Toussaert, J.
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Reageer als eerste!
Schrijver van ‘Le sentiment religieux en Flandre à la fin du moyen – âge’ (1963), een pionierswerk op vlak van de kwalitatieve benadering van de religieuze geschiedenis.
Schrijver van ‘Le sentiment religieux en Flandre à la fin du moyen – âge’ (1963), een pionierswerk op vlak van de kwalitatieve benadering van de religieuze geschiedenis.
Stelde samen met Tom Verschaffel in ‘De vreugden van Houssaye’ (1992) dat geschiedenis nutteloos is, maar door het narratieve element ervan toch een behoeft aan historisch inzicht bevredigt
- Amerikaans socioloog, vertolkte de analyse van de representatieve organen (standen) in ‘The Vendée’ (1964), een studie over de Franse contra – revolutie uit 1793 in West Frankrijk en in ‘The contentious French’ (1986), een studie over de sociale onrust in Frankrijk sinds de XVII
- Hij onderscheidt in ‘Big structures, large processes, huge comparisons’ (1985), een werk over het kernthema van de Europese geschiedenis na 1500: de opmars van het kapitalisme en processen van staatsvorming:
“ coercion intensive path”: dwangmiddelen geven de doorslag
stelt dat de mens de maat van alle dingen is, en verklaart oorlog vanuit dominante persoonlijkheden
- schreef in de Oudheid over zelf beleefde gebeurtenissen, maar kende zichzelf toch de titel van historiograaf toe
werkte volgens these – antithese, en analyseerde zijn personages psychologisch
Lid van het nationaal museum in Kopenhagen die de basis legde voor de drieperiodenindeling steen- brons- en ijzertijd
- in zijn ‘The Making of the English Working Class’ (1963), een vroeg en merkwaardig voorbeeld van het koppelen van marxistische tradities en ‘nieuwe sociale geschiedenis’ aan de actuele trends van cultuurgeschiedenis, verschoof hij het accent van structuur naar cultuur door te stellen dat ‘sociale klasse’ geen conditie was, maar een culturele productie, gemaakt door mensen uit elementen van hun levensloop
post – marxist, weekte zich los van het determinisme en huldigde een humanistische aanpak, spaarde geen kritiek op de these van een al te mechnanistisch verband tussen de sociaal – economische ‘onderbouw’ en de ideologische ‘bovenbouw’