Ontwikkelingen in het 20e-eeuwse theater
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1349 keer
Toneel: 2e belangrijkste 20e-eeuwse genre, bouwt ook voort op realistische en naturalistische traditie, voortzetting dramatische visie van Ibsen
A. Modernisering van het antieke drama
Verrijken onveranderlijke van de thematiek van de tragedie met nieuwe filosofische interpretaties (vooral existentialistische wijsbegeerte van Kierkegaard, Heidegger en Sartre)
H. von Hofmannsthal: Elektra (1904)
J. Giraudoux: Amphitryon 38 (1937)
J. Anouilh: Antigone
J.P. Sartre: Les Troiennes
H. Hensen en H. Claus
B. Realistisch-naturalistisch theater
Vooral in Angelsaksische gebieden, geïnspireerd op Ibsen → Ibsensiaanse thematiek (sociale en morele problemen in relatie tot psychologische ontwikkeling van de personges)
Realisme in het Engels theater
- G.B. Shaw: duidelijke invloed van Ibsen (The Quintessence of Ibsenism, 1891), zijn sociale sympathieën verklaren zijn voorkeur voor sociale probleemdrama à la Ibsen, afwijkend daarvan is de komische noot (Pygmalion, 1916)
- Angry Young Men: sociaal-opstandig toneel uit jaren 50
A. Wesker: The Kitchen
J. Osborne: Look back in anger (1956)
H. Pinter: The Caretaker (1960)
Verenigde Staten
- E. O'Neill: aanvankelijk pessimistische thematiek, suggestieve stemming en aan Ibsen refererende dramatische techniek. Later grote naturalistische drama's (Desire under the Elms, 1924). Stijgt vaak uit boven realisme: expressionistische The Emperor Jones (1920) is reis door het onderbewuste, experimentele psychoanalytisch geïnspireerde Mourning becomes Electra. Strange Interlude: revolutionair door gebruik monologen die bewustzijnsstroom van personages weergeven.
- T. Williams: pessimist die in naturalistische sfeer psychische problemen ontleed, veel aandacht voor seksuele complexen, uitbeelden pathologische figuren die hij psychoanalytisch benadert (The Rose Tattoo, 1950-51)
- A. Miller: experimenteert met dramavorm, maar blijft sociaal realist (invloed van Ibsen)
Deze invloed toont zich vooral in retrospectieve drama The Price (1967), centraal staan altijd esthetische problemen: oorlogsprofijt in All My Sons (1947), moderne levensvreugden (succes, geld) in Death of a Salesman (1949: bekritiseert waarden Am. samenleving) - E. Albee: scherp criticus van hedendaagse Am. samenleving (The American Dream, 1960; Who's Afraid of Virginia Woolf, 1963)
C. Avant-gardetheater
In de grote steden op het continent
Bouwt voort op historische avant-gardebewegingen (expressionisme en surrealisme) of sluit zich aan bij problematiek modernistische roman.
Expressionistisch theater
- Uitgangspunt: werk van Strindberg en F. Wedekind
- Expressionisten nemen vooral techniek van het zwerftochtdrama met staties (ontmoetingen) over uit Strindbergs latere werk (De grote landweg, 1909). Centraal in expressionisme: universeel menselijke van individuele gedrag.
- F. Wedekind anticipeert expressionistische voorliefde voor excentrieke, bizarre thematiek die rebellie t.o.v. burgerlijke maatschappij beoogt en gebruik van een open vorm
- Reageert expliciet tegen naturalisme: i.p.v. aandacht voor maatschappijanalyse komt nu pathetische en extatische expressie van een subjectief levensgevoel centraal.
- I.p.v. theatertekst komt nu de actie op de voorgrond, regisseur wint aan artistieke invloed (ten koste van de auteur)
- Voorstelling van een geïntegreerd kunstwerk (Gesamtkunstwerk-idee): belichtings- en kleureffecten, artistiek decorontwerp, afstemmen op elkaar van beweging en woord
- Naast actie ook gebruik van symbolische elementen die naar subjectieve levensgevoel wijzen
- Revolutie dramatiek: literatuurwetenschap heeft niet meer laatste woord bij beoordeling modernistisch theater
- Vernieuwing door 2 theaterfenomenen
- Hoftheater van Meiningen: zorg voor regie, spel en décor liet sporen na in bv. het werk van Fransman Antoine, Russische Meyerhold en Stanislavski en Berlijnse regisseur M. Reinhardt
- Politiek theater van E. Piscator: experimenteerde voor het eerst met theatervormen waarin het woord werd opgenomen in een geïntegreerd kunstwerk, integratie ten dienste van een politiek doel: emancipatie van lagere bevolkingsgroepen.
- Bekendste vertegenwoordigers van expressionistisch drama: W. Hasenclever, G. Kaiser en E. Toller
- Kaiser: Die Bürger von Calais (1914): poging om nieuwe mens gestalte te geven
- Toller: meest revolutionair en politiek-geëngageerde auteur, eigen revolutionaire ervaringen lagen aan basis van Masse Mensch (1921: klacht over verarming massa's) en Die Maschinestürmer (1922: geënsceneerd door M. Reinhardt)
- Invloedrijkste dramaturg is ongetwijfeld B. Brecht: aanvankelijk in spoor expressionisme, vond later eigen weg.
- Expressionistisch: Baal (1918: lyriek in theatertekst geïntegreerd) en Mann ist Mann (1926)
→ baalischen Weltgefühls beheerst zijn vroege periode - Door politieke polarisering in Berlijn van Interbellum en werk van Piscator krijgt zijn werk politiek karakter: poogt Marx' historische materialisme om te zetten in theatervorm, wil publiek tot reflectie dwingen en bijdragen aan emancipatie lagere bevolkingslagen
- Fascisme drijft Brecht in ballingschap => antifascistische stukken als Furcht und Elend des dritten Reiches (1937) en Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui (1941)
- Na 1940: ontstaan Lehrstücken: toneelwerk dat didactisch-politieke bedoeling heeft en uitgaat van universele problematiek: Leben des Galilei (1938: conflict wetenschap en geloof), Mutter Courage und ihre Kinder (1939: mechanismen oorlog blootgelegd)
- Expressionistisch: Baal (1918: lyriek in theatertekst geïntegreerd) en Mann ist Mann (1926)
- Brecht noemt zijn voorstellingen vormen van Episches Theater (in theoretisch werk Kleines Organon für das Theater, 1948): poogt verhaal te vertellen en tegelijk illusie van het vertellen te doorbreken. Doorbreken van esthetische illusie gebeurt met vervreemdingseffect (waarnemingsgewoonten toeschouwer worden vervreemd door af te wijken Aristotelisch Theater, daardoor kan de toeschouwer tot een zekere vorm van politiek bewustzijn komen, het politieke bewustzijn wordt zoals bij Marx verbonden met positie van het individu in het gebeuren, individuen die buiten het gebeuren staan komen spontaan tot nieuwe inzichten)
- 3 technische ingrepen liggen aan basis Brechtiaanse vervreemdingseffect:
- open vorm, inlassen van verklaringen, liedjes, aankondigingen en commentaren → publiek vervreemden van theatrale illusies; het verhaal cumuleert niet in een afsluitende slotscène, maar wordt van in het begin regelmatig samengevat.
- Theater elitaire karakter ontnemen door populaire cultuurvormen te integreren: beroep op elementen uit volkstheater (vaudeville-elementen) en volksmuziek (moritaten-gezangen)
Beste vb.: Die Dreigroschenoper (1928), op basis van J. Gay's Beggar's Opera uit 1728) - Ingaan tegen Aristotelische eis van identificatie: klassiek theater wil medelijden of afgrijnzen bewerken om loutering te verwezenlijken; Brecht stelt alles in het werk om het toeschouwer onmogelijk te maken zich met het hoofdpersonage te vereenzelvigen: de acteurs leven zich niet langer in hun rol, tonen duidelijk dat hun personage fictief is)
- 3 technische ingrepen liggen aan basis Brechtiaanse vervreemdingseffect:
H. Müller en P. Handke tonen aan dat expressionisme tot op vandaag leeft.
Surrealistisch theater
- A. Artaud: aspecten van surrealisme: antiburgerlijk karakter, voorliefde voor karikatuur en zwarte humor; wou toneel terug sacraal karakter geven: theater moest wreedheid van het bestaan ongedwongen weergeven en daarom rol van het woord reduceren en fysieke taal herwaarderen
- Artauds uitgangspunten worden verwezenlijkt in werk van J. Genet: auteur die in burgerlijke leven aan de zelfkant stond, zoekt thematiek in het abnormale, perverse en kwade, die hij verheerlijkt en een mystieke betekenis aan geeft (Les Bonnes, 1946 en Les Nègres, 1958)
- M. de Ghelderode: benadrukt sacrale en rituele functie van het theater, oorspronkelijk expressionistisch, evolueerde naar surrealistische visioenen met barokke fantasie, doodsobsessie en tragikomische aspecten (Le Ballade du grand macabre, 1935)
- Zwitser F. Dürrenmatt: collectieve schuld van moderne mens verklaart het individu onschuldig, tragiek is op vlak van individu niet meer mogelijk (Theaterprobleme, 1955) => theater moet zich beperken tot komische parodie (Romulus der Grosse, 1949)
- F.G. Lorca: stichtte in 1932 en leidde universitaire reizende theater La Baracca
Bloedbruiloft (1933): donker drama over liefde en dood, in een landelijk milieu
Yerma (1934): sterk lyrisch drama
Het huis van Bernarda Alba (1936): tragisch eindigend verhaal omtrent eer van een jong meisje.
Modernistisch (existentialistisch geïnspireerd) theater
- L. Pirandello: tragisch aspect, hoewel hij zijn stukken komedies noemt, verzamelt werk onder Naakte Maskers om dramatische visie gestalte te geven: tegenstelling in mens tussen schijn en wezen
- Treffendst in Hendrik IV (1922) en Zes personages op zoek naar een auteur (1921)
- Latere stukken: pessimistisch: Wanneer men iemand is (1933: beroemde schrijver die gevangene is van zijn roem)
- J.P. Sartre: Huis Clos (1944)
- S. Beckett
- Absurd Theater
Andere vormen van avant-gardetheater
Performance, Living Theatre, Postmodernistisch theater