SOCIALE POLARISATIE EN DE STRIJD OM HET BESTAAN: ARMOEDE, BEDELARIJ EN LANDLOPERIJ
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 943 keer
meest omvangrijke groep gemarginaliseerde personen
Vroegmoderne samenleving was een subsistentiemaatschappij : het bereiken van het levensminimum was het socio-economische doel bij uitstek
- armen zijn in die zin personen die er niet in slaagden het absolute vitale minimum te bereiken
- armoede nam in de 2e helft vd 15e E nooit geziene proporties aan
oorzaken
- geleidelijke daling vd koopkracht en levensstandaard
- arbeidsreserve was te groot, lonen minimaal
- prijsstijgingen
- crisissen nav misoogsten
- oorlogscampagnes waarbij de gewassen op het veld werden vernield en de aanvoerwegen geblokkeerd
koopkracht daalde tot ver onder het levensminimum
- crisis van het feodale systeem en het ontluiken vh kapitalisme
- veranderingen in de structuur vh grondbezit
- grote groepen boeren waren landloos en moesten bedelen om te overleven
- kleine en middelgrote producenten werden kapotgeconcurreerd door het kapitalistisch systeem en moesten als loonarbeider aan de slag
plaats van de armen in de maatschappij
- in middeleeuwse en vroegmoderne standenstaat: hadden armen een duidelijk betekenis: rijken konden zo aan naastenliefde doen en zich van hun zielenheil verzekeren
- onderscheid goede- slechte armen
- goede armen: weduwen, zieken, gehandicapten, bewuste asceten uit christelijke overtuiging
- slechte armen: werkbekwame personen zoals onderbetaalde loonarbeiders of werklozen
alleen de goede armen konden aanspraak maken op liefdadigheid
- ommekeer in de houding tov armen nav de exponentiële vermeerdering ervan
- verloren hun religieus belang
- maatschappelijke orde leek bedreigd
- voorwerp van wantrouwen van meer gegoede stadsbewoners en het rechtsapparaat
- gecriminaliseerd: vagebonden werden gevaarlijke personen en verdacht van diefstal en banditisme
strenge repressie vd armen vanaf midden 15e E
- exemplarische straffen moesten afschrikken
- repressieve maatregelen gecombineerd met hervorming vd liefdadigheid
- lijsten van goede armen miserabilis personae
- liefdadigheidsinstellingen onder hoede van lokale autoriteiten
- gebod om gecentraliseerde kassen (= gemene beurzen of aumône générales) te subsidiëren
- veel weerstand bij de rijken, zij moesten bijdragen aan anonieme organisaties
- symbolische betekenis ging verloren en was dan ook veel minder populair
- echter ook lang nog volkse solidariteit met allerlei marginalen en specifiek vagebonden
mensen beseften door de crisissen dat hun eigen positie ook erg kwetsbaar was