William Shakespeare (1564-1616)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1026 keer
Biografisch
Uit stedelijke burgerij, vader was boerenzoon en wolhandelaar; Latijnse school van Stratford: leert er klassieke retorica
Artistieke ontwikkeling
- 1e fase: 1588-1594
- Epische gedichten; lyriek conform de smaakconventies van zijn aristocratische broodheren
- Toneelwerken: naar klassieke voorbeelden (mythische figuren)
- 2e fase: 1595-1600
- eerste belangrijke sonnetten
- succesvol theatermaker: The Globe, Chamberlain's Men
- stukken worden individueler, meer invloed burgerlijke smaak: hangt niet meer zo af van de smaakconventies van de aristocratie
- koningsdrama's: individualisme: aandacht persoonlijke problematiek heersers (angst en onzekerheid, probleem van orde en chaos)
- Tragedie: Romeo en Julia
- Lichtvoetige en optimistische blijspelen met sterke escapistische tendens (exotische kostuums, zuiderse decors)
- 3e fase: 1600-1608
- Pessimistischere werken: persoonlijks tegenslagen (vader sterft), politieke tegenslagen (beschermheren vallen in ongenade)
- Tragedie
- Thema: psychologische gegevens (geldingsdrang, machtshonger, jaloezie)
- Tragische helden als hoofdfiguren (Caesar, Othello, Hamlet)
- Toch nog humor en ironie (nar): restant volkse inspiratie van het Engelse drama
- Confrontatie oude aristocratische gewoontes en nieuwe mentaliteit (twijfel, wereldse interesses)
- Blijspelen: minder luchthartige ondertoon, wrange humor
- Laatste fase: 1609-1616
- Toppunt populariteit: meest gevraagde auteur, zijn gezelschap presenteert jaarlijks verschillende stukken
- Tragikomedies:
- Vermenging ernst tragedie met humor komedie
- Noemt ze 'romances'
- Schijn van luchthartigheid en ontspannen toon
Renaissancistische kenmerken
- Individualisme: round character: personage is verscheurd, complexe emoties
- Aandacht voor waarde klassieke tragedies: eigenzinnig → complex
- Classicisme: eind 17e - 18e eeuw: leeft klassieke regels niet meer na, wordt niet meer gespeeld
- Romantisme: wordt volop gespeeld
- Aandacht voor virtuositeit: basispatroon met veel nuances
→ Verschillende lagen:- Simpele spanningslijn
- Persoonlijke laag: psychologische en existentiële problematiek (moeilijker niveau)
- Details: komische elementen met sketches
- Vermenging hoge en lage elementen: vb. komische elementen in tragedies