Logo
Print deze pagina

Hoofdstuk 3 – THEOLOGIE DER VERLICHTING

Deel dit artikel:

§1. Oriëntatie

In de polemiek ‘de rede en haar gezag in godsdienstzaken’ die men voerde, betoogde Hemert: God heeft zich, zoals Paulus ook zegt, door de werken van de natuur in voldoende mate geopenbaard. Hadden de mensen de natuur maar vlijtig bestudeerd en geluisterd naar de stem van de rede, dan zou een nadere openbaring overbodig geweest zijn. In deze gedachte is de rede niet door de zonde bedorven, waardoor de openbaring wel boven de rede uit kan gaan, maar nooit tegen de rede in kan gaan. Bornet, die tegen Van Hemert de overgeleverde kerkleer verdedigde, wees er op, dat de gelovigen aan Christus niet alleen een nadere kennis van Gods wil en de toekomstige zaligheid te danken hebben, maar dat het om verzoening en verlossing gaat. Echter, beiden geloofden in de redelijkheid van de openbaring. Kenmerkend voor de 19e eeuw zou zijn ‘een supranaturalisme met een sterk rationalistische inslag en een rationalisme dat voor excessen werd behoed door supranaturalistische elementen’. Men hield het op ‘gezond verstand’ en theologen beoefende weinig filosofie. In de dogmatiek bleef de verhouding van rede en openbaring een van de meest besproken vraagstukken. De nadruk kwam te liggen op de notitia, openbaring als mededeling van een reeks waarheden. Muntinghe: geloof mag niet verlaagd worden tot de rede, maar ook geen mysteria waar de rede niet bij kan komen. Deze rationele inslag zorgde ervoor dat de geldigheid van de inspiratie verviel. De geloofwaardigheid kon alleen worden gehandhaafd op rationele gronden: de axiopistie, of wel de geloofwaardigheid van de bijbelschrijvers. In de christologie vond een vermenselijking plaats. De intellectualistischmoralistische denkwijze vestigde de aandacht op leer en voorschriften van Jezus. Men dacht over Hem in Ariaanse zin. De triniteitsleer werd afgewezen en aan de eschatologie werd niet meer gedacht. Ook de klassieke satisfactieleer was een probleem, want dit paste niet in de optimistische antropologie van de Verlichting. De termen nam men over, maar werden uitgehold. Het klassieke protestantisme ging nog uit van de bijzondere openbaring als de lichtende lijn in het zwarte vlak van de zonde, maar hier wordt zij een onmisbare versterking en aanvulling van menselijk licht.

§2. Apologetiek en herenigingspogingen

In deze tijd ontstonden verschillende instellingen en genootschappen ter verdediging van de christelijke godsdienst. De twee belangrijkste waren: Teylers Genootschap (1778) en het Haagsch Genootschap (1787). Het ging om de grondvragen van de theologie. In de antwoorden die werden ingezonden, werd met redelijke argumenten de voortreffelijkheid van de openbaring boven de rede en boven de godskennis van andere volkeren gesteld. Doordat de confessie minder bepalend werd, ging ook het onderscheid vervagen tussen verschillende kerkgenootschappen. Een unificatiepoging werd ondernomen door de Remonstrantse Broederschap. Dit leverde weinig op, want de Hervormden waren tegen. In de afwijzing klinkt opmerkelijk genoeg een oud Dords geluid door. Kennelijk was de neologie lang niet zo sterk tot de gemeenten doorgedrongen als aan de universiteiten. Een particuliere poging werd gedaan door Christo Sacrum, een groep van jonge mensen uit de Waalse gemeente in Delft. Men wilde kerkgenootschappen verenigen, maar ze werden door zowel de Waalse als de Hervormde kerk onder censuur gezet. Ook van overheidswege vonden herenigingspogingen plaats. Dit was vooral vanwege het staatsbelang; men probeerde rust te krijgen, maar erg succesvol was het niet.

§3. Andere vormen van samenwerking

Niet bedoeld als vereniging, maar als teken van oecumenische verbondenheid. De koning b.v.: met hulp van de paus tot een betere wereldorde komen. Van meer realiteit en duurzaamheid getuigden de interkerkelijke en interconfessionele samenwerking op gebied van zending en bijbelversprijding. Vo o r de scheiding van kerk en staat had de overheid zending als haar taak gezien. De Verlichting zwakte dat besef af. Pie tisme en methodisme kwamen met een geheel nieuw besef van zending. Ook: Nederlandsch Bijbelgenootschap in 1814, interconfessioneel.

§4. De psalmberijming en de Evangelische Gezangen

Psalmberijming in 1773 en Evangelische Gezangen in 1807. Neerslag van de Verlichte theologie. Men wilde een bruikbaarder berijming dan Datheen. In eigen tijd zeer geroemd, maar later te breedsprakig bevonden. Met moralisatie, deugd en vroomheid werd de plank misgeslagen. Initiatief lag bij de Provinciale Synoden (die er een commissie voor instelden), benoemd door de Provinciale Staten. Verlangen naar een gezangenbundel werd sterker. Twee tendensen: behoefte aan vervuld evangelie; Verlichte geringschatting voor het OT-lied. In de Kerk had men het altijd met heel weinig gezangen moeten doen o.i.v. Calvijn (alleen het door de Geest geï nspireerde mag worden gezongen). De nieuwe gezangen waren soms typisch Verlicht, of pie tistisch-moralistisch. Ook wel niet al te tijdgebonden liederen. Liederen gaan niet terug tot voorbij 18e eeuw. Gemeenten reageerden tegen de verwachting in gepikeerd: sinds wanneer mag een P.S. een besluit van de G.S. Dordt ongeldig verklaren? Klachten over mensenwerk – Gods werk (psalmen). Typische conflictsituatie: vrijheid in de leer, heel tolerant, maar verzet tegen synode uit den boze. Er was hoop dat Willem I de gemeenten van de gezangenplicht zou bevrijden. Dat gebeurde niet. Synode kan zich niet beperken tot uiterlijk bestuur. Liturgie is een zaak van innerlijke structuur. Protest tegen de gezangenplicht ing samen met strijd om de waarheid in geloven en belijden!

§5. Bemoeienis met de liturgie

De nieuwe synode moest zich wel met de leer inlaten vanwege een liturgische kwestie m.b.t. voorbereiding voor het Avondmaal (1817). Daarbij werden de vragen veranderd: gelijkstelling van Heilige Schrift met Gods Woord is verruimd tot Gods openbaring vervat in de Schrift; algehele zondigheid van de mens vervangen door iets optimistischer (Verlicht) mensbeeld.

§6. Quia of quatenus

Veroorzaakte diepe onrust in de kerk. Zelfde theologische verschil. Ging om de proponentsbelofte. Algemeen Reglement veranderde het ondertekeningsformulier. Verandering van toon. Enerzijds wilde men zich aanpassen aan de veranderde tijdgeest, anderzijds wilde men inhoud geven aan de `handhaving harer leer'. Een compromis dat zeker moeilijkheden moest opleveren. Ondertekening gevraagd niet van de Formulieren van Enigheid, maar van de leer erin vervat. Aangenomen formulieren’ liet bewust de mogelijkheid open om de Dordtse Canones en Walcherse artikelen niet mee te rekenen. Leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord' moeten de drie formulieren worden aangenomen, omdat zij overeenstemmen met Gods Woord of voorzover zij daarmee overeenstemmen? Quia of quatenus (strijdvraag in heel de 19e eeuw). De synode wijzigde de ondubbelzinnigheid van 1619 en wilde dus ruimte maken voor de quatenus-interpretatie. Beroep op art. 7 NGB (niets is gelijk aan Gods Woord) was in dezen al mogelijk. Maar omdat er geen apparaat was om belijdeniskwesties te behandelen, werd de beoordeling quia of quatenus overgelaten aan het persoonlijk oordeel. Term `Gods Heilig Woord' onduidelijk. Is de Heilige Schrift Gods Woord of bevat zij Gods Woord?

§7. Eerste reacties op de nieuwe situatie in de kerk

Kernwoord: kritiek op 1816. Nicolaas Schotsman, Eerezuil ter nagedachtenis van de te Dordt gehouden Nationale Synode (1819): niet tegen AR 1816, wel eer aan de Dordtse Synode vanwege haar gestelde binding aan de belijdenis. Interpreteerde 1816 als quia en dacht ook dat dit de bedoeling was. Anoniem, Adres aan al mijn Hervormde Geloofsgenooten (1827): nieuwe ondertekeningsformulier ondermijnde listig en subtiel de leer. Zinspeelt op mogelijkheid van afscheiding. Vanwege storm van kritiek maakte hij zich bekend: Dirk Molenaar. Daarna hield hij zich gedeisd. Isaa c da Costa, Bezwaren tegen den Geest der eeuw (1823): nog feller getint. Verklaart de oorlog aan de tijdgeest. Typisch contrarevolutionair geschrift.

§8. Optimisme en bezorgdheid in de synode

Laatste uiting van het bedaarde optimisme was van de preses van de synode van 1833, Donker Curtius. Zijn optimisme werd niet algemeen gedeeld. Er was bezorgdheid over een `geest van separatie'. Ee n jaar later de Afscheiding. Kort tevoren de Groninger theologie. Nieuwe manier van theologiseren, nog dieper dan rationalistisch supranaturalisme en hechter fundament onder de geest van verdraagzaamheid. Tevens gaande het Réveil.

Copyright © 2019. All rights reserved.