Opkomst van het christendom
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 984 keer
Jodendom: De joden geloofden maar in één God. De joden hadden regels waarnaar de mens moest leven. De Tien geboden zijn de bekendste. Het belangrijkste heiligdom van de Joden is de tempel in Jeruzalem.
Tanach: De Joodse bijbel. De christenen noemen dit: Het oude testament: Het is een verzameling van boeken, waarvan de eerste 5 de belangrijksten zijn. Die heten samen de Torah (de wet).
Onder de koningen David en Salomon (1000 voor Chr.) Leefden de Joden in een onafhankelijk koninkrijk, maar ze werden overheerst omdat ze een klein volk vormden door de o.a. de Egyptenaren en de Perzen. Een verlosser was toen nodig die het koninkrijk van David weer moest herstellen. Nadat de Joden een opstand tegen het Romeinse rijk (ze waren inmiddels ingelijfd) zagen mislukken vluchtten de joden naar andere gebieden in het Midden-Oosten.
Jezus van Nazareth:
- Hij was een leraar in de tijd van keizer Augustus;
- Sommigen gingen hem zien als de verlosser, die hun ging bevrijden van de Romeinen;
- Hierdoor werd hij veroordeeld door de Romeinse gouverneur: Pontius Pilatus. En aan het kruis gehangen;
- Zijn ideeën werden na zijn kruisiging echter nog steeds verspreid, door zijn leerlingen.
Het Oude en het Nieuwe testament vormen samen de Bijbel van de christenen.
Het laatste Oordeel: Niet gelovigen komen in de hel en gelovigen in de hemel volgens het christendom.
De belangrijkste en oudste sacramenten (heilige handelingen) van het christendom zijn:
- De doop;
- De eucharistie;
- De biecht.
Romeinse bestuurders vonden het niet erg als er andere goden werden aanbaden. Maar het christendom was lange tijd verboden. De Romeinse bestuurders vonden namelijk dat de christenen meer trouw toonden aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer. In 313 werd het christendom toegestaan door keizer Constantijn, die zelf ook christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom zelfs tot enig toegestane godsdienst.
Toen het Romeinse rijk in de 5e eeuw na Christus op bestuurlijk gebied uiteenviel. Bleef de kerkelijke organisatie voor een groot deel gehandhaafd. Bisschoppen: Deze stonden centraal in de kerkelijke organisatie. Paus: Deze stond aan het hoofd van de West-Europese bisdommen.