Luikse Revolutie 1780 - 1814
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1176 keer
De oorzaken van de onrust in Luik vertonen gelijkenissen met die in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, maar toch zijn er ook specifieke zaken die samengingen met de situatie van het prinsbisdom als onderdeel van het Keizerrijk. Onder de prinsbisschop F. C. de Veldbruck (1772 – 1784) hadden de verlichte opvattingen ruim weerklank. Onder zijn opvolger C. F. van Hoensbroeck (1784 – 1792) veranderde dit: wantrouwen, censuur en afwijzen van nieuwe ideeën. Een banaal conflict deed het vuur in de plan slaan.
In het kuuroord Spa bezaten twee casino’s een monopolie, dit werd door de prinsbisschop erkend. In 1785 wilde iemand een 3de speelzaal oprichten, de regering weigerde dit. De ondernemer ging in beroep bij de hoogste beroepsinstantie van het Duitse Rijk. Dit conflict escaleerde tot een protest tegen de autocratische bestuursvorm van het prinsdom. De oppositie organiseerde zich in 1787 in de Société patriotique. De adel steunde aanvankelijk de protesten.
Brede lagen van de bevolking werden betrokken bij het conflict door propaganda die tegen de fiscale privileges van de eerste twee standen gekant was. Door de revoluties in het buitenland was de prinsbisschop geneigd tot toegevingen: in 1789 ontnam hij een aantal privileges van de eerste twee standen. Dit kwam echter te laat en tijdens een volksoproer werd het zittende bestuur vervangen door spontaan verkozen burgemeesters.
In hun enthousiasme voor de veroverde vrijheid verzaakten de geestelijkheid en adel aan hun fiscale privileges. De eensgezindheid verdween al snel en er kwamen botsingen tussen de eerste en tweede stand die het hervormingsproces in hun voordeel trachten te buigen en de derde stand die het volk een ruimer aandeel in het bestuur wilden geven.
De hoogste beroepsinstantie, het Reichskammergericht, was onder indruk van de revolutionaire dreiging en probeerde de revolutionaire beweging in te dijken. In 1789 besliste men dat alle hervormingen die niet door de prinsbisschop getroffen waren terug geschroefd moesten worden. Pruisen handelde op eigen houtje en nam Luik in. De prinsbisschop weigerde echter in te stemmen met gelijk welk compromis, waarna Pruisen zijn mislukking moest toegeven en het Luikse grondgebied verliet. Toen het nieuwe regime verder radicaliseerde zijn veel behoudsgezinden geëmigreerd.
Na de teleurstelling in Pruisen overwoog men om in te gaan op de toenaderingsvoorstellen van de Brabantse agent Van der Noot. Sommigen hadden als doel de twee opstandige gewesten te verenigen in één republiek als onderdeel van het Duitse Rijk, dit was echter niet realistisch.
Op de conferentie van Reichenbach werd het lot van de Luikse revolutie bezegeld. De revolutionairen verwierpen elk voorstel tot onderwerping en stelden een eigen regent aan die te toenadering tot Frankrijk moest gestalte geven. Nadat Leopold II de Oostenrijkse Nederlanden had veroverd trok hij naar Luik, waar de opstandelingen zich in 1791 onderwierpen. Prinsbisschop Hoenbroeck kwam weer terug en organiseerde een harde repressie.
De Luikse revolutie mislukte door dezelfde redenen als de Brabantse: innerlijke tegenstellingen en gebrek aan buitenlandse steun. Toch bewees het gebeuren dat brede lagen van de bevolking voor vernieuwing waren.