Territorialiteit en centralisme Nederlanden
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1188 keer
Na de dood van Karel de Stoute werd de tegenreactie van het volk op de centralisatie duidelijk. In het ontstane machtsvacuüm greep Frankrijk zijn kans om Bourgondië, Picardië en Artesië in te lijven, de pas bijgevoegde gebieden Gelre en Luik scheurden zicht weer af en in de steden kwamen woedende volksmassa’s in opstand.
De onervaren hertogin ging daarom in op alle eisen van de Staten-Generaal en bezegelde in de “Grote Privileges” (1477) het terugschroeven van de centralisatie. De steden en gewesten kregen een zekere mate van autonomie toebedeeld, en bleven toch trouw aan Maria van Bourgondië, ondanks de druk van de Franse koning. Ook besloten de gewesten die dan nog in de Staten-Generaal zaten om een unie te blijven vormen.
De krachtlijnen van het bestuur van Karel de Stoute blijven gelden in het bestuur van de zestiende eeuw, met wisselend succes. Op buitenlands vlak bleef de vijandschap met Frankrijk, met verschillende oorlogen en vredesverdragen tot gevolg. Hierdoor stortten beide rijken zich deels in de vernieling. Wel waren er goede betrekkingen met Engeland, gebaseerd op economische belangen en de gemeenschappelijke vijandschap met Frankrijk. De Nederlandse unie werd in 1548 geformaliseerd met de officiële oprichting van de Bourgondische Kring binnen het Keizerrijk.