- De 17e-eeuwse stad stonk, was te luid en te druk. Haar cruciale functie als marktcentrum had tot een reeks van speciale economische regelingen voor de handel geleid. Toch verdiende het haar reputatie als een plaats van mogelijkheden en vrijheid
- In centraal en West-Europa: meeste steden een graad van zelfbestuur
- Gedurende de 30-jarige oorlog en de periode van geconsolideerd absolutisme na 1660 => vele steden waren naast economische motors ook structurele innovators
Verenigde Provinciën:
- succesverhaal (op vlak van financiën, specialisatie, handel…), maar ook: inlandse steden groeiden niet gelijkmatig + pauperisatie (bv. In textielstad Haarlem)
- Het ‘Nederlandse economische mirakel’ vertraagde rond 1675. De verstedelijking besloeg 40 % v.d. bevolking
“bourgeois republiek”
- De term “bourgeois republiek” heeft enigszins betrekking op de grote maritieme stadsstaten met grote autonomie (bv. Venetië - Hamburg - Amsterdam)
- Steden leefden op controle van leveringsnetwerken voor voedsel, arbeid en grondstoffen
- Geen egalitaire gemeenschappen – gerund door oligarchieën van patriciërsfamilies
- Venetië, Hamburg & Amsterdam: combineerden voordelen van maritieme handel + verwarring in politiek => stabiliteit en voorspoedigheid
Venetië
administratieve efficiëntie en effectief sociaal beleid = langdurige interne stabilitei
Amsterdam
- snelle groei na 1585
- nooit echt onafhankelijk, maar domineerde ofwel de gehele politiek of verdedigde haar interesses vurig
- hoge graad van consensu
Hamburg
- Opmerkzaam overleven als onafhankelijke stad
- Een eiland van voorspoedigheid binnen de zee van verwoesting (30-jarige oorlog)
- Trok muzikanten, vakmannen en scheepvaartsondernemers aan
- Veilige haven voor religieuze vluchtelingen
ó administratieve centra in natiestaten
- Madrid als vreemdste vb. van snelle groei enkel gebaseerd op de noden van het koninklijke hof
- Versailles na 1682 geobsedeerd met sociale status en patronage
- Normaalgezien gingen economische logica, sociale diversiteit en administratief belang hand in hand => wrijving tussen noden van families werkachtig in de administratieve/militaire sector ó families werkachtig in financiën, handel & nijverheid
à belangrijke groep: administratief, militair en aan het hof gerelateerd personeel
Londen
- kritieke economische & politieke functies
- verdubbeld tussen 1600 & 1650
- bevatte het hele sociale spectrum (hoge adel, rechters, nijverheidswerkers…)
- eindeloze mogelijkheden voor personen die hun ideeën wilden uiten (religie, vrouwelijke artiesten..)
- plaats voor criminele activiteiten
Elke stad = spiegel van de gemeenschap => het oosten:
Moskou
- Stedelingen ontbeerden gezamenlijke autonomie
- Sterk gebonden door universele diensteise
Oost-Centraal Europa (Polen, Hongarije…)
- Stedelijke ontwikkelingen had oudere wortels maar werd achteruitgesteld tijdens de 17e eeuw door oorlog en verstrengde controle door de adel
politieke dominantie van de steden door de staat ¹ exclusief Oost-Europees fenomeen
- pogingen van Lodewijk XIV tot inperken van de onafhankelijkheid van Franse steden, zelfde zien we zelfs in Brandenburg-Pruisen & Frankfurt
De meeste succesvolle Europese steden waren ofwel politieke hoofdsteden die voordeel ondervonden van de effecten van de staatsgroei, of maritieme havens wiens voorspoedigheid hen in de mogelijkheid stelde hun politieke autonomie te beschermen
Armoede, landloperij en criminaliteit
- Kort na de Revolutie in Engeland van 1683 verdeelde Gregory King een schatting van de gehele bevolking van Engeland en Wales, verdeeld in 25 categorieën, om de sociale piramide van 1688 voor te stellen
- er was één duidelijke horizontale scheidingslijn, helemaal onderaan: hij splitste de bevolking in degenen die “de rijkdom van het koninkrijk verhoogden” en deze die ze “verlaagden” – betekenend: degenen die rijk genoeg waren om te sparen, en degenen die te arm waren
- Te arm: arbeiders, zeelui, soldaten, dienaars, armen, landlopers, dorpelingen.
- De armen: meer dan de helft v.d. bevolking
- Frankrijk: 10% bedelaars, 50% bijna-bedelaars, 30% zeer slecht gestelden
- Veel van de vroegmoderne wetgeving verdrong de symptomen van armoede eerder van ze te verhelpen
- Elk Europees land had een wet tegen landloperij
- Protestants Europa: aalmoezen waren verboden. Kinderen werden opgeleid om werk te verzekeren; er werd werk gecreëerd voor diegenen die geschikt waren om hun loon te verdienen
- Dit legislatieve kader bleef gehandhaafd tot de 18e, maar met variaties (Bv: Elizabethaanse armenwet: armenbijdrage geleverd door degenen die zich het konden veroorloven)
- Ook liefdadigheidsinstellingen
- Katholiek Europa: Privé-caritasinstellingen bleven dominant
- Frankrijk: vanaf 1662 in elke stad een armenhuis + andere instellingen => meer dumpplaatsen voor alle soorten vagebonden => gevangenissfeer
- Er is weinig bewijs dat men toen conjuncturele armoede[1] erkende of dat men de enorme gevolgen van instabiele graanprijzen op de rest van de economie erkende; men gaf de schuld aan armoede en vagebonden
è Het antwoord van de nationale en lokale overheden tijdens de 17e eeuw leidden vaak enkel tot criminalisering van de conjuncturele armoede. Bewijs zijn de vele voorstellen voor het oprichten van arbeidshuizen, ontworpen om bedelaars en vagebonden uit het straatbeeld te verwijderen. Het productieve werk van de geïnterneerden werd gebruikt om financiële zelfvoorziendheid te bereiken.
- Verslagen over de criminaliteit uit de vroegmoderne tijd vertellen ons waarschijnlijk meer over het gedrag van de autoriteiten dan de eigenlijk aard van de misdaden. Zeker is dat niet alle misdaad verbonden was aan armoede, en niet alle misdaad een vorm van sociaal protest was.
- Kruimeldiefstallen stonden waarschijnlijk in relatie met de korte termijn economische instabiliteit
- Diefstal e.d. waren meestal niet-gewelddadig en opportunistisch => vaak werden kruimeldiefstallen niet zwaar berecht
- Veel van de terugkerende legislatie tegen vagebonden was wss. Een reactie tegen de veronderstelde misdaad van de mobiele armen, die weinig connecties hadden en zo een gemakkelijk doelwit voor vervolging/deportatie/gedwongen arbeid waren.
D. Rellen en sociale controle
[1] Armoede door schommelingen in tewerkstellingen door instabiele economie