beleefde het werk van Nescio een sterke comeback (vgl. tegenbeweging o.l.v. Provo -hippies-).
Drie novellen behoren tot de belangrijke werken in de Nederlandse literatuur van het begin van de 20e eeuw:
- Voor die tijd zeer nuchter, cynisch taalgebruik (parlando).
- Aanval op de conventies (aanval op bepaalde maatschappelijke tendensen).
- Thema: conflict tussen individu en maatschappij. Dit was een typisch “Forum-thema”: er is sprake van een opstand tegen de burgerij en het burgerlijke; die opstand mislukt: men gaat dood, wordt ziek of wordt gedwee. Het pseudoniem Nescio geeft aan dat de auteur het eigenlijk ook niet precies weet.
Ander werk: Dichtertje, Boven het Dal, Natuurdagboek
Elsschot
Typerend voor Elsschot:
- Parlando-toon (schrijven zoals men spreekt)
- Nuchtere, ironische toon,
- Eenvoudige verhalen
- Thema is steeds: conflict tussen individu en collectief. Meer specifiek: de droom van de kleine burgerman wordt verwoest door ''wetten” en “praktische bezwaren” en “weemoed”, en die droom mislukt dus ook (zie het gedicht “Het Huwelijk”).
Het eerste werk van Elsschot werd miskend. Na 1930 veel waardering door Forum (waarin “Kaas” integraal wordt afgedrukt). Door waardering gaat Elsschot opnieuw schrijven. Vanaf jaren '60 is
Elsschot een zeer gewaardeerd auteur in Nederland en Vlaanderen. Zijn verzameld werk is reeds meerdere malen herdrukt.
Titels
Villa des Roses (1913) Werd niet erkend ontgoocheling (1914, publicatie 1921)
De Verlossing (1921)
Lijmen (1924)
Kaas (1933)
Verzen (1934)
Het Been (1938)
Het Dwaallicht (1946)
C.a. 5 jaar voor zijn dood startte zijn populariteit.
Modernisme
Het “Modernisme” is een verzamelnaam voor de moderne literatuur na het Fin de siècle (vanaf 1918, eind WOI). Dit is de bloeiperiode van talloze stromingen die de westerse kunst ingrijpend veranderd hebben. Dit is dan ook totaal andere kunst dan in de voorafgaande periode. Opvatting:
- Orderlijke kunst steunt bestaande orde (als je altijd alles weergeeft zoals op een foto kan het de maatschappij nooit bedriegen)
- Abstracte kunst -> Modernisme is de geboorte van abstracte kunst -> Antidictoriaal en antiburgerlijk
Modernisme in de Nederlandse literatuur zie je vooral in het Expressionisme
Expressionisme
De afbeeldingsfunctie slaat om in de uitdrukkingsfunctie. Men gebruikt dus onrealistische kenmerken, vormen en middelen om iets uit te drukken, in plaats van realisme. Dit heet deformatie, afwijken van de concrete vorm.
In de poëzie zie je dit doordat er ‘vrije verzen’ worden gebruikt. Het bevat geen regelmatig ritme, rijm en zelfs geen grammaticale zinsbouw. Er verdwijnen werkwoorden, hoofdletters, interpunctie en worden combinaties gebruikt die eigenlijk niet kunnen zoals ‘groen duister’ of ‘blauw geluk’. Ook de opmaak wordt niet altijd netjes gehouden, zo staan woorden bijvoorbeeld klakkeloos scheef onder elkaar.
In de proza zie je het vooral door de stijl van schrijven. Men gebruikt weinig bijvoeglijke naamwoorden en beschrijvingen. Bijvoeglijke naamwoorden weergeven de sfeer, zelfstandige naamwoorden de essentie, en daar draaide het om.
Het expressionisme bloeide vooral in Duitsland, maar in Nederland en Vlaanderen waren er ook taltijke expressionistische dichters en schrijvers zoals H. Marsman en Paul van Ostaije, en ook F.
Bordewijk wordt gedeeltelijk als expressionist gerekend.
F. Bordewijk
Ferdinand Bordewijk leefde van 1884 tot 1965 en publiceerde als eerste drie bundels Fantastische vertellingen. Ze gaan over allerlei buitenissige onderwerpen zoals een vrouw die met een aap trouwt en een man die zijn eigen dubbelganger speelt. Blokken
In 1931 publiceert hij Blokken, waarin hij een toekomstdictatuur beschrijft. Hij schrijft over ‘De Staat’, als dictatuur als zodanig. Hij beschrijft de Staatsideologie en communistische en fascistische kenmerken. Dit wordt een aniutopisch verhaal genoemd. Hij gebruikt hele korte zinnen, vol vreemde woorden en af en toe een heel afwijkende zin. Het verhaal is opgebouwd als een soort van ‘blokkendoos’, waarbij ieder hoofdstuk een handeling beschrijft. Vorm en inhoud komen overeen, want in ‘De Staat’ is alles wat rond is verboden en bestaat dus alles geheel uit blokvormige figuren.
Ook zijn alleen de kleuren zwart, rood en wit toegestaan. Dit rekent het boek tot het constructivisme.
Het uiterlijk van de kaft en het verhaal doet denken aan het blad De Stijl.
Bint
Dit bevat dezelfde compositorische en stilistische kenmerken, maar heeft vooral ook expressionistische kenmerken. Het is minder zakelijk en concreet als Blokken, maar juist visionair en fantastisch. Het vertelt hoe een nieuwe leraar op school geleidelijk het vertrouwen van zijn leerlingen weet te winnen. Deze school wordt op uiterst autoritaire wijze geleid. Directeur Bint wil de leerlingen niet zozeer onderrichten als wel opvoeden tot ‘maatschappelijke reuzen die het land weer groot zullen maken. Om zich heen ziet hij alleen maar neergang en verval, er is geen gezag meer en geen orde. De nieuwe leraar De Bree, een in zichzelf gekeerde man, beziet het genadeloze bewind op school eerst afstandelijk, maar wordt later een fervent aanhanger van Bint. Dit boekje verwekte in 1934 veel opschudding in de linkse kring. Bordewijk zou een fascistische indoctrinatie op scholen te bepleiten. Dat is onjuist, want Bordewijk beschrijft alleen het verschijnsel en laat ook zien dat het faalt.
Karakter
Ook dit is een boek in dezelfde stijl. Ook hier gaat het om macht, maar nu van een vader over zijn zoon. De vader werkt hem op allerlei mogelijke manieren tegen, maar aan het slot wordt gesuggereerd dat hij op die manier in zijn zoon een tomeloze ambitie heeft opgewekt om zijn doel te bereiken.
Nieuwe zakelijkheid
De nieuwe zakelijkheid ontstond in de jaren ’20 in Duitsland rond het Bauhaus, een opleidingsschool in Wimar voor kunst en architectuur. Het principe was functionalisme: dingen moesten doelmatig zijn, vorm aangepast aan de functie. In de literatuur zie je dit doordat schrijvers van deze stroming geen overbodige versieringen aanbrachten in hun verhalen. Het wordt wel de parlando-stijl genoemd: geschreven zoals met alledaags sprak, zo veel mogelijk de ‘praattoon’ benaderend. Het was een kritische literatuur, vooral t.o.v. het fascisme. In 1933 waren er veel boekverbrandingen, waarbij alle kritische literatuur werd verbrand. Nazi-Duitsland verlangde een ‘begrijpelijke’ literatuur, en aan die eis voldeed de nieuwe zakelijkheid. Maar omdat alle dictaturen nationalistisch zijn, verlangen ze tevens een * volkse’ literatuur, waarin het volk zich kan herkennen en de nationale waarden worden opgehemeld. Vreemde invloeden worden uitgebannen en kritiek wordt niet geuit. De nieuwe zakelijkheid voldeed hier niet aan dus daarom moest deze verdwijnen.
Forum
Dit tijdschrift werd opgericht in 192, en werd geleid door Menno ter Braak en Eduard du Perron. Het literaire tijdschrift verkondigde de opvattingen van de nieuwe zakelijkheid. In de literatuur ging het volgens Forum niet om de vorm, maar om de inhoud. Goede literatuur hoeft niet ingewikkeld in elkaar te zitten, maar moet wat te zeggen hebben. De leus was “Niet de vorm maar de vent”, bedacht door J.C. Bloem. Het wordt daarom ook wel het ventisme genoemd. Forum was een groot succes en in de vier jaargangen werden onder andere romans van Elsschot, Slauerhoff en Vestdijk gepubliceerd, alsmede gedichten van Elsschot, Marsman, Du Perron, Roland Holst, Slauerhoff en Vestdijk. Het beste van de literatuur in die jaren.
Literatuur na WOII
In de periode na WOII verscheen in diverse vormen veel literatuur waarin die oorlog direct of indirect aan de orde kwam:
Directe ervaringen aan de oorlog of de periode direct daarna (soms in de oorlog uitgegeven, meestal – lang – daarna). Bijv. Het Bittere Kruid (Marga Minco), Niet Verstaan, Quarantaine (G.L. Durlacher), De Nacht der Girondijnen (J. Presser), Kinderjaren (J. Oberski)
Reflecties: In de latere decennia gaat het vaak om reflecties van de auteur; wat betekent de oorlog voor de auteur ‘nu’? Bijv. Bezonken Rood (Jeroen Brouwers), Het Verdriet van België (Hugo Claus), De Kip die over de Soep Vloog (Frans Pointi), Tralievader, Twee Koffers Vol (Carl Friedman).
In de jaren ’60 t/m nu is de WOII ook vaak thema of decor en spelen directe ervaringen – als die er al zijn – niet of nauwelijks een rol. Bijv. De Donkere Kamer van Damocles (W.F. Hermans), De Aanslag (H. Mulisch), Pastorale (S. Vestdijk)