Willem III tegen Lodewijk XIV
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1079 keer
Het Frans streven naar hegemonie eindigde niet bij de vrede van Nijmegen. Lodewijk XIV ging verder zijn territorium uit te breiden, de andere mogendheden reageerden niet.
Het keerpunt ligt in 1685 met twee belangrijke gebeurtenissen: ten eerste werd in Frankrijk het edict van Nantes herroepen, de Franse protestanten verloren zo een deel van haar rechten. Velen vluchtten dan ook naar de Nederlanden, Zwitserland of andere protestantse landen. Bovendien toonde de herroeping wat Franse hegemonie zou betekenen nl. de dominantie van het Franse katholieke geloof.
Ten tweede overleed in Engeland de Engelse koning Karel II, hij werd opgevolg door zijn katholieke broer Jacobus II. Hij voerde al snel het tolerantie-edict in, waardoor de katholieken, die een zeer kleine minderheid vormden, meer rechten kregen. Jacobus' dochter Mary was getrouwd met Willem III, het zag er lang naar uit dat Willem zijn schoonvader zou opvolgen, tot een mannelijke troonsopvolger werd geboren. De Republiek en de protestanten in Engeland beseften nu dat Jacobus' katholiek bestuur geen kort intermezzo zou worden maar ook na diens dood zou worden verdergezet. De Republiek, bevreesd voor een alliantie tussen Engeland en Frankrijk verdreef Jacobus in 1688 (glorious revolution), Willem III werd de nieuwe Engelse koning.
In 1689 begon een nieuwe oorlog tegen Frankrijk (negenjarige oorlog). Willem III vormde met de Republiek en Engeland samen met de keizer, Spanje en een aantal Duitse vorsten een alliantie. Maar zelfs dan was de vrade van Rijswijk in 1697 niet onvoordelig voor Lodewijk XIV. Wanneer koning Karel II van Spanje stierf eiste Lodewijk de kroon op voor zijn kleinzoon. De Spaanse Successieoorlog begon in mei 1702.
In deze periode diende de Republiek haar verantwoordelijkheid als grootmacht op te nemen en bijdragen tot het evenwicht in de Europese politiek. De militaire inspanningen die daarmee gepaard gingen kostte de Republiek meer dan zij uit handel terug kon winnen.
De laat zeventiende eeuwse kunst en cultuur haalde in het algemeen niet meer het niveau van vroeger, drie groten, Vermeer, Spinoza en Bekker werden pas na hun dood naar waarde geschat.